DOWNLOAD CALLED BY THE WORLD HEART (FREE PDF)
BESTEL GEROEPEN DOOR HET WERELDHART
J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri zijn dé voorbeelden van hedendaagse rozenkruiser-gnostici. Zij belijden in hun werken de christocentrische Gnosis van de laatste twee millennia. Driehonderdvijftig jaar na het verschijnen van de manifesten van de rozenkruisers aan het begin van de 17de eeuw spreken zij niet alleen het levende woord opnieuw. Niet alleen hebben zij geschreven óver het Tehuis Sancti Spiritus, maar ook hebben zij daadwerkelijk een nieuw tehuis voor een strevende broeder- en zustergemeenschap gebouwd.
Er is vanaf 1924 een weg gebaand, en het ‘domus sancti spiritus’, in de zeventiende eeuw zo grof gesloten, is opnieuw toegankelijk: de krachten uit de bovennatuur stromen vrijelijk in de mysterieschool, en worden door alle deelhebbers aan het werk uitgestraald, ieder op zijn of haar niveau.
In een gesprek met haar uitgever bij de voorbereiding van haar laatste boek (Het levende woord) lichtte Catharose de Petri de aard van hun levenswerk nog eens nader toe. ‘Toen we aan het einde van de jaren veertig helemaal van voren af aan begonnen, hadden we weliswaar een opdracht, en een doel, maar geen idee hoe we de groep op nieuwe wijze gestalte moesten geven, en het was zeker ook niet duidelijk hoe we de geestesschool zouden moeten inrichten. We wisten alleen de eerstvolgende stap, datgene wat op dat moment moest gebeuren, en konden niet anders dan erop vertrouwen dat we zouden zien, hoe het verder moest, als we die stap positief en zonder aarzelen zouden nemen.’
En J. van Rijckenborgh formuleerde hetzelfde op iets andere wijze: ‘Ons pad werd echter niet verlicht met koplampen van hier tot ginder. De lengte van de weg die verlicht wordt door eerstehands kennis, bedraagt precies één pas. Daarom zegt de psalmist in Psalm 119: “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.” Ons pad wordt dus met al ons bidden en smeken slechts één pas recht voor onze voet verlicht en niet meer; verderop is alles weer duistere nacht. Pas als wij die verlichte stap ook metterdaad deden, kwam er verlichting voor een tweede stap. Door het gáán namelijk, droegen wij de lamp mee; en dit Licht baande en vormde het pad waarlangs wij verder kwamen.’
De liefde die redding zijt
Op de plaats waar eertijds, van 1934 tot 1958, de tempeltent stond, stak J. van Rijckenborgh op 28 september 1963 de eerste spade in de grond voor de aanleg van een rozentuin. Voor de groep jongere en oudere leerlingen en vrienden memoreerde hij, dat op deze bijzondere plek het werk van de School van het Rozenkruis in wezen werd gestart; in dit boek hebben we gezien hoe dat in zijn werk is gegaan. ‘Vele heerlijke uren werden op déze plek gewijd aan de beschouwing en het van binnenuit doorgronden van de filosofie en de kerngedachten van het Rozenkruis,’ aldus de geestelijke leider.
Niet zonder reden werd juist op die plek, waar de arbeid tot het verbreiden van de ene waarheid – God ín de mens – begon, de rozentuin aangelegd. Zeker ook speelt in de herinnering de prachtige rozentuin van Albi, waar de katharen hun diensten konden celebre- ren; een tot op de dag van vandaag duidelijk te ervaren brandpunt. Want het was in deze rozentuin van Albi, dat de beide geestelijke leiders hun opdracht tot in finesses voor zich zagen: ‘het stichten van een mysterieschool, een volledig toegerust en uitgebalanceerd inwijdingslichaam voor de nieuwe tijd’.
Zeven jaar later. In tegenwoordigheid van een kleine vijfhonderd leerlingen en honderd jongeren wordt op vrijdag de 17e juli 1970 in de tempel van Noverosa, een herdenkingsdienst gehouden en in de rozentuin tevens een bescheiden monument aan J. van Rijckenborgh gewijd. een monument dat tegelijk een getuigenis en een symbool is. Het is een witte kubus, ‘een witte keursteen’. Het is een verwijzing naar Openbaring 2:17: ‘Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt.’ In de romeinse rechtspraak van die dagen kregen degenen die waren berecht óf een zwarte keursteen, als ze schuldig waren bevonden, óf een witte keursteen, als ze werden vrijgesproken. En op die keursteen stond dan je naam gegraveerd.
Op de witte kubus zien we een bronzen ring, die de cirkel van eeuwigheid verbeeldt. Boven op de ring een fraaie geopende roos, omringd door enkele kelkbladeren. Op de rand van de ring staat de magische formule van het klassieke rozenkruis gegraveerd:
Ex Deo nascimur, in Jesu morimur, per Spiritum Sanctum reviviscimus.
