Het mysterie van het adytum – hoofdstuk 4 uit ‘Het universele pad’ van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

De onderstaande tekst is hoofdstuk 3 uit het boek Het universele pad dat J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri publiceerden aan het begin van de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Daarin geven deze stichters van de geestesschool van het Rozenkruis hun visie op Het mysterie van het adytum.

Om enigermate het Christusmysterie te kunnen benaderen moet men de beschikking hebben over een ruime bewegingsvrijheid van het bewustzijn. Daarom zal de mens die de beschikking heeft over deze bewustzijnsvrijheid, voor zichzelf kunnen vaststellen of hij bezig is zich los te wikkelen uit de bindende last van de vergankelijkheid en die van de zonden. Of hij inderdaad bezig is zich te verheffen boven de wereld van de verschijnselen, om zodoende een bewuste overwinning op de dood te kunnen vieren. Met deze bewegingsvrijheid van het bewustzijn openbaart de nieuwe levensgedachte zich in een geheel andere vibratie, klank en kleur, waardoor de poort der bevrijding zich kan gaan ontsluiten.

Wij nemen aan dat u al dermate in het stadium van bewustzijnsverruiming verkeert, dat u weet wat met ‘de poort’ bedoeld wordt. De poort of de deur ontsluit de bevrijdende lichtstraal van Jezus Christus onze Heer, inhoudende de verlossende viervoudige etherkracht, die ons in haar straalwerking draagt en tot nieuw leven wekt.

U bent toch overtuigd van deze super natuurlijke mogelijkheid, die u tot dit hemelse ‘zijn’ kan voeren? U bent er toch van overtuigd dat u dit niet kunt veroveren in eigen kracht? Want u weet en ervaart toch de gevangenschap van uw geest en uw gebondenheid aan dit aardse? U beseft toch dat de windsels der tijdelijkheid u afhouden van de eeuwige vrijheid? En u hebt waarschijnlijk ook ervaren dat er in uw vlees diepe voren moeten worden getrokken, alvorens het levende water erdoorheen kan stromen, want alleen vanuit dit levende water rijst de Heer van uw leven op.

De diepe voren in uw vlees worden getrokken tijdens uw gang door het dal der eenzaamheid. Daarom zal het pad der vrijheid zich eerst dan voor u ontsluiten, wanneer u een diep ervaringsbesef hebt van de absolute eenzaamheid en de grauwe verlatenheid van deze wereld. Met dit ervaringsweten stelt u uw levensdoel veilig, want zonder begrip en levensdoel wordt u her- en derwaarts geslingerd en blijft voor u het begrip ‘vrijmaking van de hemelse mens’ een gebonden waarheid, en iets dat gebonden is, kan niet meegroeien, is als zodanig onwaar en gedoemd opnieuw te sterven.

Als de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis zich geheel inzet om de wording en de bevrijding van de hemelse mens in het klare licht te stellen, heeft de School geen ander bedoelen dan aan de mens die wil een vingerwijzing te geven tot de bevrijdende weg, vervat in de heilige wetenschap van de wedergeboorte.

De universele waarheid, die in deze wereld verzonken ligt, is op alle mogelijke en onmogelijke wijzen bevlekt en geschonden; zij moet nu verheven worden, daar een nieuwe dag lichtend over de wereld aanbreekt. Zoals u weet zal dit grote werk zich voltrekken als een vele aanzichten bezittende, ingrijpende wereldrevolutie, van kosmische, atmosferische en geestelijke aard. Daarom is het noodzakelijk dat zij die daaraan willen meewerken, zich op de komende gebeurtenissen afstemmen, door juist begrip, verstaan en omvatten. Eerst dan kunnen zij de gang van de eeuwigheid, die zich in de tijd aan de mensheid openbaart, beluisteren.

