Het raadsel Socrates – Rico Sneller bespreekt de Socratessen uit de filosofische traditie

BESTEL HET RAADSEL SOCRATES

LEES OVER HET NIEUWE GOUD – WEGEN NAAR DE WERKELIJKHEID OP 3 SEPTEMBER 2022

Op het evenement Het nieuwe Goud – Wegen naar de werkelijkheid op zaterdag 3 september 2022 verzorgen filosoof Rico Sneller en parapsycholoog Hans Gerding en  twee keer een workshop over zogeheten grenservaringen. In hun boek Wilde beesten in de filosofische woestijn – filosofen over telepathie en andere buitengewone ervaringen gaan ze daar dieper op in. Rico Sneller is ook auteur van onder andere ‘Het raadsel van Socrates, dat in november 2021 is verschenen. Hieronder volgt een korte beschrijving en het begin van die uitgave. 

Bij welke filosofische traditie je ook te rade gaat, overal kom je Socrates tegen. Sommigen noemen hem de vader van de filosofie, anderen zien hem als een leermeester in correct denken of morele moed. Zoveel tradities, zoveel Socratessen. En al die Socratessen zijn nog geloofwaardig ook. Rico Sneller presenteert een geschiedenis van de filosofie aan de hand van alle Socratessen die de filosofische traditie rijk is. Na Xenofons en Aristofanes’ Socrates bespreekt hij de Socrates van Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Strauss en Derrida. We zijn nog lang niet uitgepraat over Socrates. En wie Het raadsel Socrates leest al helemaal niet.

INLEIDING

In de zogenaamde ‘Hal van de acht wijzen’ in de Sankei-en tuin in Yokohama staan de standbeelden van grote leraren van de mensheid: de Boeddha, Confucius, Jezus en enkele zenleraren. Te midden van deze groep bevindt zich ook het beeld van Socrates. Voor degene die deze standbeelden selecteerde en neerzette, Adachi Kenz, was Socrates niet alleen maar een intelligente man, schepper van een wetenschappelijke logica (zoals Aristoteles); was hij geen kritisch rationalist (zoals Kant), geen schoolfilosoof en leermeester in ‘correct’ denken (zoals de Angelsaksische filosofie), maar vooral een spirituele leider. Dat wil zeggen: een levensgids, een gids in deugd, wijsheid en geluk. Dit zal menig hedendaags intellectueel, die meende wel zo’n beetje te weten wie Socrates was, verrassen.

Maar we hoeven niet eerst te rade bij het Oosten om Socrates als raadsel te zien. Vele grote westerse denkers hebben in hun werk ieder aan hun eigen ‘Socrates’ gestalte weten te geven. En, opmerkelijk: al die Socratessen zijn nog geloofwaardig ook.

Dit boek handelt over Socrates in de moderne filosofie. Omdat het sterk is geïnspireerd door Karl Jaspers’ ‘Die maßgebenden Menschen. Sokrates, Buddha, Konfuzius, Jesus’, sta ik eerst stil bij de ambiguïteit van Socrates. Volgens Jaspers is ambiguïteit de voornaamste eigenschap van het type mens – geestelijke of spirituele leiders – dat voor talloze navolgende generaties beslissend is geworden.

Vervolgens ga ik in op de Socrates van Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Strauss en Derrida. Als de lezer na afloop niet grotendeels de kluts kwijt is geraakt over Socrates, is dit boek in zijn opzet maar nauwelijks geslaagd.

Hoewel dit boek algemeen toegankelijk wil zijn, veronderstelt het enige bekendheid met het werk van Plato, alsook een globale kennis van de geschiedenis van de westerse filosofie. Het is niet mijn ambitie om in elk hoofdstuk een uitputtend overzicht te geven van alle passages waarin Socrates bij de besproken denkers aan de orde is. Ik heb mij gebaseerd op enkele hoofdteksten.

Hegels Socrates-beeld ontleen ik aan de ‘Vorlesungen über die Geschichte der Philosophie’, en daarin aan de specifiek aan Socrates gewijde colleges.
Bij Kierkegaard betreft dit een uitvoerig werk: zijn proefschrift ‘Over het begrip ironie.’
Bij Nietzsche gaat het om een vroeg essay (‘Das Problem des Sokrates’) en een laat aforisme.
Leo Strauss heeft in de jaren 60 ook colleges aan Socrates gewijd, ook al is het grondmotief in zijn interpretatie al terug te vinden in verspreide passages uit zijn vroege werk.

