Een onsterfelijke mens worden – symposionvoordracht van Elly Nooyen over Weg in Tao – innerlijke alchemie

BESTEL WEG IN TAO

Elly Nooyen, auteur van diverse boeken over Tao, komt op het symposion over tijd en eeuwigheid op 17 oktober spreken over de overeenkomsten tussen de Daodejing en de Bijbel. De bovenstaande video toont een voordracht van haar op het symposion Vuur van verandering van Stichting Rozenkruis op het landgoed Renova. Daarin spreekt ze over innerlijke alchemie naar aanleiding van het verschijnen van haar boek Weg in Tao. Hieronder volgt de transcriptie van de bovenstaande video.  

In de Chinese wereld van vijf eeuwen voor onze jaartelling leefde een groot wijze, genaamd Lao Zi. Dat betekent oude wijze of ook: oud kind. Kind omdat daarmee ook de ontvankelijkheid aangeduid wordt, de openheid. Lao Zi schreef een boekje met 81 gedichten: de Daodejing. De basis van het boek Weg in Tao’ is de Daodejing van Lao Zi.

De Daodejing bevat 9 maal negen, dat zijn eenentachtig gedichten, want negen is in het taoïsme het getal van opperste harmonie. Want hoe je het getal negen ook vermenigvuldigt, de som ervan blijft altijd 9. Als eerbetoon aan Lao Zi is ‘Weg in Tao’ dan ook in 81 paragrafen geschreven. Die 81 gedichten kunnen op verschillende manieren gelezen worden, onder andere als richtlijn hoe in harmonie met de natuur te leven, of als adviezen voor koningen van weleer hoe het hemelse rijk te besturen.

Maar de Daodejing heeft nog een dieper gelegen verborgen betekenis. Het kan worden gelezen als raadgevingen voor het gaan van de weg van innerlijke alchemie. Het boek ‘Weg in Tao’ heeft dan ook als ondertitel: kunst van innerlijke alchemie.

Alchemie kennen we misschien vanuit de middeleeuwen en destijds probeerde men heel letterlijk vanuit een onedel metaal goud te maken. Maar innerlijke alchemie heeft betrekking op iets wat veel dieper gelegen is, namelijk het veranderen van het stoffelijke en het tijdelijke in het in het onstoffelijke en tijdloze.

De oude taoïsten zeiden dat wij leven in een wereld die tijdelijk is, maar dat deze wereld niet de enige werkelijkheid is. Wij maken deel uit van een oneindig veld van zijn of van bewustzijn zoals u wilt. We zouden dit kunnen vergelijke met ons gezichtsvermogen. We zien maar een minuscuul deel van het gehele elektromagnetische spectrum. Dit spectrum is maar liefst tien biljoen keer groter dan ons zichtbare licht. En dit is zo immens groot, dat we ons er niets bij kunnen voorstellen.

Op dezelfde manier kunnen we ook naar onze tijdelijke wereld kijken. Wij leven in een veld van bestaan dat gebonden is aan een ruimte: ons universum. En alles daarin is tijdelijk. Daarnaast heeft alles twee kanten: een plus en een min. Maar waar we ons wellicht minder van bewust zijn is dat deze tijdelijke wereld ingebed ligt in een spectrum van van zijn dat oneindig is. Daarin zijn geen tijd en ruimte en is niets gepolariseerd.

Albert Einstein merkje hier eens het volgende over op: ‘een mens is een deel van een geheel dat wij universum noemen, een deel dat begrensd is door tijd en ruimte’. Hij ervaart zichzelf, zijn gedachten en gevoelens als iets dat gescheiden is van de rest, een soort optische illusie van ons bewustzijn. En die illusie is een soort gevangenis voor ons. ‘Wij zijn gevangen in de beperkingen van onze persoonlijnke verlangens en voor onze genegenheid voor een paar mensen die ons het meest nabij zijn. Maar onze taak moet zijn: ons van deze gevangenis te bevrijden,’ aldus Albert Einstein. De bevrijding waar hij over spreekt vindt plaats door een proces van immens grote verandering, innerlijke alchemie genaamd.

Het taoïsme stelt dat Tao de onkenmbare en onnoembare grondslag van al het bestaande is, en dat Tao alomtegenwoordig en altijdtegenwoordig is. Daarom is het onmogelijk dat er ook maar iets uit Tao gevallen zou kunnen zijn. Onze wereld van tweeheid, de duale wereld, staat dan ook niet los van de gehele bandbreedte van bewustzijn, maar maakt er een deel van uit, hoewel een miniem klein deel. En het heeft een specifieke geheel eigen functie. De dualiteit is dan ook geen illusie, maar een veld van bestaan dat volkomen binnen Tao ligt. Maar toch ervaren wij deze wereld alsof deze de ene werkelijkheid is, en hebben we doorgaans nauwelijks bewustzijn van het bestaan van overige velden van deze bandbreedte.