Het wonder van de hemelse mens, die onsterfelijk uit het graf der natuur oprijst, is niet alleen veilig gesteld in de evangeliën, doch deze waarheid is reeds ver voor onze jaartelling tot ons overgedragen. Denk in dit verband aan de alchemie. De ware alchemie is een wetenschap die reeds voor het tegenwoordige historische tijdperk als exact weten geheel en al verloren is gegaan. Deze wetenschap bevatte de ware kennis met betrekking tot de transmutatie, dat wil zeggen de oplossing van het onedele, het niet in God begrepene, en het vervaardigen van het edele, het hemelse, het ware goud.

De alchemie werd onder drie van elkaar te onderscheiden aspecten bestudeerd en beoefend: het kosmische, het menselijke en het aardse aspect. Het kosmische aspect betrof de bezinning op het plan Gods met de wereld. Het hemelse aspect concentreerde zich op de taak en de aard van de ware mens in dit wereldplan. Het aardse aspect betrof de verlossing van de aardgebonden hogere mens uit de begoocheling en zijn terugkeer tot in het Onbeweeglijk Koninkrijk.

Zo zien wij dat de wedergeboorte uit water en geest door een vernieuwde geest uit de oorspronkelijke Materia Magica, tot in het diepste diep van de wereldhistorie beoefend werd, en dat de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis bij herhaling het bewijs levert een dienares te zijn van de Broederschap van het Onbeweeglijk Koninkrijk, de Fraternitas Universalis. Moge om deze reden de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis u andermaal de ware weg aanduiden.

Het is u genoegzaam bekend dat zonder kruisiging van de natuur geen wegvallen mogelijk is van dat deel der stof, dat zich niet tot de nieuwe natuur verhoudt, met als gevolg dat er zonder bloedstorting geen openscheuring mogelijk is van een nieuwe bestaansgrond. Geen mens kan komen tot realisatie van het nieuwe leven, wanneer daar niet de grond is waarop deze realiteit tot werkzaamheid kan worden gebracht. Zonder openvouwing van de mikrokosmos geen ontdekken van, en nog minder binding verkrijgen met enig deel van universeel leven.

Onomstotelijk staat vast dat de leerling op het pad eerst zijn kruisgang heeft te gaan, alvorens het afscheid uit de stofsfeer van de dialectiek kan plaatsvinden. Doch daarmee is de leerling nog geen bevrijde, want tussen de dood der natuur en het nieuwe leven ligt, zoals u weet, de hellevaart, waaraan geen leerling die het nieuwe leven zoekt ontkomt. Deze hellevaart beduidt een pelgrimage door het land aan gene zijde, gebonden aan deze dialectiek, en eerst wanneer deze hellevaart is voleind, gloort aan het einde de geboorte in een absoluut nieuw leven, zoals dat oorspronkelijk in het Godsplan is bedoeld. Eerst dan kan de leerling zeggen een herborene, een tweemaal geborene te zijn.

De Geestesschool van het Gouden Rozenkruis is bevoegd de leerling die hiervoor de signatuur heeft, te voeren tot de broederschap van de tweemaal geborenen, tot de broederschap van de gerechtvaardigden, ook wel aangeduid als de broederschap van de Siddha.

Wij willen trachten u een beeld te geven van de werkzame kracht van deze broederschap. De broeders en zusters van deze orde verkeren in verschillende toestanden van ontwikkeling, omdat deze broederschap verschillende graden van ontwikkeling heeft. De leden van deze broederschap treffen wij aan op het gehele pad van dienst, zowel in de stofsfeer en de spiegelsfeer als in het nieuwe veld van leven, bezig met hun diverse werkzaamheden en hun pelgrimage. Zij zijn de grote helpers, de doorvoerders; zij houden de poorten tot het nieuwe leven vrij.

Maar u begrijpt dat, alvorens men zich tot deze staat van-zijn kan verheffen, er verscheidene voorbereidingsplannen aan ten grondslag liggen. Wij denken hier in de eerste plaats aan een volledig zondebewustzijn. Een schuldbesef, voortvloeiend uit een diepe zelfkennis, het besef van wezenséén te zijn met een niet in God begrepen natuur, moet eerst doordringen tot in iedere vezel van de gehele lichamelijkheid, als een intens bloedsbewustzijn.

In de tweede plaats moet u begrijpen dat de dood der natuur, het verliezen van de dialectische bewustzijnskern, eveneens moet plaatsvinden in het gewone biologische lichaam, met andere woorden: de gehele natuur der dialectiek, de gehele lichamelijkheid die niet in het plan Gods begrepen is, moet aan de oorspronkelijke mens — dat is de wezenswerkelijkheid van de hemelse mens — worden overgeleverd. Zoals de dialectische mens de gehele mikrokosmos gevangen houdt, zo moet nu het nieuwe in Christus ontwaakte leven op zijn beurt de dialectische wezenswerkelijkheid gevangen nemen. En zoals in het leven van de enkeling, zo moet de gehele wereld van de lagere natuur door het Christusrijk verslonden worden.

In verband hiermee spreekt het evangelie van het onderwerpen van de wereldgeest aan de Christusgeest. Als bewijs en getuigenis daarvan moet de leerling in zijn lichaam de stigmata en de roos op de plaats van het hart meedragen. Niet als een symbool, doch volledig in werkelijkheid. Denk hier aan de woorden die de opgestane Christus sprak, toen Hij verscheen aan zijn discipelen: ‘Betast mij en zie naar mijn handen en zijde, dat ik het ben die in uw midden is.’

Ook de leerling heeft het bewijs te leveren van een onwankelbare, zuivere bestaansgrond, die hij zal aantonen met de stigmata in de voeten. De stigmata in de handen leveren voor hen die ogen hebben om te zien, het bewijs dat zowel een nieuwe bestaansmogelijkheid als een bestaansrealiteit verkregen is. Zo zullen de sporen van de doornenkroon het felst afgetekend staan tussen de beide wenkbrauwbogen, op die wijze de nieuwe bestaanszekerheid aanduidend.

De wonde die toegebracht is in de zijde en die tot in het middelpunt van het hart doordringt, ontvouwt de met het hartenbloed doordrenkte roos, die zich ontwikkelt tot een nieuwe bestaanskracht. Alzo wordt deze roos in het hart het krachtcentrum van de gekruisigde. Deze roos, als het nieuwe hart, openbaart in al haar schoonheid het mysterie van het adytum — het mysterie van het hartheiligdom.

Schijn en werkelijkheid zijn dikwijls heel moeilijk van elkaar te onderscheiden. Daarom is het van essentieel belang dat u de symbolische stigmata kunt onderscheiden van de echte, want ook hiervan vinden wij een getrouwe kopie bij de lichtgeesten van de spiegelsfeer.

Deze entiteiten zijn geweldig goede imitators. In de eerste plaats zal de spiegelsfeer-entiteit zijn uiterste best doen zich met zijn gehele imitatiepraal aan u te manifesteren. Dit valt hem niet moeilijk, daar hij zich hult in dezelfde dialectische ethers, in het bijzonder in de lichtether die wij bezitten in deze aardesfeer. Dat is niet het geval met de Broeder van de Roos. Deze leeft alleen bij de gratie van de viervoudige nieuwe levensether. Vandaar ook dat u hem alleen dan zult ontmoeten, als u zelf tot die staat van leven genaderd bent.

Daar de Broeder van de Roos zich, zoals gezegd, uitsluitend hult in een levensmantel van de vier nieuwe ethers, is vergissing uitgesloten. Bovendien zal een Broeder of Zuster van de Roos zich alleen manifesteren aan hen die het pad gaan, met alle consequenties daaraan verbonden. Een ontmoeting kan en zal dus alleen plaatsvinden als beiden existeren in het nieuwe veld van leven, opgebouwd uit de viervoudige Christusether. Misverstand is dus niet mogelijk!

