De wonderbare visvangst – hoofdstuk 18 van ‘De universele gnosis’ – J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

Het taalgebruik in het boek De universele gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit. Hieronder volgt hoofdstuk 18 over ‘De wonderbare visvangst’. 

Het is u bekend dat de Bijbel een reeks rijk geschakeerde mededelingen doet over vissen en vissers. Wij horen van wonderbare visvangsten, waarbij de netten scheuren vanwege de menigte vissen, of op wonderbaarlijke wijze heel blijven. Er zijn spijzigingen waarin, naast het brood, ook vissen worden uitgedeeld en het zijn speciaal de discipelen die het beroep van visser uitoefenen. Deze discipelen worden geroepen terwijl zij bezig zijn te vissen, of doende zijn met het repareren van hun netten.

U hebt die verhalen al zo menigmaal gehoord en de leerlingen van de School van het Rozenkruis menen zo geheel en al hun betekenis te vatten, dat zij over het algemeen de opvatting huldigen dat hier sprake is van afgewerkte leerstof, die zij opbergen bij al het andere dat voor de mens geen levenswerkelijkheid meer heeft. Toch is het de Gnosis zelf die uw aandacht speciaal op dit vissersberoep en alle attributen van het vissersambt wil vestigen, omdat het niet onmogelijk is dat er uit de vergeelde perkamenten van uw afgewerkte leerstof heel wat te voorschijn komt waarvan u tot nu toe geen vermoeden had.

Wij willen niet trachten u zeer spectaculaire aspecten en zaken over te dragen, waarvan u zeggen zult: ‘Wie had zo iets nu kunnen denken ?’ Neen, wij huldigen slechts de opvatting dat het niet onmogelijk is dat juist tussen het gewone, tussen het zo goed begrepene, schatten en waarschuwingen liggen die u tot op heden niet opgemerkt hebt. Daarom willen wij uw opmerkzaamheid ten eerste vestigen op de combinatie ‘brood en vissen’ in het voedsel der wonderbare spijzigingen.

U weet dat het brood het symbool is van de Heilige Geest, het oerpranische licht, en dat het vissensymbool het begrip zelfopofferende liefde accentueert. Geen liefde naar algemene mensenmin, de menslievendheid als eigenschap, doch speciaal menslievendheid die ‘aangewend’ wordt, die in een mensenleven een drang tot daad realiseert. Alleen zij worden door het vissensymbool aangeduid die, zonder op het zelf te letten, het eigen zelf volkomen gering achtend, het zelf volkomen vergetend, de vreselijke werkelijkheid van het dialectische riool inspringen om te arbeiden voor de naasten.

Het spreekt vanzelf dat, naar de natuur gemeten, zulk een arbeid smart sorteert, doch de werkelijkheid, die zuiver gnostiek is, doet een onmetelijke, hemelse vreugde schouwen. In dit licht gezien duidt het vissensymbool dus op het in de leerling getransmuteerde universele gnostieke brood.

De leerling die de eerste voetstappen op het pad der vrijmaking gezet heeft, wordt gevoed met het brood des levens: de Gnosis. Zodra dit brood werkelijk gegeten kan worden, betekent dat tegelijkertijd het eten van vissen, hetgeen wil zeggen dat de aanraking van de Heilige Geest in het plexistelsel in de leerling een toestand veroorzaakt, een spanning, een drang, die tot grote activiteit op de horizontale lijn drijft.

Als de leerling in die toestand gekomen is, bezit hij in het eigen zelf ‘getransmuteerde Heilige Geest’. En hij kan niet anders, hij moet van binnenuit aan de arbeid tijgen. Hij doet! Hij moet! Dus door het eten van brood en vissen wordt hij visser. Dit gnostieke beroep ontwikkelt zich dus uit de aanraking van de Heilige Geest (het brood) en uit de mogelijkheid dat deze aanraking een blijvende invloed uitoefent op het plexistelsel. Blijft deze verandering in het plexistelsel uit, dan is er geen sprake van het vissersberoep.

