Het boek van Henoch – de derde toespraak op de internationale conferentie van het Gouden Rozenkruis in Ussat in 2006

BESTEL IN HET TEKEN VAN DE DRIEBOND VAN HET LICHT

Met het verschijnen van het boek In het teken van de Driebond van het Licht publiceert de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis de toespraken van de conferenties van 2001, 2006 en 2012 in Ussat (Zuid-Frankrijk). Zij richt daarmee een nieuwe oproep aan de mensheid zich bewust te worden dat er in het midden van een geschokte samenleving nieuwe perspectieven verschijnen, die zich als een ondersteunend veld manifesteren, en waaruit allen licht en kracht kunnen putten. Hieronder volgt de tekst van de derde toespraak die gehouden is op de Ussat-conferentie in 2006.

In de context van de conferenties is het van belang te zien dat het Openbaringenboek ons een blauwdruk geeft voor de ontwikkeling van een gnostiek lichaam. Voor wie het kan zien, ontsluit zich een programma dat aantoont waartoe de Geestesschool in staat is, zowel voor wat betreft het verleden, als het heden en de toekomst.

Wat is het voor een wonderlijk boek, dat Openbaringenboek? Er is mateloos over gespeculeerd, en er wordt zo over gesproken dat men er geen touw aan vast kan knopen. Hoe staat de Gnosis tegenover dit boek der Openbaringen? De tekst ervan, zoals wij die aantreffen in onze Bijbel, is een bewerking in christelijke zin van het veel oudere Boek van Henoch.

Zwakker dan het oorspronkelijke, omdat het in de loop van de eeuwen door talloze handen is gegaan. Wat wij er van over hebben, geeft de bedoeling die erachter staat maar met moeite prijs. Maar toch straalt het Licht er nog doorheen! Het boek van Henoch voert ons terug tot de bakermat van alle gnostieke openbaring, namelijk tot Egypte, tot de Egyptische Gnosis, tot de prehistorische Gnosis die samenhangt met de Grote Piramide. De Grote Piramide fungeert in zekere zin nog steeds als een tempel van de broederschap van de universele Gnosis. Honderden eeuwen geleden begon daar de gnostieke openbaring voor het Arische tijdvak en werd zij opgericht, als een machtig teken in Egypte.

Alles wat de piramide bedoelde, alles wat de universele Gnosis is en zegt en bedoelt, is vastgelegd in het boek van Henoch. Het woord Henoch heeft als betekenis ‘inwijder’ of ‘leraar’, of met een bekendere klank: de zoon des mensen. In de Egyptische mysteriën wordt ook wel gesproken van ‘de zoon der vrouw’. Henoch is niet slechts de inwijder, maar kan in hetzelfde woordbegrip worden gelezen als ‘de ingewijde’. Overigens is het opmerkelijk dat het woord Johannes, die ons genoemd wordt als de auteur van het Openbaringenboek, hetzelfde woordbegrip kent.

Ook Johannes kunnen wij lezen als ingewijde en inwijder. Het heeft dezelfde betekenis als Henoch en we hebben hier dan ook te maken met de auteur van de Openbaring van Johannes, of het boek van Henoch, wat één en hetzelfde is. We hebben te maken met een Jezus-geborene, een eniggeboren zoon, een zielgeborene. Eniggeboren: want iedere zielgeboren entiteit behoeft deze geboorte van de volmaaktheid maar éénmaal te beleven. Zodra de ziel geboren is, bent u een eniggeboren kind Gods. Dan bent u een eniggeboren zoon. In onze natuur is dat onmogelijk. Wij zijn geboren om eenmaal weer te sterven – het is de weg van de natuur. Maar naar de ziel worden en zijn wij eniggeboren kinderen Gods.

Jezus de heer is dus een historische figuur, maar niet in de exoterische zin. Jezus is een historische figuur in de meervoudige betekenis van de Gnosis. Vanaf het moment dat de Adamitische mensheid verzonk in de natuur van de tegenstellingen werden steeds opnieuw eniggeboren zonen uit dit leven opgetrokken in het nieuwe leven. En wij kunnen hun navolgers zijn!