(Uit God geboren, in Jezus gestorven, door de Heilige Geest wedergeboren)
Op het bovenvlak van de kubus is gegraveerd:
Dit gedenkteken is geplaatst op de 17e juli 1970
Aangebracht op deze zijde een gelijkzijdige driehoek en de woorden:
Kennis Liefde Daad –
De drie verheven attributen van den Christus
Op het tweede vlak aan de rechterzijde van de kubus staat gegraveerd:
De Kennis des Lichts die geopenbaard is
Op het derde vlak aan de achterzijde van de kubus staat vermeld:
De Liefde die Redding zijt
Op het vierde vlak aan de linkerzijde van de kubus staat vermeld:
De Daad, die voert langs de rijzende Zuilengang tot in de Poort des Eeuwigen Levens – J. van Rijckenborgh.
Het zijn woorden uit één van zijn meest innige voordrachten.
Een getuigenis van Catharose de Petri
In de herdenkingstoespraak die Catharose de Petri tijdens deze bijeenkomst houdt, komen de aard en de atmosfeer van de zevenvoudige opbouw levendig tot uiting. Zij kijkt erop terug hoe dit bouwwerk, waaraan ook zij vanaf 1930 volop gestalte gaf, door gezamenlijke inspanning is gerealiseerd – en hoe hij zijn vrienden op alle fronten is blijven voorzien van inspiratie en stuwkracht. Het is een voordracht in een aantal stappen, die vooral de sfeer kenschetsen waarmee de grootmeester de leden van de geestesschool altijd heeft benaderd:
‘J. van Rijckenborgh was in het bijzonder een vriend van de jeugd! In zijn conferenties met de jongeren wist hij altijd de juiste toon te treffen. Hij bezat de gave om de meest brede en diepe onderwerpen in een voor de jonge mens begrijpelijk woord te plaatsen. Zo besprak hij met de jongerengroep, tijdens de D-groepweek in het jaar 1961 een onderwerp dat hij zélf een waagstuk noemde, in verband met het feit dat hij het zo veelomvattend vond:
“Maar”, sprak hij destijds, “we zullen proberen ons erdoorheen te slaan met jullie medewerking.” En de jongeren deden hun best te begrijpen, hoe zij bijvoorbeeld het zonnestelsel moesten leren zien als een levenssysteem. En hij leerde hen, dat zij vervolgens het zonnestelsel moesten leren zien als een astraal systeem waarvan alle delen wel samengevoegd zijn, maar tóch in feite één lichaam vormen. Eén lichaam met vele leden. En hij leerde hen zien, waar veel planeten behoren tot het zonnestelsel, hoe er sprake is van veel leden, en wij, als stofgeboren mensen, met al die leden van het zonnestelsel innig verbonden zijn door ons astrale lichaam. Hij leerde hen dat Christus de zonnegeest wordt genoemd, en al wat Christus is, wil en doet primair de vervulling van een plan is. “De Christus, de grote figuur,” stelde hij, “gaat uit van het zonnehart van het zonnestelsel, en door middel van de Christusradiaties, van die zonneradiaties, wordt het ganse al van het zonnestelsel naar een bepaald doel toegestuurd. Plan-vervulling op deze basis is: wereld-onthevenheid – wereld-verlossing – wereld-vervulling.” De jongeren dachten er diep over na; spraken er met elkaar in alle ernst over; en wat hen nog niet geheel duidelijk was, werd tijdens dezelfde jeugdconferentie tijdens een vragenavond nader uiteengezet.’
Tot de voorbereidende en belijdende leerlingen van de geestesschool kon J. van Rijckenborgh vaak heel ingrijpend spreken, zoals hij dat, vóór zijn ernstige lichamelijke instorting in 1965 meerdere malen gedaan heeft. Tot hen zei hij (gepubliceerd in Het mysterie der zaligsprekingen):
‘Wanneer de leerling besloten heeft om werkelijk het vrijmakende pad te bewandelen, de zevenvoudige offerande te celebreren op de altaren van de tempel, dan breekt voor hem een zeer moeilijke en gevaarlijke tijd aan. Want men kan wel besluiten, men kan zich wel voornemen met grote ernst, het wezen van het leerlingschap te leven, te belijden, maar u zult allen ondervinden hoe buitengewoon moeilijk dat is, ja, hoe ontzaggelijk zwaar dat is. Want onze persoonlijkheid is niet slechts natuurgeboren, maar geheel één met en afgestemd op de bewustzijnstoestand en de staat-van-vermogens waarin die persoonlijkheid existeert.
Door middel van ons bewustzijn en onze vermogens met hun zo zeer elektromagnetische organen hebben de natuureonen ons in hun greep. En daarom: ieder die het pad nadert, moet – het kan niet anders – de eigen fundamentele staat- van-zijn tot op haar basis aantasten, en de noodzakelijke veranderingen daarin aanbrengen, opdat een waarachtig leerlingschap mogelijk zou kunnen worden. Men is meestal wel bereid om anderen aan te tasten, en die zo tot op het naakte zelf af te breken. Maar u kunt die ander dáármee zeer zeker niet helpen; ieder moet dat voor zichzelf doen; dan eerst heeft het zijn nut. Daarom: wanneer u voor uzelf tot het positieve leerlingschap besloten hebt, dan gaat het erom, het zwaard in het eigen wezen te planten.’
Tot deelhebbers aan de innerlijke school (onderscheiden in een derde en vierde werkveld) sprak hij onder meer als volgt:
‘U kunt in de volle zin van het woord de broederschap dienen, door dienst tot de grondtoon van uw leven te maken. Hoe? Door de toepassing van volstrekte naastenliefde, waarbij u denkt aan alle levende wezens, en uw hart zó gaat afstemmen, dat u het welzijn en het geluk van alle wezens verlangt, met inbegrip van het geluk van uw vijanden. Maak echter geen binding met uw vijanden, maar overstraal hen met uw gehele liefde. Vergeef al uw schuldenaren. Door de toestand van volkomen medelijden, waarbij u denkt aan alle wezens die in nood verkeren, waarbij u zich levendig hun smarten en hun angsten voorstelt, zodat een diepe deernis in uw ziel ontwaakt.
Door een toestand van volkomen vreugde, waarbij u denkt aan de voorspoed van anderen en u verblijdt in hun blijdschap. Door de toestand van een volkomen besef van de slechtheid, ten gevolge waarvan u alle kwade gevolgen van bederf doorschouwt; alle gevolgen van zonden en ziekten, de beuzelachtigheid van het genoegen van het ogenblik en zijn noodlottige gevolgen. Door de toestand van volkomen kalmte en innerlijke rust, waarin u zich verheft boven liefde en haat; boven tirannie en onderdrukking; boven rijkdom en behoefte; en uw eigen lot beschouwt met ónpartijdige kalmte en volmaakte gemoedsrust. Op deze basis kunt u de broederschap en de mensheid dienen, en de gelukzaligheid van het geest-zieleleven beërven.’
En hij stelde vast:
‘In naastenliefde omarmen wij de gehele mensheid met de liefderadiaties van de Gnosis; met medelijden verbinden wij ons met haar en doen wij de Gnosis instralen; met vreugde stuwen wij haar voort op intelligente wijze, zonder forceren; met het besef van de slechtheid branden wij op onpersoonlijke wijze de zonde uit en bestrijden haar; en door de toestand van kalmte en rust worden wij zelf geen slachtoffer van de bewogenheid, maar staan wij als een rots in de branding.’
Met deze woorden verruimde hij het inzicht en het bewustzijn van de leerlingen van het derde werkveld van de school. Tot de leerlingen van het vierde werkveld sprak de grootmeester dikwijls als volgt:
‘De priesterlijke groep van de jong-gnostieke broederschap dient met grote, diepe en heilige ernst haar roeping te beseffen en te vervullen. Iedere cel en iedere celgroep van het magnetische levende lichaam zullen hun grote verantwoordelijkheid ten opzichte van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis dienen te begrijpen. Juist nu! Wij verkeren echter volledig in de hoop, dat u zelf tijdig zult ingrijpen wanneer het grote initiatief tot werkelijke menswording in de zin Gods dit noodzakelijk maakt, en daarom hebben wij de vrijheid u te vragen: Wilt u, broeders en zusters, met ingang van heden uw priesterlijke roeping gestand doen? of niet! De geestesschool heeft geen tijd meer te verliezen; de dreigende gevaren worden anders te groot en het werk van jaren mag niet verloren gaan. En daarvoor is ook het grote offer, door velen uwer in dienst van het heilige werk gebracht, niet ingezet. Het gaat om de grootse taak, tot vrijmaking van uw microkosmos; uw diepste wezen uit de gevengenschap van de doodsnatuur tot vervulling te brengen.’
Tot de leden van het vijfde werkveld, waarin alle leidende organen van het Lectorium Rosicrucianum zijn vertegenwoordigd, sprak hij ook vaak heel direct. Hij zei:
‘U zult allen weten en u klaar bewust zijn, hoezeer heel de school in een betrekkelijk korte tijd door een hevige bewogenheid is heen gegaan. Een bewogenheid, die geen enkel deel van het gnostieke ar- beidsveld ongemoeid heeft gelaten, en geen uwer niet heeft aangegrepen. U bent allen in uw persoonlijkheid aangetast, u hebt allen uw astrale tegenstander ontmoet. Er is een intense poging ondernomen om heel de gemeenschap van het Gouden Hoofd, en daardoor de geestesschool, uiteen te slaan, en allen zonder uitzondering zijn daarin partij geweest. De één door zijn positieve instelling, de ander door zijn negatieve instelling in diverse opzichten. De één door zijn temperament, de ander door zijn flegma. De een na de ander door zijn persoonlijke verhouding met de situaties van zijn medemensen, door persoonlijk inzicht, door innerlijke of gevoelsoverweging. Zij werden persoonlijk allen door zeer vijandige astrale invloeden aangegrepen om in de gemeenschap de aan alles een einde makende explosie te veroorzaken.
Maar dit hebt u, dat u staande bent gebleven, dat u zich in gehoorzaamheid en liefde voor het werk gebogen hebt, en u de geestesschool als geheel, als dienstbaren, volkomen primair hebt gesteld. Dat is groots. Dat is heerlijk. Dat is – en we kunnen het nu zeggen: dat wás de grote toets. Wijd u aan de zuivere doorvoer van de Aquarius-stromen-des-heils, opdat de stem van de stilte in u zal klinken.’
De leden van de gemeenschap van het vijfde werkveld werden er vervolgens steeds op attent gemaakt, dat zij gezamenlijk de ruggengraat vormen en tevens het centrale zenuwstelsel van de zevenvoudig geopenbaarde geestesschool, en de gemeenschap derhalve is: één van de basispunten waarop het totale magnetische lichaam steunt. Wat betreft het zesde werkveld van de geestesschool formuleerde J. van Rijckenborgh het als volgt:
‘Want de taak, welke in het zesde werkveld verricht dient te worden, kan niet, ja, mag niet uitgevoerd worden met de gewone natuurgeboren aard, doch uitsluitend met het hogere vermogen; met het vermogen van de pinealis-vuurkring als basis. Het is een taak die zich richt tot allen en gevoerd wordt voor allen. Het is een hoogst klassieke taak, die te allen tijde door de broederschap van het rozenkruis uitgevoerd werd.’
De ene vlam
Nu, bij het begin van de eenentwintigste eeuw, bestaat er een sterk zevenvoudig wereldwerk, om elke zoekende mens van dienst te zijn. Onder de richtlijnen van een internationale spirituele leiding ontwikkelt deze school door haar zevenvoudige innerlijke opbouw de bevrijdende mogelijkheden van het leven, die elk mens weliswaar zelf in de hand heeft, maar vaak niet ziet, of niet kan grijpen. Er is een gemeenschap van gelijkgezinden, waarbinnen de hermetische en gnostieke leringen geleerd en geleefd worden. Binnen deze zevenvoudige structuur kan de ziele-ontwikkeling versneld worden doorlopen, als de mens de ene kernkracht, de essentie uit het zonnehart, niet loslaat.
In het innerlijk van alle deelgenoten – en van alle mensen – brandt de ene vlam. In hen die zich eraan wijden, wordt de aardse natuur neutraler en groeit het bewustzijn van de universele geest, die ons tot mensen van een ruimere, grotere wereld maakt. Het leven en werken van de Gnosis zijn volop zichtbaar. Het visioen van oprecht strevende mensen: een werkzame gemeenschap van het Licht, is werkelijkheid geworden door de activiteiten van de werkers van het Licht, waarover dit boek gaat, en die werden bijgestaan door een hechte groep vrienden zonder wie de groei onmogelijk zou zijn geweest.
Bron: Geroepen door het wereldhart door Peter Huijs
Hartverwarmend om te zien dat Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh nog altijd zeer actueel zijn en zeker niet passé, zoals wel eens beweerd wordt.
Ja Watcher, Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh beschrijven de realiteit en de praktijk van het gaan van het pad zoals zij die hebben ervaren. Hun woorden zijn gebaseerd op het innerlijk kennen van onvergankelijke principes en zijn daardoor met kracht geladen. Daarom blijven hun boeken actueel, ook al is het huidige taalgebruik en het bewustzijn van de hedendaagse mensen anders dan in de tijd waarin zij leefden.
In een conferentietoespraak die is opgenomen in Arbeid in mensendienst is te lezen:
‘De grote geestelijke erfenis, vastgelegd in boeken en geschriften, die de geestesschool van het Gouden Rozenkruis ter beschikking staat, zou verworden tot een dode letter indien de geest er niet uit wordt vrijgemaakt door mensen die inderdaad het voorgestelde pad bewandelen, die de geboden helpende hand inderdaad aanvaarden en hun leven ernaar inrichten.’