Deze toestand-van-zijn heeft natuurlijk een signatuur. Op deze signatuur heeft het woord betrekking: ‘Beproef de geesten of zij uit God zijn.’ Hieruit moet u leren dat naastenliefde, toegepaste naastenliefde in de zin van de Gnosis, nimmer te verklaren valt uit de goedheid van deze natuur. De naastenliefde, zoals deze in de natuur te schouwen valt en die wij aanduiden met de verzamelnaam humanisme, is zeer scherp te onderscheiden van die welke zich onder de invloed van de Gnosis kan ontwikkelen.

Daarom zijn er twee klassen van werkers in deze wereld: de klasse van de goedheidscultuur en de klasse van de godsnatuur. De ene klasse werkt aan de instandhouding van deze wereld, de andere probeert de verdoolden wederom thuis te brengen in het Onbeweeglijk Koninkrijk.
Zodra nu een leerling uit en door de Heilige Geest tot de klasse van het ware vissersambt doordringt, is hij zich zeer indachtig het bekende woord ‘werk uws zelfs zaligheid met vreze en beven’, want nu de bouwstof der vernieuwing als uit Gods hand verkregen is, dient de leerling zelf het pad stap voor stap in bevrijdende handeling te exploreren. Niets wordt voor niets verkregen. Het bereiken van het doel moet als het ware afgevochten worden.

Daarom zal het de leerling duidelijk zijn dat hij de beschikking moet hebben over een schip en over een net, want met behulp van beide zal hij het beroep van visser kunnen uitoefenen. Het eigen leven, het eigen persoonlijkheidsstelsel, de eigen mikrokosmos, zal geheiligd moeten worden aan het grote doel van de Gnosis. Een intense zelfwerkzaamheid, een intense zelfvrijmetselarij, zal noodzakelijk zijn om de arbeid van de uiterlijke vrijmetselarij te kunnen vervullen. Wie niet arbeidt aan het eigen zelf, mag geen hand uitsteken voor het zelf van de ander. Wie de balk uit het eigen oog niet kan wegdoen, zal niet in staat zijn de splinter uit het oog van de ander te verwijderen. Visser willen zijn beduidt dus in de eerste plaats zelfwerkzaamheid, zelfvrijmetselarij, het bouwen van een schip.

Als deze arbeid krachtdadig ter hand wordt genomen, zal tegelijkertijd de behoefte worden gevoeld aan het bezit van het ware vrijmetselaarsattribuut, met name het visnet. Het visnet is het werkapparaat van de gnosticus. Met behulp van zijn schip en zijn werkapparaat zal de werker kunnen uitgaan over de levenszee voor het vissen van mensen.

Nu is het zo dat de leerling beseft dat schip en visnet tegelijkertijd tot ontwikkeling moeten komen. Beide activiteiten grijpen in elkaar en zijn elkaar behulpzaam bij het bereiken van de wederzijdse doelstellingen. Als de innerlijke drang van de getransmuteerde gnostieke kracht in de leden woelt, móét de leerling aan deze drang gehoor geven. Daarom is het zeker dat in de aanvang de vissers bij herhaling aangetroffen worden met het repareren van hun netten. Doch daar deze drang er is, zal er nimmer een verslapping van de tweevoudige activiteit zijn. Immers, door de activiteit, al is ze vooralsnog in uitkomst negatief en al zit de leerling in wanhoop vanwege het scheuren van zijn netten, neemt de drang van de Gnosis toe. De tweede poging tot visvangst zal dus dynamischer, activiteitsvoller zijn dan de hopeloze eerste.

Daarin zit nu weer de signatuur. Een visser van gnostieke signatuur geeft nooit op, zijn teleurstellingen betekenen altijd winst. U moet daarop letten om de keur der echtheid te kunnen onderscheiden van de imitatie. Men kan in deze wereld schip en visnet imiteren in bonte verscheidenheid. Doch al deze imitaties kunnen niet volgehouden worden. Zij worden óf ontbonden óf ontmaskerd.

