Wie op de weg is wordt waar – symposionvoordracht van Peter Huijs

BESTEL HET SCHONE, HET GOEDE, HET WARE

SYMPOSION ODE AAN HET VERLANGEN OP 21 MEI 2023 – INFORMATIE EN INSCHRIJVEN

Midden in het tijdperk van de waan, van de massa-desinformatie en het fake-nieuws, kwam Stichting Rozenkruis met drie symposia over het Schone, het Goede en het Ware. Zij deed dat, omdat zij gelooft dat in die drie abstracte grootheden de diepste grond en het hoogste doel van menszijn ligt. Hieronder volgt de integrale tekst van de voordracht die Peter Huijs verzorgde op het symposion over het Ware, en die is opgenomen in het boek Het Schone, het Goede, het Ware van de Symposionreeks.

WIE OP DE WEG IS WORDT WAAR

Midden in het tijdperk van de waan, van de massa-desinformatie, van het fake-nieuws, het open-ogenbedrog van de banken en de pensioenfondsen kwam Stichting Rozenkruis met een Symposion over het Ware. Midden tussen de dagen waarin het nieuws ons de puinhopen toont van een kapotgeschoten Midden-Oosten, een angstaanjagend hopeloze oorlog in Jemen, om van de gruwelen in Afrika nog maar te zwijgen – hielden wij een dag over het Schone, en om iets werkelijks goeds te noemen zou ik lang moeten nadenken, maar we hielden ook een symposion over het Goede.

Waarom deden we dat? Wat zijn de drijfveren geweest van de Stichting? Of deed zij dat soms uit wanhoop – in een ultieme poging om de kleine drie maal driehonderd mensen een hart onder de riem te steken, dat er ergens, al is het in het onzichtbare, nog iets schoons en goeds en waars over is, iets dat wordt bewaard voor een selecte groep, voor mensen die het gezicht afwenden en aan iets nieuws toe zijn?

In de Stichting hebben wij veel gestudeerd in de wijsheidsboeken, omdat zij het hart verkwikken en het hoofd stof tot nadenken gaven, en de ziel, al is het voor een moment, verheffen. En zoals Jakob Boehme het uitdrukte, hebben wij net als hij ‘de geschriften van veel hoge meesters gelezen, in de hoop de grond en de juiste diepte van de dingen daarin te zullen ontdekken, maar hebben niets gevonden dan een half dode geest –, die zich angstvallig beijvert gezond te worden’, maar niet ‘tot volkomen kracht kon komen’.

Totdat we op een klein boekje stuitten, in 1947 geschreven, waarin iets waars stond. En zo stond het in Is dit een mens: ‘Het is echt waar, het is zover […]. Morgen gaan we naar huis. We staken vuren aan in het bos, en niemand sliep; we brachten de nacht door met zingen en dansen, vertelden elkaar onze avonturen en dachten aan onze verloren kameraden, omdat het de mens niet gegeven is onvermengde vreugden te smaken.’

Dat boek is van de beroemde Italiaanse literator Primo Levi, een verzetsstrijder uit Turijn die in 1943 werd opgepakt en in Auschwitz terechtkwam. Het boek is zo’n beetje Primo
Levi’s sleutelroman, maar kreeg pas in de zestiger jaren betekenis en bekendheid. Het is een eerste reflectie van de auteur op zijn belevenissen in het concentratiekamp, een mijlpaal in de literatuur en richtinggevend voor alles wat daarna over deze onderwerpen is geschreven. En in dit werkje vonden we een sleutel voor het antwoord, waaróm het de mens niet gegeven is het Ware te kennen, of het volmaakt Goede, of het onbesmet schitterend Schone.

Het is passend om ‘is dit een mens’ hier te noemen, omdat het precies aangeeft en uitlegt wat de mens is, of beter gezegd, wat ervan overblijft, als hij systematisch beroofd wordt van deze drie waarden, schoonheid, goedheid en waarheid, die in feite uitmaken wat een mens is. Want zijn het niet juist het goede en het schone, die aan de mens waarde en betekenis geven?

Wat is een mens nog? vraagt Levi zich af, terwijl hij ons verplaatst naar een concentratiekamp. Ik citeer: ‘Wie doodt, is een mens, wie onrecht doet of lijdt, is een mens; geen mens is hij die elk gevoel van grenzen verloren heeft en zijn bed deelt met een lijk. Wie heeft afgewacht tot zijn bedgenoot klaar was met sterven om hem een stuk brood af te nemen, is, ook al heeft hij daar geen schuld aan, verder verwijderd van het model van een denkende mens dan de meest primitieve Pygmee of gruwelijke sadist.’