On te kunnen leven in deze tijdelijke wereld beschikken we over een lichaam, een vleselijk omhulsel. Het is gemaakt van materie afkomstig uit dit universum. En alles daarin is tijdelijk, dus ook ons lichaam. Maar onze wereld van tweeheid ligt echter binnen de eenheid. Om daar toegang toe te krijgen is een ander lichaam nodig, zoals bijvoorbeeld een ruimtevaarder een speciaal pak nodig heeft om in de ijle werelden buiten onze aarde te kunnen overleven. Maar zijn ruimtepak bootst de aardse atmosfeer na. Hier heersen de luchtdruk en zuurstofvoorziening bijvoorbeeld, en zonder dit pak zou hij niet kunnen overleven. Wanneer wij ons open willen stellen voor de wereld van de eenheid, hebben we ook bij wijze van spreken specifieke kleding nodig. Maar geen kleding waarin de omstandigheden van deze tijdelijke wereld nagebootst worden want deze mantel, deze kleding, omhulling bezitten we immers al.

De wereld van de eenheid kunnen we vergelijken met een onvoorstelbaar groot licht, een licht van zeer hoge vibratie. We hebben dan ook een lichtkleed nodig, een mantel die bestaat uit tijdloze energie of straling. dit lichtkleed wordt echter niet buiten ons geweven, zodat we het te gelegener tijd aan kunnen trekken, maar het lichtkleed wordt stukje bij beetje geweven, en wel door onszelf. Het bijzondere daaraan is, dat dit weven gelijk opgaat met het uittrekken van onze oude, tijdelijke mantel.

Maar laten we niet denken dat daarom het oude kleed verkeerd zou zijn. Integendeel, het is magnifiek uitgerust om te bestaan in deze tijdelijke wereld. Maar we zouden het kunnen vergelijken met een winterjas, en dikke jas waar we veel plezier van hebben als het koud is, maar die we in de zomer vanzelfsprekend vervangen door meer passende kleding.

De basis om tot Tao te kunnen gaan houdt dan ook in: minder worden, de dikke jas uittrekken. En dat wordt in het taoïsme wu wei genoemd, of beter gezegd wei wu wei: het doen van het niet-doen. Ons doen is gebaseerd op onze persoonlijke verlangens en begeerten, en de weg tot Tao gaan, het weven van de lichtmantel, houdt in dat we leren om onze vele begeerten en verlangens te neutraliseren. Dan staan ze niet langer tussen ons en de tijdloze wereld in. Dit vraagt van ons om bewuste keuzes te maken. Is wat we doen ten gunste van ons tijdelijke bestaan of ten gunste van de eenheid waarin we in ingebed liggen?

Woe wei is dan ook niet niets doen, maar het is juist heel erg hard werken, werken aan onszelf. Door woe wei wordt innerlijke alchemie tegelijkertijd mogelijk. De oude mantel wordt geleidelijk vervangen door de nieuwe mantel. Dat betekent dat het dus niet inhoudt dat we de ene mantel over de andere aantrekken, want dan zouden we juist meer worden. De kern van de innerlijke alchemie is minder worden om ons op een passende wijze te kunnen verhouden tot het alomtegenwoordige Tao.

We beschikken over het materiaal waaruit het lichtkleed geweven wordt: de tijdloze energie van de Eenheid waarbinnen de duale wereld ingebed ligt. En we beschikken over een weefgetouw, dat is ons lichaam, gezien als geheel. Dus niet alleen ons lichamelijke jasje, maar ook ons denken, voelen, bewustzijn en handelen. Maar de energie om het weefgetouw in werking te zetten komt voort uit de kracht die van het alomtegenwoordige uitgaat. In deze energie ligt als het ware een mal, een oerbeeld van de complete mens zoals wij kunnen zijn, de mens zoals we ten diepste bedoeld zijn. Een mens die in deze wereld gaat leren om zich bewust te openen voor de wereld van de eenheid.

Maar het meest belangrijke bij het proces van innerlijke alchemie is dat wij in ons hart een kern meedragen, een kern waarin dat oerbeeld besloten ligt. En daar gaat een niet voor te stellen grote energiewerking van uit. Deze voltrekt het proces van fundamentele verandering in ons.

Op de omslag van het boek ‘Weg in Tao’, staat een gedeelte uit Laozi het 48ste vers. Dit gedeelte wordt ook wel gezien als de kern van het taoïsme en tegelijkertijd op de innerlijke kern waarop de alchemie gebaseerd is. Er staat in het Chinees: wanneer niet-doen wordt gedaan, blijft niets ongedaan (Daodejing 48). Het rode stempel wat u linksonder ziet, betekent woe wei, niet doen.

Tot slot, een gewone mantel biedt ons letterlijke bescherming. Door deze mantel maken wij het onderscheid: hier ben ik en daar is al het andere. Een voorbeeld van ons duale onderscheidende bewustzijn. De lichtmantel echter, is zonder grenzen. Het gaat op in de volkomen eenheid. Het is één met het Ene. Dit licht maakt nooit onderscheid tussen dit of dat. Het staalt altijd uit, het is er voor iedereen, niet één uitgezonderd. Toch verbergt de tijdloze mens zijn tijdloos lichtkleed. Hij identificeert zich er op geen enkele manier mee, maar voortdurend straat dat licht als vanzelf van hem uit. Het stroomt dwars door de woorden, door de klanken van zijn woorden en manifesteert zich in zijn daden. Maar meer nog toont het zijn kracht door de stilte van zijn zwijgen. Wij zijn leerling-wijzen en gaan de weg van innerlijke alchemie dan ook nooit voor onszelf alleen.

BESTEL WEG IN TAO