Zodra nu, na vele schijnbare teleurstellingen, die slechts de mijlpalen van een ontwikkeling beduiden, de leerlingvisser zo ver gekomen is dat zijn schip en zijn netten, zijn zelfvrijmetselarij en zijn vrijmetselarij, zijn innerlijke staat en zijn uiterlijke werkapparaat, aan een minimumtoets voldoen, is het moment van een nieuwe binding daar, een nieuwe binding met de Gnosis. De visser wordt werkelijk visser van mensen en zijn netten scheuren niet. De visser ervaart een historisch moment. Een menigte vissen wordt op het land getrokken.

Voor het zo ver was, waren er wellicht lange jaren van moei- zaam streven en een schier oneindige reeks teleurstellingen gepasseerd. Maar dat alles was noodzakelijk om het heilige ambacht vol- komen te leren en het grootste doel van de Universele Broederschap in zijn verwerkelijking naderbij te brengen.

En daar u nu deelgenoot bent aan deze School, om het heilige ambacht eenmaal te kunnen uitoefenen, zult u moeten verstaan dat het vissersberoep ook gemeenschappelijk kan en moet worden bedreven. Het is mogelijk en wenselijk dat allen, op voorwaarde dat hun schepen gereed zijn, een gemeenschappelijk net trekken door de diepten van de levenszee.

De School van het Rozenkruis is een kweekplaats voor vissers van mensen. U leert er uw schepen te bouwen onder de stralingskracht van de Gnosis en dientengevolge zult u, naarmate u bouwt, ook doende zijn met het weven van uw netten, aangezien de drang tot bevrijdende handeling gelijke tred houdt met de vordering van bouw. De School stelt u in de gelegenheid aan deze drang gehoor te geven, binnen het krachtveld van de School, en de fouten die u maakt en de gescheurde netten die u veroorzaakt, bedrijft u op de rekening van de School.

U moet dit enorme voorrecht goed beseffen. Er zijn werkers die worden neergezet in de eenzaamheid, zonder enige hulp van derden, zonder de beschermende vleugels van een Geestesschool. En er wordt tegen hen gezegd: ‘Werk zolang het dag is, want spoedig zal de nacht komen.’ Iedere fout die zij maken wreekt zich, ieder gescheurd net veroorzaakt dikwijls een schier hopeloze situatie, en hun scheepjes worden wild heen en weer geworpen op de academische zee.

Doch als zij slagen en hun succes als afgevochten wordt, ontwikkelt er zich iets dat wij kennen als de Geestesschool. Zij die met het net dat-niet-meer-scheuren-kan gevangen worden, komen in de oefenschool voor vissers, dat wil zeggen zij leven, staan en zijn in een krachtveld, een dialectisch vacuüm, waarin een vibratie van de Heilige Geest wordt onderhouden.

Het moet u toch duidelijk zijn dat het in zulk een van deze wereld zo scherp te onderscheiden vibratieveld oneindig veel gemakkelijker is het ambacht te leren en dat fouten zich aan de leerling bij lange na niet zo krachtig wreken als bij hen die het krachtveld hebben moeten opbouwen. Alles wat u aan fouten realiseert, moet in en door het krachtveld vereffend worden.

Daarom zult u beseffen dat deze genade, deze goodwill van de School, een grens heeft. Daarom zult u ook uw grote verantwoordelijkheid jegens de School ten diepste moeten doorgronden.

Als een spreker een enormiteit uitspreekt, als een werker op enige andere plaats in het werk een bok schiet, een grofheid bezigt, of in onnadenkendheid het werk benadeelt, gaan zij bijna onmiddellijk vrijuit en zijn zij zich menigmaal totaal onbewust van hun fout, of zijn zij een volgende dag volkomen vergeten hoe hopeloos zij soms de netten gescheurd hebben. Doch het krachtveld en zij die daarvoor de gehele verantwoording dragen, moeten ten volle alle gevolgen van deze fouten op zich nemen en het evenwicht trachten te herstellen.