De gebeurtenissen uit het Openbaringenboek, zo deelt de tekst ons mee, vinden plaats op Patmos. Ook het woord Patmos kent veel betekenissen, die alle terug te voeren zijn tot een toestand van niet-zijn. Dat is een toestand van een eigenaardig soort eenzaamheid. Een eenzaamheid vol van spanning; een eenzaamheid, een alleen-zijn temidden van de veelheid.

Enerzijds een zijn temidden van het grote wonder, anderzijds naar onze natuur bekeken een absoluut niets. Het ‘in de wereld zijn’, maar in volledigheid ‘niet meer tot die wereld behoren’. Dat is de toestand van Patmos: een nulpunt van enduristische zelfovergave. Een nulpunt van zelfovergave dat de universele leer ook wel kenschetst met het woord ‘duisternis’. Vanuit de levensstaat van de gewone natuur gekomen tot een nulpunt van duister, ledig, niets, volgt een ontwaken in een nieuwe levensstaat. Het is als het ingaan in de duisternis van de piramide, om op een gegeven moment aan de geopende top te ontstijgen. Vandaar dat dit nulpunt of Patmos ook kan worden aangegeven met het woord Egypte. En zo begrijpen wij het woord uit Hosea 1:11: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’

Uit dat nulpunt van zelfovergave rijst de zielemens op. Daarom gaat in de legende het uitverkoren volk uit Egypte naar het ‘beloofde land’, aangevoerd door Mozes, de man Gods, die in Egypte was opgevoed. Analoog daaraan beginnen ook wij, naar de klassieke hermetische Egyptische Gnosis, onze reis naar het Gouden Hoofd, naar het beloofde land. Want in de duistere nacht van het aardse bewustzijn ondergaan wij meer dan ooit de heerlijke woorden ‘uit Egypte te worden geroepen’ als zielemens, nadat wij eerst als mens-van-de-natuur naar Egypte zijn gevoerd. Dat wil zeggen: gevoerd naar het endura, de grote zelfovergave van de kathaarse broederschap. En nu worden wij – zo u wilt – vanaf dit moment uit het diensthuis uitgeleid naar het beloofde land. Het boek van Henoch is daarbij onze gids.

Zo bezien is Egypte, behalve het nulpunt van zelfovergave, in onze tijd tegelijkertijd de kern, de bron, van de universele Gnosis. En van daaruit komt de grote vertrooster tot ons. Vanuit dit middelpunt straalt de universele Gnosis over de gehele wereld en omvat haar. En zo bereikt ons de hulp, de bescherming op de momenten waarop men dat het meest nodig heeft. Vandaar de vlucht naar Egypte van de jonggeboren ziel! Op deze wijze zijn wij veilig, geborgen in het lichaam van de jonge broederschap.

Wanneer u recht staat op het pad, dan bent u door de geest Gods uitgeleid naar Egypte en u zult daar blijven, ‘tot Herodes gestorven is’. Niets kan u overkomen. Gnostiek-filosofisch is Egypte het nadir, het dieptepunt van enduristische zelfovergave, het nadir van versterving naar de natuur, het Patmos van vereenzaming, waar de mens verblijft ‘vanwege het Woord Gods, vanwege het getuigenis van Jezus Christus,’ zoals de proloog van het Openbaringenboek, de christelijke versie van het boek van Henoch ons te kennen geeft.

Kosmisch gezien is het land van de piramide, Egypte, een uiterst belangrijk punt op aarde. In onze visie is de piramide het belangrijkste gnostieke brandpunt ter wereld. Daarom is het de bakermat van de Gnosis, waaruit alle wijsheid uitstroomde over de wereld. Ook de drie grote broederschappen van de mensheid in het Westen, de drie broederschappen, die in volkomen samenwerking en in volkomen eenheid steeds de gehele mensheid gediend hebben, kan men tot Egypte terugvoeren, met name: de broederschap van de Heilige Graal, de broederschap van het Rozenkruis en de broederscha van de katharen. Van Egypte gaan stralen uit naar alle kanten, naar alle werelddelen, voor zover het de waarlijke vrijmaking betreft, in transfiguristische zin.