We zullen zien dat de besproken filosofen zich soms verregaand met Socrates identificeren, en vanuit die identificatie aspecten van Socrates naar voren halen die anderen zijn ontgaan of niet voldoende interesseren. Het zal ook blijken dat ‘Socrates’ zich leent om nog andere, eigen wijsgerige of religieuze appeltjes te schillen (met de figuur van Jezus, of met de filosofie van Kant). Socrates laat het kennelijk allemaal toe. In die zin is er weinig veranderd sinds de Oudheid. Waar iemand als Aristoteles (die de mens Socrates nooit had gekend) de naam ‘Socrates’ gebruikte om er logische afleidingen mee te illustreren, gebruikten zijn Moderne nazaten hem om er existentiële verhoudingswijzen mee te verduidelijken. Zo identificeert Hegel Socrates met de ‘morele persoonlijkheid’, ziet Kierkegaard in hem de existerende ‘enkeling’ en brengt Derrida Socrates in verband met de ‘afgrond’.

Niet alle filosofen zijn even nauwkeurig in hun lectuur van (met name) Plato. Waar vooral Leo Strauss en Jacques Derrida uiterst scrupuleus te werk gaan en werkelijk niets over het hoofd zien, heeft Hegel aan enkele Platoonse dialogen genoeg – en zelfs die raadpleegt hij cursorisch. Nietzsche lijkt nauwelijks geïnteresseerd in een nauwgezette Plato-exegese. Hij richt zijn pijlen onmiddellijk op Socrates als figuur of gestalte.

Dat neemt niet weg dat zelfs Nietzsche ‘zijn’ klassieken wel degelijk kent. De citaten die hij aanhaalt zijn soms uiterst merkwaardig en zijn vaak geheel over het hoofd gezien – ten onrechte, wat Nietzsche betreft.

Het bijzondere van het bestuderen van filosofische Socrates-beelden, is dat je en passant ook een goed beeld krijgt van de filosofie zelf van de besproken denkers. Hun bemoeienis met Socrates voert direct in het hart van hun eigen denken. Met enige speelse variatie op het boven aangehaalde syllogisme zou je wellicht kunnen stellen dat Socrates zich in het hart van elk denken bevindt.

Dit boek is de weerslag van een collegereeks voor filosofiestudenten aan de universiteit Leiden, najaar 2017.

1 SOCRATES ALS ‘MAATGEVEND MENS’

‘Als Socrates iemand in zijn onmiddellijke buurt krijgt en hem in een gesprek benadert, kent hij geen rust meer.’ (Laches, 187e)

Een eerste indruk

Socrates (469-399 v.Chr.) lijkt weinig introductie te behoeven. Vrijwel iedereen die iets afweet van filosofie kan vertellen dat hij een onvermoeibare ondervrager van zijn stadsgenoten was, en dan vooral over morele kwesties. Socrates, zo horen we meestal, was iemand die zocht naar vaste ‘definities’ en die al die ‘definities’ verwierp die niet voldeden. Toegegeven, opvallend vaak besloot Socrates gesprekken met de conclusie dat we nog niet weten wat datgene wat we proberen te begrijpen eigenlijk is en dat we opnieuw moeten beginnen. Denk bijvoorbeeld aan de Lysis, de dialoog over vriendschap, die eindigt in een patstelling (‘Nu hebben we ons belachelijk gemaakt, Lysis en Menexenus, ik, een oud man, en jullie! Want als deze mensen straks weggaan zullen ze zeggen dat we meenden vrienden van elkaar te zijn, want ik reken mezelf ook bij jullie, maar dat we niet eens konden omschrijven wat een vriend is!’).

De indruk die je krijgt van deze eerste, min of meer algemeen bekende gegevens over Socrates is dat hij hoe dan ook een groot intellect moet hebben gehad. Vervolgens, dat hij een minstens zo groot verlangen had naar – en een vertrouwen in de mogelijkheid van – begrippelijke helderheid. Ten derde, dat hij een onwrikbaar geloof had in de ‘rede’ als richtsnoer voor het mensenleven. Zijn standvastigheid lijkt verder te wijzen op een krachtige wil, en zijn gevolg wijst op zijn charismatisch vermogen om anderen ertoe te brengen op zoek te gaan naar de waarheid, en zich daarbij aan het richtsnoer van de rede te houden.

Zoals impliciet al aangegeven: deze korte schets biedt weinig oor- spronkelijks en rechtvaardigt geen nieuw boek over Socrates. Zonder meteen afbreuk te willen doen aan de juistheid ervan, wil ik er toch ook enkele zaken tegenover zetten die dit eerste beeld compliceren.