Iedere bezoeker aan een dienst in een van de brandpunten van het krachtveld neemt van de vitaliteit van het krachtveld iets af. Vele bezoekers die niet aan een bepaalde toets voldoen, zouden het krachtveld in één keer volkomen kunnen uitputten. Uw gevoelens en gedachten van kritiek, uw totale houding ten opzichte van de School, slaan dagelijks een wonde in het vibratieveld.

Beseft u hoe anderen dus letterlijk moeten lijden terwille van u? Hoe anderen in plaatsvervangend lijden staan voor u? En begrijpt u ook dat dit offer niet ondoordacht wordt gebracht?

In de Broederschap des Levens wordt geen onsje energie vermorst. Als blijkt dat een leerling volstrekt niet van plan is het heilige ambacht te leren, als hij andere bedoelingen zou blijken te hebben, als het offer van de School oneindig veel malen zwaarder is dan de uiteindelijke gerichtheid van de betrokken leerling, dan dienen dergelijke parasieten uit de School verwijderd te worden.

Denk u eens de verantwoordelijkheid in van de werkers die, door het ondoordacht toelaten van ongeschikte leerlingen, het plaatsvervangend lijden onzegbaar zwaar kunnen maken en de gang van de School dermate kunnen verzwaren dat er feitelijk van voortgang geen sprake meer is.

Denk voortaan niet meer zo eenvoudig over uw leerlingschap. Let erop dat hiermee een intens lijden en een offer om uwentwil annex is, waarvan u niets weet. En let erop dat dit alles voor u geschiedt om u binnen de kortst mogelijke tijd en op de gemakkelijkste wijze het heilige ambacht te leren en u in staat te stellen mee te trekken aan het grote net. Iedere leerling is gehouden het krachtveld te versterken en het offer van anderen lichtender en lichter te maken.
Hoe zult u dat hebben te doen? Door het spreken van een of ander woord? Door het uitzenden van een gevoelsbewogenheid of een gedachte? Door een materieel offer?

Neen, slechts als u in volkomen zelfvrijmetselarij, in bevrijdende handeling aan het eigen schip bouwt, als u op dit punt volkomen de blik richt op het eigen werkstuk in het eigen wezen, zal het voor u gebrachte offer niet tevergeefs zijn. Want dan zult u, na vele pogingen en na veel negatief werk op rekening van de School, eenmaal het net mede kunnen werpen aan de rechterzijde, aan de rechte zijde.

Deze nieuwe roep van de Gnosis is erop gericht u duidelijk te maken hoe de Christushiërarchie en haar dienaren in actueel offer u nabij komen om u van dienst te zijn; en u te zeggen dat dit offer zeer intelligent gebracht wordt en zeer dynamisch, en dat daarom dit offer even intelligent, even actueel en even dynamisch moet worden beantwoord.

In het tegenwoordige werkveld, staande in het laatste der dagen, is het krachtverbruik enorm en daarom is het offer dat gebracht wordt bovenmate en onzegbaar groot. Versta dan ook de roep, dat dit offer met actueel resultaat van uw zijde moet worden betaald, wil het evenwicht bewaard blijven en u als leerling van de School zult kunnen worden gehandhaafd.

Wij hopen en bidden dat ook u dan spoedig in staat zult worden bevonden uw net uit te werpen aan de rechterzijde.

INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS

Woord vooraf

  1. De ware en de valse Gnosis
  2. Paulus en de Gnosis
  3. De Heilige Geest en de Gnosis
  4. Het slangenvuur en de Gnosis
  5. De Gnosis van de Pistis Sophia
  6. De Gnosis en de Kerk
  7. De Gnosis en dichters en denkers
  8. De Gnosis als het oerprana
  9. De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
  10. De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
  11. De zeven bevrijdende handelingen (i)
  12. De zeven bevrijdende handelingen (ii)
  13. De zeven bevrijdende handelingen (iii)
  14. De zeven bevrijdende handelingen (iv)
  15. De wondere hof van Gethsémané
  16. Het mysterie van het endura
  17. De glorievolle opstanding
  18. De wonderbare visvangst
  19. Het net van de visser
  20. Het compendium

Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE