De tempel van de natuur – hoofdstuk 6 uit ‘Het universele pad’ van J. van Rijckenborgh

 

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

De onderstaande tekst is hoofdstuk 6 uit het boek Het universele pad dat J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri publiceerden aan het begin van de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Daarin geven deze stichters van de geestesschool van het Rozenkruis hun visie op Pinksteren en de tempel van de natuur.

Als einddoel van het streven van de leerling op het pad staat voor zijn geestesoog ‘de tempel van de goddelijke natuur’ opgericht, de oorspronkelijke wezenswerkelijkheid, waarin de goddelijke natuur-van-den-beginne zich volledig zal kunnen uitdrukken. Het is de werkelijke tempel van de Heilige Geest.

Als het bouwwerk van transfiguratie voldoende vordering heeft verkregen en het in staat is de universele geest te ontvangen, dan zal het resultaat zich als een zichtbaar teken voor allen bewijzen. Als de klassieke figuren uit het boek der Handelingen in de door hen toebereide tempel de universele Heilige Geest ontvangen, zijn er velen die deze wondere gebeurtenis mogen aanschouwen.

Als Petrus in een magische rede de hoedanigheid, het wezen en de oorzaken die tot deze uitstorting van het goddelijke prana hebben geleid, voor de verbijsterde schare uiteenzet, zijn er twee reacties: een reactie van spot en ongeloof en een reactie van intense belangstelling.

Deze tweevoudige reactie is uit de werkelijkheid gegrepen. Als de universele geest, de universele taal en de universele wijsheid zich door de dienaren van de Broederschap bewijzen, is er ten eerste de stormwind van de geest die het gewone leven aantast, de afwijzing, de spot, de kritiek en het ongeloof; ten tweede is daar een van binnenuit gegrepen zijn en daarom een fundamentele belangstelling bij steeds meerderen.

Zo is duidelijk, dat de aard van deze belangstelling samen te binden is in dit ene woord uit Handelingen 2: ‘Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen?’ Dit is een actueel woord en een actuele vraag, die een even actueel en recht op het doel afgaand antwoord vereist. Zo lang men nog fulmineert en de stormwind van de geest slechts een dolle wieling in de wereld der ideeën veroorzaakt, is er geen absolute belangstelling. Zo lang men de feiten der vernieuwing in hun wezenlijke grond negeert, zal men nimmer de vraag: ‘En wat nu?’ kunnen uitspreken.

Is het niet zo dat de belangstelling voor de weg van de universele geest voornamelijk hierin bestaat dat men zegt: ‘Ik ga mijn eigen weg, vertel mij eens in hoeverre de uwe daarbij aanknoopt?’ De zelfhandhaving en de uitbuiterij zijn hier overduidelijk. Alleen wie onvoorwaardelijk belangstellend is, is dan ook rijp voor het antwoord van Petrus: ‘Bekeer u, en een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving uwer zonden, en ge zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.’

Dit antwoord is voor een westerse wereld, die generaties lang steeds weer verdronken wordt in de theologie, in vele opzichten zeer teleurstellend. Het is dus noodzakelijk dat de Geestesschool dit woord voor u op andere wijze verklankt. Bekering is de primaire basis voor en van alle nieuwe wording. Bekering is het radicale woord voor ‘afwending’, definitieve en absolute afwending van het dialectische leven. Het gaat om omwending, omkering. Het nieuwe leven, dat de weg baant tot de tempel van de goddelijke natuur, is zo absoluut nieuw, zo volstrekt anders van dimensie, het staat zo verticaal op alle dialectiek, dat het onmogelijk is tegelijkertijd in de oude en in de nieuwe natuur te staan.

Bekering is nimmer een intellectueel begrip, hoewel zij wetenschappelijk te beredeneren is; evenmin is zij een gevoelszaak, hoewel men haar in het hart kan overwegen. Wij zeggen u dit met nadruk, omdat men de Geestesschool bijna altijd óf uit verstandelijke motieven óf uit gevoelsoverwegingen nadert. De omwending die wij bedoelen, moet voortvloeien uit een ‘ik kan niet anders’; zij moet zich plaatsen op de basis van een volkomen «nee», een volledig afscheid van deze wereld.

Als de universele taal, met behulp van allerlei symbolen en voorbeelden, duidelijk wil maken uit welke elementen de bekering bestaat, dan zien wij bij voortduring dat de betrokken kandidaten zich ‘omwenden’.

Als Christiaan Rozenkruis op de avond voor Pasen geroepen wordt tot de alchemische bruiloft, tot de transmutatie op het pad van de universele geest, dan lezen wij dat hij, bij het ondergaan van de aanraking, zich omkeerde. Eerst toen zag hij het wenkende licht, terwijl er voordien slechts sprake was van speculatieve overweging.

De adspirant-leerling, die zulk een omwending wil voltrekken, bemerkt dat vele banden met het oude leven hem belemmeren. Deze banden, deze fundamentele belemmeringen, moeten verbroken worden. Eerst dan kan men zich laten dopen: in de naam van Jezus Christus, tot vergeving zijner zonden. In de doop in Jezus Christus treedt de universele, geestelijke substantie in werkelijke, lijfelijke gemeenschap met de leerling-bouwer.

Deze doop is geen waterdoop, geen rituele of magische handeling in de gewone kerkelijke zin. Het betreft een totale onderdompeling in de universele geestelijke substantie, die de bewust gerichte leerling na zijn omwending ondergaat. Deze binding tussen de leerling en de Heilige Geest is de aanvang van een wonderheerlijk proces en deze doop voltrekt zich in de leerling ‘in de naam van Jezus Christus’.

Wat wil dat zeggen? De naam Jezus associeert ons met de volstrekt zondeloze mens in de wereld der dialectiek, de naam Christus verbindt ons met de goddelijke mens van de oorspronkelijke natuur, de eniggeboren Zoon. De naam Jezus Christus voert de leerling van het Rozenkruis dus niet terug tot het verre verleden, doch hij ervaart er een actuele, tweevoudige, alchemische, goddelijke liefdekracht in, stuwend tot wederbaring. Het gaat hier om een ingenieus volheerlijk proces: op de basis van de omwending door te breken van de staat van natuurmens tot de oorspronkelijke, goddelijke staat.

Tussen de godmens en de dialectische mens gaapt echter een wijde kloof en de eerste alchemische goddelijke liefdekracht, die wij aanduiden als Jezus, is nu de brug, de middelaar, teneinde over de kloof heen te komen. In de naam Jezus ligt de betekenis verborgen. Deze naam duidt op het alchemische reddende vermogen van de universele geest. Daarom spreken door alle eeuwen heen de Broeders van het Rozenkruis: ‘Jezus is mij alles!’ Deze brug, of Jezus, moet in u worden opgericht, opdat de Christus-in-u zich zal kunnen vrijmaken.

Als deze mogelijkheid gerealiseerd is, gaat de leerling een weg met verschillende spiralen, waarbij de geestesschool hem begeleidt op al zijn wegen. Het grote doel is: de vergeving van zonden en schuld. Als de omgewende leerling zijn meervoudige weg gaat, delgt hij procesmatig en systematisch iedere fout van het verleden. Zo bouwt hij, als vrije metselaar, het nieuwe tehuis van de oorspronkelijke mens en tegelijkertijd wordt de oude tempel afgebroken: hij delgt alle schuld.

U begrijpt dat, zodra de omgewende mens deel krijgt aan het nieuwe levensproces, alle dingen en verhoudingen anders worden. Als de leerling namelijk in het nieuwe levensproces staat, ontvangt hij in grote genade onderwijs met betrekking tot de aard en het wezen van het nieuwe leven. U kunt deze inlichtingen eveneens vinden in Handelingen 2:

‘Zij dan die zijn woord ter harte namen, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. Zij bleven volharden in het onderwijs der apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en de gebeden. Er kwam vrees over allen en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen. Allen die tot het geloof gekomen en bijeen vergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; en telkens waren er die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen die er behoefte aan hadden; en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood van huis tot huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten. Zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Heer voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.’

De rijkdommen waarop onze aandacht hier wordt gericht, zijn zo ontzaglijk groot, dat wij niet dankbaar genoeg kunnen zijn voor dit goddelijke geschenk. ‘Zij dan die het woord van Petrus ter harte namen, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.’ Hieruit blijkt overduidelijk, dat het pad voor niemand fundamentele bezwaren behoeft op te leveren. Inderdaad: ‘U komt de belofte toe, u en uw kinderen’.

Als u het pad voor u ziet en de omwending wilt volbrengen, zal niemand achter behoeven te blijven. Dan blijft u volharden in het onderwijs van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood, en dan onderhoudt u de gebeden.

Hier hebt u de signatuur van de School van het Rozenkruis, die achter de voorhof is. Hier hebt u de signatuur vóór en ván het nieuwe werk, dat wij zo graag met u zouden willen ondernemen. U zult, na de sleutel te hebben gebruikt, volharden in het onderwijs. Met uw volledigste interesse zult u alles wat de School u te zeggen heeft blijvend willen indrinken. Eerst dan zal de School van het Rozenkruis een gemeenschap worden van gelijkgestemden. Eerst dan zal iedere samenkomst opnieuw een feest worden.