De gnostiek ingewijde, de zielgeborene, wordt zoals we zagen ook een zoon des mensen, of een zoon der vrouw genoemd, naar afleidingen van de betekenis van het woord van Henoch. Om een zielgeborene te worden zijn drie dingen nodig. Ten eerste de Logos, het eerste fundamentele aanzicht, de gnostieke oerbron zelf. Ten tweede, als fundamentele voorwaarde, het Licht, dat wil zeggen de stralende kracht die van deze oerbron uitgaat. Ten derde een wordingsveld, waarin de mens kan worden binnen gevoerd, teneinde zichzelf in transfiguristische zin te heiligen. Aldus, een oerbron, het Licht van de oerbron en een wordingsveld.

Ziet u deze drie niet afzonderlijk. De Gnosis zegt onophoudelijk: er is slecht één God, de ene, oneindige schepper, de oerbron waaruit het Al voortkomt. Vanuit deze oerbron straalt Licht. Dat Licht is geen tweede aanzicht van de godheid, maar dat Licht is God zelve. God is Licht! ‘Het Licht straalt in de duisternis’, zo leert ons de proloog van het Johannesevangelie, maar de duisternis, dat wil zeg- gen, het verduisterde bewustzijn van de mens kan dat Licht niet waarnemen, en er dus ook niet op reageren.

Daarom begint een mens zo vaak te zoeken buiten het Licht. Hij kan het niet vinden in de natuur waarin hij leeft, en waarvan hij voor 98 procent deel is. Hij voelt zich hier niet thuis. Wie kent niet die weg van het zoeken, dat voortdurende jagen van het uur van geboorte tot aan het einde.

Aanvankelijk zoekt de mens in zuivere ik-centraliteit. Hij zoekt exclusief voor zichzelf. Immers, hij, als ik, wil bevrijd worden. Maar dat is geen basis waarop het Licht, dat God is, de mens kan bereiken. Dit is een toestand die voortduurt tot hij, zeer vermoeid en naar het ik volkomen uitgevierd, het er eenvoudig bij laat liggen, geen enkele interesse meer heeft en wegzakt in negativiteit.

Maar het kan ook zijn, dat de mens, die zo moegeslagen is naar de eigen ik-drift, toch blijft geloven in een oplossing. Dat er ergens een mogelijkheid tot verlossing is, zonder dat deze nu per se voor het eigen zelf wordt gewild of gedacht. Dat hij slechts in algemene zin gelooft in een uiteindelijke opgang in een bevrijdende levensstaat. Dat is dan een toestand die in het bloed zit.

Als u een dergelijke geloofsstaat kent, kan men aan u vragen: ‘Heeft u dat nu speciaal gewild? Is dat nu iets, wat u met uw gehele wezen bedenkt?’ ‘Nee,’ zo antwoordt u dan, ‘dat heb ik niet bedacht, dat zit in me. Dat heb ik misschien van kindsbeen af gehad. Of het is op een bepaald moment in mijn leven gekomen, nadat ik van alles had afgezocht.’ Dat is dan een teken, dat er iets in het bloed geboren is van een zekere pure gezindheid, geboren in de mens, een onuitroeibaar geloof aan en in een uiteindelijke oplossing van alle moeite en verdriet. Niet als een einde, maar als een waarachtig nieuw begin.

Wanneer zulk een fundamentele geloofsstaat in de mens aanwezig is, in zijn bloed zit – wij bedoelen niet een verminkt geloof in een leven na de dood of een verbetering van onze natuur in humanistische zin, maar dat geloof aan een algemene opgang van de gehele mens uit onze dreven – dan vloeit daaruit een redelijke bezinning voort en ook een redelijk onderzoek naar de mogelijkheden voor een dergelijke oplossing. Want het bloed drijft en circuleert door het hele stelsel en het bereikt alle intelligentie-organen.

Als de mystieke gezindheid u in het bloed zit, dan raakt die gezindheid u dag en nacht aan en drijft u tot redelijk onderzoek. Namelijk hoe zulk een verlossing uit nacht en dood eventueel te concipiëren is, hoe zulk een verlossing zich zou kunnen voltrekken. En u zoekt in alle desbetreffende wereldliteratuur!