Een schokkend citaat, zeker aan het einde van deze dag. Onthutsend vooral omdat het laat zien wat de mens is, wanneer hij gestript is van het schone en het goede, en van alles waaraan we als mens iets van waarde toekennen. Maar er blijft wel iets absoluut waars over: de mens als iets levends, dat eten wil. Tot op het laatst, ja, bijna tot voorbij het laatst. We vinden hierin een bewijsgrond voor het feit dat je niet van het concept ‘mens’ kunt spreken, zonder dat deze bekleed is met eigenschappen die hij ontleent aan, of ter beschikking krijgt van onstoffelijke abstracties.

Er zijn meer abstracties dan het schone, het goede, het ware. Caritas is er een, als altruïstische Liefde. Vrijheid en Mededogen zijn twee andere, wellicht zijn er nog meer, denk aan Spraak, en de spiegel van de goddelijke Rede. Misschien is innerlijke Rust, als harmonisch evenwicht er ook een. Zoals ons hart, onze lever, onze nieren essentiële organen zijn in een lichamelijke levende mens, kunnen we de genoemde abstracte waarden op een heel ander niveau organen noemen in het geheel van wat de mens uitmaakt. Net zoals een mens waarin de nieren niet meer werken, zichzelf vergiftigt, verkommert de mens, die de hogere essenties niet ontwikkelt. Innerlijke atrofie is het gevolg.

En terwijl wij als mensen dat lijf met organen bewonen, en het als eigenaar naar eigen goeddunken inzetten en gebruiken, is er in ons toch geen enkel orgaan dat we van of door onszelf hebben verworven. En omdat geen van die menselijke eigenschappen die we zojuist noemden van hemzelf komt, is er dan ook nooit aanleiding voor enig mens, als geïsoleerde entiteit, om zich op de borst te kloppen, voor wat dan ook. Alles wordt geleend, als het ware, om te gebruiken en te benutten. Alles krijgt pas zin en nut en betekenis tegen de achtergrond van andere mensen.

Wat een mens heeft aan schoonheid, goedheid, waarheid, of aan Caritas of aan Spraak, wat we daarvan in ons hebben, dat ‘lenen’ we van die grootse abstracties, die als eeuwige Platoonse ideeën ergens volmaakt waar, schoon en goed staan te zijn. Wellicht ergens in de kosmos, die ze met een glimlach bewaart, en ons voorhield, toen we daar aanklopten: ‘Wordt eerst maar eens zelf waar, en echt goed; en over schoonheid zullen we het beter maar helemaal niet hebben.’

Waarom zou dat toch zijn? Waarom is het de mens niet gegeven het Ware te kennen?
Misschien zijn er meerdere redenen voor. Het Ware kan niet anders dan altijd het geheel zijn, in harmonie met al het zijnde. Het Schone kan niet anders zijn dan het geheel, bekleed met licht, liefde en leven. Het Goede kan niet anders dan dat waarin geen bederf, geen halfdode geest of rotting is. Geen van die dingen is op ons als mens van toepassing. Geen mens kan het geheel zijn. Geen mens kan leven uit zichzelf. Geen mens is onvergankelijk.

Dat is ook de essentie van die gedachte van Georg Wilhelm Friedrich Hegel: ‘Het Ware is het geheel – volmaakt, en immer onderweg.’ Het is de essentie die zichzelf voltooit. Van het Absolute (het Ware, het Geheel) kunnen we zeggen dat het, net als de mens, pas aan het einde is wat het werkelijk is. Toch blijft het Ware altijd aan zichzelf gelijk: absoluut, waar, geheel. En juist hierin ligt de aard van haar natuur: zonder ophouden het echte, het zichzelf worden. Het Ware is een Weg. Woorden als ‘het goddelijke’, ‘het absolute’, ‘het eeuwige’, ‘het Ware’ drukken niet uit wat erin is vervat. Maar wie op de Weg is wordt waar – en begrijpt.’