Zo kunt u zich waarschijnlijk een toestand indenken waarin de leerling, nog in het lichaam van de dialectiek zijnde, toch reeds gekruisigd, gestorven en begraven is. Hij is ondergegaan in Jezus de Heer, nadat hij in zijn schuldbesef daartoe door de geest Gods ontstoken was.

Zulk een leerling leeft, zoals de ingewijde Paulus meermalen terecht constateert, als het ware twee levens. Immers, hij is bezig met zijn wedergeboorte uit de Heilige Geest. De nieuwe tempel wordt van dag tot dag steeds meer opgericht, hoewel de leerling nog gebruik maakt van zijn oude lichamelijkheid omdat hij, krachtens de wet van alle natuur, het oerbeeld daarvan tot aan de laatste stonde moet laten uitvibreren. Bovendien moet hij voor zijn te verrichten arbeid nog gebruik maken van zijn lichaam der lagere natuur.

Op gelijke wijze zal de leerling eveneens de volgende fase kunnen doorwaken: de nederdaling ter helle, de nederdaling in het dodenrijk. Ook dit proces moet worden volvoerd terwijl de leerling nog aan het rad gebonden is, zij het dan in geheel andere zin dan bij de massamens. Het bewijs van de volbrachte hellevaart is gelegen in het feit dat de spiegelsfeer geen enkele greep meer heeft op het aardse lichaam. Alles wat nog van het aardse is, is dan definitief gevangen genomen door de hemelse mens, en het kan zonder enige storing procesmatig ontbonden worden. Aldus is het dan tenslotte voor de leerling op het pad mogelijk tot bevrijding te komen, terwijl het dialectische lichaam zich nog openbaart.

Nu is dit het verlossende, dat ook u deze bevrijdende levensgedachte tot een persoonlijke beleving kunt maken, als u maar stap voor stap de weg wilt gaan die de School u bij herhaling aanduidt. U weet nu wat wedergeboorte zeggen wil. Zij beduidt dat men definitief vrijkomt van de gehele dialectische wereldorde, zowel van de stofsfeer als van de spiegelsfeer. Het is de eerste concrete binding met het Onbeweeglijk Koninkrijk.

In deze toestand ontmoet de jonge tweemaal-geborene voor de eerste keer de groten van de Siddha op voet van gelijkheid. De orde van Siddha, die onder leiding staat van de eniggeboren Zoon, nadert ons in deze tijd krachtiger dan ooit tevoren met het levensprana Christi, met de nieuwe ethersubstantie. Allen, zonder uitzondering, worden in de gelegenheid gesteld wederom kinderen Gods te worden en het nieuwe lichaam te verkrijgen.

Zo kunnen wij besluiten dat de gang door de smarten van deze wereld voor ieder mens de bekroning van zijn leven kan worden, het gaan door de eeuwige deuren. De leerling die aldus deze poorten des heils binnengaat, wordt begroet met een juichend lied vol dankbaarheid. Want opnieuw blijkt het grote offer Christi een overwinningsoffer te zijn. Een overwinning, culminerend in het feit van een lijfelijke ontmoeting met het eeuwige Licht zelf.

INHOUDSOPGAVE VAN ‘HET UNIVERSELE PAD’

  1. Religieuze reclame
  2. De deur achter de sluier
  3. De tempel van Osiris
  4. Het mysterie van het adytum
  5. De tempel van de geest
  6. De tempel van de natuur
  7. Midzomernachtsdroom
  8. De verheven wijsheid van Lao Tse
  9. Spiralengangenvibratie
  10. Idealiteit en realiteit
  11. Het mysterie en de roeping van Hiram Abiff, de meester-bouwer
  12. Gevaren op het pad

Bron: Het universele pad door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri, hoeksteenserie 2

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

LEES MEER OVER DE HOEKSTEENSERIE