Socrates, zo weten we uit onze bronnen (met name Plato en Xenophon), was merkwaardig onaangedaan. Vermoeidheid noch wijn leken echt vat op hem te kunnen krijgen, en de dood leek hem niet te deren. Hierover worden we vooral geïnformeerd in de dronkenmansrede van Alcibiades, in het Symposium. Verwijzend naar de gezamenlijke veldtocht tegen Potidaea, waar Alcibiades Socrates van dichtbij leerde kennen, zegt Alcibiades: ‘Om te beginnen overtrof hij niet alleen mij, maar al de anderen in uithoudingsvermogen’ (Symp. 219e) en: ‘Hij heeft ook wonderlijke staaltjes geleverd van zijn gehardheid tegen de kou’ (220a). Over Socrates als krijger in de strijd heet het dat ‘van ver iedereen duidelijk kon zien dat hij krachtig van zich af zou slaan, als iemand een vinger naar hem uitstak [ei tis hapsetai: ‘als iemand hem zou aanraken’]. Daarom kon hij samen met zijn vriend veilig ontkomen’ (221b).

Even tevoren had Alcibiades letterlijk komediedichter Aristophanes geciteerd, die in zijn ‘Wolken ‘ had geschreven dat Socrates ‘daar rondliep zoals hier, als een reiger, zijn ogen links en rechts rollend [toophtalmoo paraballoon]’. (ibid.) Hieruit kun je trouwens afleiden dat Plato, toen hij het Symposium schreef, bekend was met genoemde komedie. Veel later, met name in het hoofdstuk over Leo Strauss, kom ik terug op Aristophanes als bron voor onze kennis van Socrates.

Opmerkelijk is ook Socrates’ ironie. Deze heeft de eeuwen kunnen verduren en weet nog steeds, na 2500 jaar, lezers aan het glimlachen te krijgen. Het waren vooral de Romantici (Tieck, Schlegel), en in hun voetspoor Kierkegaard, die aandacht vroegen voor dit opvallende fenomeen in Socrates’ gespreksvoering. Ironie brengt een dubbele, en dus diepere, bodem aan in een betoog. Daarmee hebben we gelijk een soort argument waarom Socrates’ diepzinnige leerling Plato niet per se als ‘onbetrouwbare’ historische bron moet worden verworpen ten gunste van de veel drogere, en oppervlakkiger Xenophon (in diens versie van het Symposion dan wel zijn Herinneringen aan Socrates).

Anders dan deze Xenophon, leek Plato deze ironie daadwerkelijk te hebben gevat, en haar in zijn eigen hypercomplexe tekstcomposities tot een maximum te hebben opgevoerd. Het zijn in de 20e eeuw vooral Leo Strauss en Jacques Derrida die daarop hebben gewezen. Meer in het algemeen overigens wil ik in dit boek de betekenis van de historiografie van Socrates enigszins relativeren ten gunste van de (filosofische) dieptepeilingen, zoals die zijn verricht door alle denkers die in dit boek over Socrates aan het woord komen.

Een derde opvallende karakteristiek van Socrates is zijn geloof in God en goden, en in een morele, rechtvaardige wereldorde. Zijn vroomheid kan niet goed worden weggepoetst uit om het even welk psychogram iemand van hem zou willen opstellen. Wie van Socrates een rationalistische atheïst maakt, laat daarmee vooral iets van zijn eigen behoefte zien. Hij zou het raadsel ‘Socrates’ eerder maskeren dan verhelpen. ‘Zo wil het de godheid [tauta gar keleuei ho theos]’, heet het in de Apologie, Socrates’ verdedigingsrede voor het Atheense gerecht, ‘vergis u daarin niet. Ik voor mij geloof dat onze stad nooit een groter weldaad te beurt is gevallen dan mijn ijver voor de zaak van de godheid.’

Een laatste bijzonderheid die niet goed aansluit bij het prototype van de eendimensionale rationalist is Socrates’ herhaaldelijke verwijzing naar zijn daimonion: een demonische of demonachtige innerlijke stem die hem al van kindsbeen af zou begeleiden – en wel door hem te weerhouden van wat hij voornemens was te doen. Het laat zich raden dat ook dit curieuze daimonion aanleiding is geweest tot heftige disputen; niet alleen vandaag, maar reeds in de oudheid. Waar Nietzsche oproept om ‘die gehoorshallucinaties niet te vergeten die, als ‘daimonion van Socrates’, religieus geïnterpreteerd zijn’, geeft hij op dit punt eerder blijk van zijn vijandigheid jegens Socrates dan van serieuze aandacht: het daimonion zegt namelijk eigenlijk niets hoorbaars, het weerhoudt Socrates in plaats van hem informatie mee te delen.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

Socrates als ‘maatgevend mens’
Het principe ‘Socrates’: Hegels Socrates
Socrates en de ironie: Kierkegaards Socrates
Nietzsche en de figuur Socrates
Het probleem Socrates: de Socrates van Leo Strauss
Socrates en chora: Derrida’s Socrates

Slot
Bibliografie
Noten

BESTEL HET RAADSEL SOCRATES

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER SOCRATES