Nu kunt u misschien tegenwerpen dat het wel mooi en aardig is wat de Stichting ons voorhoudt, zo’n wereldbeeld waarin de mens praktisch niets is en Plato’s ideale wereld alles – maar dat is toch niet zoals ik het ervaar. Ik bén op een weg, die ik zover de omstandighe- den dat toelieten, zelf heb uitgestippeld. En wij zeggen direct: zeker, en dat is een dankzegging waard. Dankzij mensen die zo denken en handelen is er beschaving, en hoe belangrijk is die niet, zoals we gezien hebben. Want hoe beperkt onze beschaving misschien ook is, toch werken daarin die abstracte waarden, en zijn tot een zeker resultaat gekomen. Daardoor is het mogelijk dat alle mensen, of in ieder geval veel mensen, schoonheid, en het goede kunnen herkennen, kunnen ervaren, als iets dat bij hen hoort.

Kijken we nog eens naar de mens, nu vanuit een andere hoek. Enerzijds een verschijning in de harde materiële wereld, met om hem heen een natuur die hem volstrekt vijandig is, die hem volstrekt afwijst, zoals Albert Camus dat zegt. En op een ander niveau, waar hij nauwelijks bij kan, in het abstracte – ideeën als mededogen, liefde, schoonheid, goedheid, waarheid, die hij helemaal niet kan leven, niet waar kan maken. In feite zijn het extreem hoge energieën, aan het bovenaardse, of aan de godheid verwant, zoals Socrates ons voorhoudt, die op die lange weg naar het Ware geen andere bedoeling kunnen hebben dan van de wereld een sieraad te maken, een ‘kosmos’ als schoon geheel of juweel.

Ziet u met ons in dat we daarmee in een enorm brandgevaarlijke situatie geraken? Extreem brandbaar materiaal, die hoge energieën; wie verstandig is, wil hier zijn vingers niet aan branden. Ze zijn zo abstract, deze potenties, ook in de mens, dat niemand ermee kan werken, niemand ze kan gebruiken voor ‘iets’. Je kunt niet zeggen: ik heb met goedheid het Ware gebouwd, of met liefde de Schoonheid. En in, of tussen die twee uitersten, enerzijds de hardste hardheid van die rotsbodem die we aarde noemen, en anderzijds dat meest schitterend denkbare geheel van prachtige abstracties, daarin is nu uw menselijke geest geschoten, uw unieke geestvonk, dat principe, dat maakt dat we ‘ik’ kunnen zeggen.

Waar komt u vandaan?
U weet het niet.
Waarheen gaat u?
Het is onbekend.
Wie bent u, in het Ware?

Maar als een vonk van geest zijn wij in die brandgevaarlijke atmosfeer geschoten, en je vraagt je af of de goden wel goed bij hun hoofd waren om zoiets te doen. Dat moet op een catastrofe uitlopen, en wie zijn ogen niet in zijn zak heeft, ziet dat we daarheen hard op weg zijn. Het brandbaar materiaal van het hoogste is hard op weg in zijn tegendeel te verkeren, met als resultaat bergen van verschroeide aarde. Maar het is nooit anders geweest Want tussen die beide werkelijkheden, de onherbergzame aarde en de Platoonse verhevenheid van het Schone, het Goede en het Ware, is die vonk van geest een geconcentreerd, wat zeg ik, een samengeperst principe van wil en kracht en licht, dat als intrinsiek doel in zich heeft zich die abstracties eigen te maken. Want ook hij, de mens, is kosmos, kleine wereld, geheel geschapen naar de grote wereld.

De Wereldziel bewaart het Schone het Goede en het Ware, en ze zijn de puurste atmosfeer waarin de Geest zich uitdrukt. De Ene, Eeuwige ongeboren Geest baadt erin als het creatieve vuur dat leven is, bewaart al de vormen, al de energieën, bewaakt ook de levensvlammen. En wat aan geest in u is, snakt ernaar dezelfde energieën ter hand te nemen, om aan de aarde dat deel van haar schoonheid dat zij verloren is terug te geven, iets waarvoor u, wellicht, hopelijk, verantwoording neemt.

