Leven vanuit de essentie: de veelheid dragen vanuit de eenheid

BESTEL ‘DE STEM VAN HET ROZENHART – WOORDEN UIT DE TEMPEL’

De weg uit de wereld van leed, uit de wereld van fragmenten wordt door de School van het Rozenkruis gewezen. Niet door de veelheid te leren kennen, maar eenvoudiger, door terug te gaan tot de eenheid, tot de ene, tot de essentie van leven. ‘Esse’ is zijn. ‘Essentie’ is kern, het wezenlijke.

Wie ontwaakt, wordt geroepen tot het wezenlijke zijn, om al het gebrokene, om de hokjesgeest, dus zichzelf, te laten voor wat het is en tot de oorsprong te gaan. Het ten dele, de onvolkomenheid, is ontstaan, omdat wij, zoals het Evangelie der Waarheid zegt, de Vader niet kennen.

Voor ons betekent het, het eigen hart te leren kennen. Het eigen hart binnen te gaan tot waar het wortelvuur brandt. Het hart waarin ‘Gnosis’ ademt. Gnosis als kennis van God, als het begrip van het geheel, waardoor wij zien hoe alle dingen geworden zijn, hoe zij verworden zijn en hoe zij te herleiden zijn.

Wij mogen de waarheid proeven van de woorden: ‘Wie zichzelf kent, kent het Al’. Met Hermes juichen wij:

‘De eenheid, het één en ondeelbare, de oorsprong
en de wortel aller dingen, is in alle dingen aanwezig.’

Is in alle mensen aanwezig. Er is alles in één oogopslag. Dat ontlokt een knipoog van grote vreugde. Wie in zichzelf tot de essentie gaat, vindt de eenheid met alles en allen en komt het oordeel, zijn wrevel, irritatie, zijn onrust van ‘het ten dele’ te boven.

Daarom kon Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) de wijsheidsleringen van de gehele wereld een plaats geven in de Geestesschool. Hij wist de essentie te putten uit de mysteriën van Egypte, de wijsheid van het oude China, en van het India van Brahma en Boeddha. Hij wees erop dat het rozenkruis uitgaat van diezelfde essentie en zich in geconcentreerde vorm declareert, als Gnosis, als een synthese van universele wijsheid.

Gnosis, waarin ‘religie’ ten diepste inhoudt: de mens opnieuw verbinden met de ene en door heiliging, heelmaking, de twee tot één in zichzelf te smeden, Immanuël, God in de mens.

Vanuit de essentie is synthese geen optelsom, geen samenstelling van delen, of vervloeiing van stellingen. Synthese hier is uitgaan van de these ‘Theos’, Gods als middelpunt. Het getal één dat alle getallen ontsluit. Het onuitsprekelijke dat alle letters vol van waarheid en eenheid ontsluit.

Wie essentie vindt, past synthese toe. Speurt in de veelheid naar essentie als uitnodiging tot verbinding. Draagt de veelheid vanuit de gedachte van de eenheid. Wie niet verdragen kan, wie scheidsmuren plaatst, verdeeldheid zaait, wie afwijst, is niet tot de bodem van zichzelf, tot op de essentie gegaan. De essentie is het allesdoordringende licht van Christus.

Ons hart is geworteld in het licht van Christus. In dit licht vindt een ieder zichzelf terug. In dit licht zuivert ieder zichzelf van verdeeldheid. De mogelijkheid tot het beleven van eenheid is allen van bovenaf gegeven. Werkelijk een eenheid vormen en eenheidsbeleven komt van onderen op tot stand. Dat gaat niet vanzelf, het is een actief gebeuren van bewuste, ontwaakte mensen.

Bron: De stem van het rozenhart

BESTEL ‘DE STEM VAN HET ROZENHART – WOORDEN UIT DE TEMPEL’