U weet hoe het in het burgerlijke gezelschapsleven de gewoonte is om, als de parelende wijn in de glazen geschonken wordt, op te staan en de glazen tegen elkaar te klinken, waarna er gedronken wordt. Dit herinnert ons aan een overoud magisch gebruik van de ware gemeente van ingewijden en hun leerlingen. Wij ontvangen de geest der vernieuwing in onze bokalen, de geheven graalbeker houden wij, zo wij omgewenden zijn, in onze geheven handen. Als de bekers vol geworden zijn, stemmen wij onze godsgeschenken op elkaar af. Dan zorgen wij dat wij al het ontvangene te samen laten klinken in één toon en in één vibratie.

Als de burgerman bij de inzet van zijn drinkgelag, in deze nabootsing van het Heilige Avondmaal, zijn ‘prosit’ zegt, kijken de omgewende leerlingen van de School, allen staande met de graalbeker in de biddende handen, elkaar aan, diep in de ogen, en zij zeggen en zij bidden en zij roepen het elkaar toe: ‘Vrede zij u!’

Zo volharden zij in de gemeenschap en in het breken van het brood, zorgend dat ieder zijn deel ontvangt. Zij helpen elkaar bij het breken van het brood des Heren, en de één wil de ander niet voorgaan, omdat zij weten dat zij te zamen staan tot een troost en zegen. Zij roepen te zamen deze ene heilige naam, vanuit het diepste van hun wezen: Jesus mihi omnia.

Als het dan zo is als het worden kan, gaat er een kracht van onze arbeid uit, zo geweldig en zo formidabel, dat er krachten en tekenen worden gedaan. Dat er een opvaart en een expansie komt die voor het bewustzijn van iedere buitenstaander niet meer uit de gewone natuur te verklaren valt. Daarom valt er vrees over alle ziel. Wat zou onmogelijk zijn in en voor een dergelijke kring, die wij te zamen zullen stichten!

Welke bevoorrechting zou er op deze wijze kunnen zijn van de een boven de ander? De genade die er voor ons is, is die er ook niet voor u? Het glorieuze doel is toch niet alleen voor enkele uitgezonderden? Als u maar wilt, dan hebben wij alles gemeenschappelijk, te veel om uit te spreken en te veel om maar bij mogelijkheid te bedenken. Alles is voor u, als u het maar grijpen wil!

Als u nu al deze rijkdom ziet en ervaart, wat zou u dan nog hechten aan al het dialectische, waarover u nog waakt als een leeuw en dat voor u, als het erop aankomt, nog alles te beteken heeft? Daarom, als u in het nieuwe leven staat, verkoopt u alles. U wilt datgene kwijt wat u in uw zelfanalyse als voor u aardebindend hebt bevonden. En omdat deze dingen zeer persoonlijk zijn, kan het gebeuren dat u met het door u verbrokene weer een ander kunt helpen.

Zie, zo bouwen wij te zamen een tempel. De vergaderden onder het Rozenkruis zijn op mars! En wij kunnen slagen, want alles om te bereiken is ons geschonken! Daarom bezitten wij een tempel, een tempel van de ene Geest. Wij noemen deze tempel ons krachtveld. Wij zijn er dagelijks in vergaderd, wij breken daar dagelijks ons brood en wij vieren daar elk moment ons avondmaal. Stralen schieten uit de tempel naar alle kanten. Deze stralen gaan van huis tot huis en breken in, daar waar men dit allerminst verwacht om, zo God wil, overal dat licht voort te dragen en in de harten te ontsteken.

Zo is er dus een mateloze blijdschap en een volkomen eenvoud des harten. Het dialectische leven is uitermate gecompliceerd, doch zij die in het nieuwe leven staan, zien een leven dat zo klaar en zo helder is als kristal, volkomen ongecompliceerd, lichtend als de zon op haar middaghoogte en naar haar sleutelwoord: eenvoud! Niet de eenvoud van het oppervlakkige, maar de eenvoud van het ene leven, dat van God is. De eenvoud, die toch groots en geweldig is.
Daarom loven wij God en staan in de gunst van het gehele volk. Hoe kan het ook anders! Uit de kring die zo in de tempel staat, die wij te zamen hebben gebouwd, uit deze kring rijzen dagelijks de kinderen Gods omhoog tot de kring der behoudenis. Gebruik de sleutel tot het ene leven, waartoe u geroepen bent. Stel u op de basis der omwending en u zult het wezen en het leven Gods zien.

INHOUDSOPGAVE VAN ‘HET UNIVERSELE PAD’

  1. Religieuze reclame
  2. De deur achter de sluier
  3. De tempel van Osiris
  4. Het mysterie van het adytum
  5. De tempel van de geest
  6. De tempel van de natuur
  7. Midzomernachtsdroom
  8. De verheven wijsheid van LaoTse
  9. Spiralengangenvibratie
  10. Idealiteit en realiteit
  11. Het mysterie en de roeping van Hiram Abiff, de meester-bouwer
  12. Gevaren op het pad

Bron: Het universele pad door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri, hoeksteenserie 2

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

LEES MEER OVER DE HOEKSTEENSERIE