Het begin van het zoeken naar dit ideaal zal in de aanvang heel eenvoudig kunnen zijn, maar de kracht van die ideatie, dat ideatievermogen gaat zich cultiveren en groeit uit tot een zeer krachtige idee. Deze ideatie dringt evenzeer redelijk-zedelijk door in het bloed, zodanig dat er naast de geloofsstaat van het bloed op een gegeven moment ook een levende ideatiekracht in het bloed is geboren. Dat is belangrijk, want wanneer deze ideatiekracht in het bloed voldoende sterk is, dan ontsteekt zij als positieve kracht op een gegeven moment de negatieve, dat is ontvankelijke geloofskracht.

De geloofskracht is dus een zaak van het hart, de ideatiekracht is een bepaalde toestand van het hoofdheiligdom. Hart en hoofd dienen met elkaar samen te werken in het leven. Daarom, als die ideatiekracht in het hoofdheiligdom is gekomen, verbindt zij zich met de geloofsgezindheid des harten. Deze twee aanzichten staan tegenover elkaar als positief tot negatief. Op die wijze ontsteken de geloofskracht en de ideatiekracht in de mens een arbeidskracht!

Er moet wat gedaan worden, zo voelt de betrokken mens. Ik moet op een of andere manier aan de slag gaan. En hij gaat dan vanuit zijn ideatie, gedragen door zijn overtuiging, ik-loos en zonder voor het zelf te vragen, zonder eisen te stellen voor zichzelf – eventueel in armoede, of in gevaren, of in grote nood, eventueel alle schepen achter zich verbrandend, leven en goed niet tellende – aan het werk. Deze mensen stichten bijvoorbeeld een forum, een podium. Of zij werken mee aan een reeds bestaand forum, om de roep tot geloof, ideatie en arbeid verder te laten weerklinken.

Zien wij de situatie nog eens voor ons. Eerst de geloofsgezindheid, zoveel mogelijk vrij van het ik. Daarvoor dient de mens een weg van ervaring te gaan, een weg die als oplossing geeft dat er voor het ik geen oplossing te vinden is. Wanneer die toestand in het hart geboren is, dan vloeit daaruit voort: een ideatiekracht. Want wat ik geloof van binnen in het bloed, dat ga ik bedenken. Uit geloof en ideatie wordt de drang tot handeling geboren.

Als u zo’n mens bent, en u zich waarlijk voorover stort in dat werk, dan raakt het Licht u aan. Dan raakt het Licht dat van de vader uitgaat, het Licht van de oerbron, u aan. Op hetzelfde moment gaat de roos des harten volkomen open, en is de weg voor de zielegeboorte vrijgekomen.

INHOUDSOPGAVE

Steenhoop der getuigenis, een woord van Catharose de Petri

Woord vooraf door de internationale spirituele leiding

Deel I – De broederschap van het Rozenkruis – De Fraternitas Universalis – Conferentie Ussat 8-12 september 2001

  1. Praktische magie
  2. De zevenvoudige Adem Gods
  3. De wetenschap van de Grote Adem
  4. Het gnostieke rijk in Europa

Deel II – De broederschap van de Katharen – Brood, water en zout – Conferentie Ussat 9-13 september 2006

  1. De vleugels van Hermes
  2. De dag des heren
  3. Het boek van Henoch
  4. De zeven zegels
  5. De kracht van velen
  6. Het moederveld van de heilige geest
  7. De werkzaamheid van de zeven stralen van de geest

DEEL III – De broederschap van de Graal – De gemeenschap – Conferentie Ussat 15-18 september 2012

  1. Lux lucet in tenebris
  2. Naar boven, naar binnen en naar buiten
  3. De nieuwe ethers
  4. De zeven brieven aan de gemeenten van Asia
  5. Wat is een erfenis?
  6. Formatie, reformatie, transformatie
  7. Bericht aan de toekomst

Verantwoording van de illustraties

BESTEL IN HET TEKEN VAN DE DRIEBOND VAN HET LICHT