De aarde: dat bent u. U is de mens, nog onbewust, maar zwanger van dezelfde abstracties als de kosmos. U is toch Geest, dat is cre- atieve energie, dapper, overmoedig soms, sprankelend en ontvonkend – ook uw geest. Hoever bent u al niet gekomen! En het is nooit anders geweest, maar toch was en is er altijd hoop. Er was altijd geloof, als kracht, en er was altijd dat ene Mysterie dat de Liefde is. Zie uzelf staan, tegen de achtergrond van het beeld mens, die kosmische gestalte, schoner dan een bruid in de morgen, zoals de gewijde geschriften zeggen. ‘Ik ben een Roos van Saron’, juicht het Hooglied, ‘een Lelie der dalen. Sta op, mijn vriend, mijn vriendin, mijn schone, en kom! Want zie, de winter is voorbij, de regens zijn over, hij is voorbij gegaan.’ En zo blijkt, dat niet het verstand ons de wereld ontsluiert, en niet het gevoel, en niet het lichaam.

De diepste en mooiste ervaring die een mens kan ondergaan, zegt de oude wijsheid, is het Mysterie; het Onzegbare. En de fundamentele emotie die eruit voortspruit creëert ware kunst en ware wetenschap. Ware kunst laat u zien, hoe de abstracties door de mens worden om- gezet in beelden, vormen, constructies, om anderen te inspireren op weg te gaan naar het Schone, het Goede en het Ware. Ware wetenschap laat u zien, hoe het begrip van het universum wordt omgezet in ware antropologie: de wetenschap van de mens, die doordringt tot de gezuiverde Rede, waarin de abstracties tot hem spreken. Het Ware kan ons niets anders tonen dan de Mens, kosmisch beeld, begrepen naar zijn hoogste uitdrukking.

Wilt u Het Ware kennen – als u het al durft te naderen – dan kan dat alleen als u haar kleed aantrekt. Ziet u haar kleed als neerdalen, op dat machtige paneel in de hal? Ralph Waldo Emerson zei eens: ‘Als u waarachtig leeft, zult u het Ware zien’ En ook Mirdad zegt: ‘Als vele wegen samenkomen, aarzel dan niet welke u moet volgen. Voor een Waarheid-zoekend hart leiden alle wegen naar het Ware.’ Want hoe het werkelijk zit, legt Plato nog een keer uit. De weg van en naar het Ware is de weg van de zielen, die zich zo min mogelijk laten storen door hun lichaam bij hun ‘denken’, en wier ideaal het is met de ziel zelf de dingen zelf te aanschouwen. Het is de Wereldziel die het Ware, de essentie voltooit. Het is de Mens van de Grootheid, die de Schepping voltooit. Het is het Mysterie, dat het Ware ontsluiert. Woorden als ‘het goddelijke’, ‘het absolute’, ‘het eeuwige’, ‘het Ware’ drukken niet uit wat erin is vervat. Maar wie op de Weg is, wordt Waar. Zo boven zo beneden.

Vrienden, tot slot, Sinds 17 juni vorig jaar, de dag van ons eerste Symposion over de Trias van Plato, zoals we deze zijn gaan noemen, wisten wij als Stichting Rozenkruis dat dit moment eraan zou komen, en wij als afsluitend woord aan het einde van de drie symposia gehouden waren iets zinvols te zeggen over Het Ware. En we voelden ons een beetje zoals de hoofdpersoon uit Eli waar zijt Gij?, waarin de hoofdpersoon op zoek is naar de hut van Moeder Bona, dat is het Eeuwig Goede, Schone en Ware. Hij vroeg haar:

‘Waar kan ik je hut vinden? Kun je me geen weg wijzen? Ik heb het gevoel dat ik blind ben, dat ik al vele malen langs je schuilplaats ben gegaan zonder het te zien. Zeg mij, Moeder, is dat misschien de oplossing?’

Toen lachte de Eeuwige Kosmos haar welluidende lach, die klonk als een klok in de vroege ochtendschemering en weerkaatste over de velden. En sprak: ‘Zoek niet naar een weg, maar werk aan je ogen, dat ze zien mogen wat voor de Mens is bewaard!’ Die lach meenden wij te horen, toen we onze positie overdachten. En haar antwoord was ontnuchterend eenvoudig: het is de sterveling niet gegeven Het Ware te kennen, net zo min als het hem gegeven is volmaakt goed, of onbesmet schitterend schoon of zelfs maar volmaakt gelukkig te zijn. Deze drie – men nadert ze alleen maar door ze te zijn.

BESTEL HET SCHONE, HET GOEDE, HET WARE

SYMPOSION ODE AAN HET VERLANGEN OP 21 MEI 2023 – INFORMATIE EN INSCHRIJVEN