BESTEL HET OUDE EGYPTE: BAKERMAT VAN HET JONGE CHRISTENDOM
Niet in het orthodoxe Jeruzalem, het klassieke Athene of het wettische Rome, maar in de smeltkroes van het gnostieke Alexandrië ontstonden de grote mythen van het jonge christendom. In dit boek gaat Tjeu van den Berk terug naar de bronnen van de Nijl. Op het vlak van de geloofssymboliek is de religie van de christenen geheel identiek aan die van de religie van de Oude Egyptenaren, vanuit godsdiensthistorisch standpunt moet men zelfs spreken van een volledige afhankelijkheid van het christendom van deze religie uit het Oude Oosten, schreef de bekende theoloog Eugen Drewermann. Tjeu van den Berk sluit zich bij Drewermann aan en staat in dit boek stil bij de oeroude archetypische beelden die volgens hem aan de overeenkomsten tussen de Egyptische religie en het christendom ten grondslag liggen.
INLEIDING
‘Op het vlak van de geloofssymboliek bestaat er een volkomen eenheid tussen de religie van de christenen en die van de Oude Egyptenaren. Daar waar het gaat om de kernwaarden van de christelijke geloofsoverievering moet men vanuit godsdiensthistorisch standpunt zelfs spreken van een volledige afhankelijkheid van het christendom van deze religie uit het Oude Oosten.’
(Eugen Drewermann)
Een christelijk spoor in het Nijldal
In dit boek wordt de visie uitgewerkt dat de belangrijkste inzichten die het vroege christendom omtrent haar eigen identiteit ontwikkelde, voor een belangrijk deel geënt waren op levensbeschouwelijke ideeën van het Oude Egypte. Gods- en mens-beelden in de Egyptische mythen zien we op een frappante wijze terugkeren in belangrijke christelijke dogma’s en rituelen.
Deze gedachte zal in eerste instantie verrassen, want meestal wordt aangenomen dat in de christelijke theologie voornamelijk uit joodse en hellenistische bronnen geput wordt. Moet men de hellenistische signatuur bij bepaalde begrippen nog indirect op het spoor komen, de joodse wordt op een niet te missen wijze in directe bewoordingen beleden in het Nieuwe Testament en bij de kerkvaders.
De levensbeschouwing van de Oude Egyptenaren ver-vulde de kerkvaders meestal zelfs met weerzin. Hun veelgodendom, dierenverering en magie: ze waren voor hen volstrekt afkeurenswaardig. Daar komt nog bij dat men in de beeldvorming van de bijbel juist uit het goddeloze land Egypte getrokken was. Daar keert men dus niet meer naar terug! Dat de ouders van de kleine Jezus voor zijn veiligheid naar Egypte vluchtten en dat Matteüs bij hun terugkeer God bij monde van zijn profeet laat zeggen: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen’, (Mt. 2,15), dat bracht hen niet op meer positieve gedachten over Egypte. Dat was ‘goed’ beschouwd nog een ‘uittocht’ erbij, redeneerden de meesten.’
De kerkvaders beseften simpelweg de Egyptische achtergrond niet van hun theologische inhouden. Daar kwam bij dat men in die eeuwen allang niet meer wist wat de hiërogliefen nog betekenden. Ze hadden er echter ook geen idee van om wat voor typisch joodse bronnen het eigenlijk ging in hun christelijk geloof, en zeker niet dat ook die bronnen feitelijk een sterk Egyptische inslag hadden.
De kerkvaders begrepen natuurlijk wel dat bijvoorbeeld hun Een-God-in-Drie-Personen flink afweek van de Yahweh van het traditionele, monotheïstische jodendom, maar het kwam niet bij hen op dat er aan het begin van onze jaartelling in Alexandrië nog een stroming in het jodendom bestaan had die overtuigd was van een goddelijke triniteit, een godenpaar met een kind! Waarschijnlijk wisten vele Alexandrijnse joden zelf toen ook al niet meer dat het hier een authentiek joodse traditie betrof.
In de (eerste) tempel van Salomo werd nog een godenpaar vereerd met hun kind: Yahweh, Asjera en hun dochter Anath. Als in 622 v.Chr. de grote Yahwistische hervorming inzet (één god, één tempel, één koning), vertrekken en vluchten duizenden joden met name naar Egypte, hun triadisch godsbeeld meenemend. En de keuze voor Egypte was niet toevallig. Want waar wordt men meer overweldigd door goddelijke triniteiten dan in dit land? Elk groot tempelcomplex had zijn eigen godenpaar en -kind.
Het jodendom dat deze uit Israël en Judea gevluchte joden gestalte gaan geven in Alexandrië, dit diaspora-jodendom, daaruit voornamelijk ontstaat het type christendom dat wij nu kennen. Op het einde van de eerste eeuw bestaat dat jodendom overigens niet meer. Vervolgingen hebben het weggevaagd. Alleen het farizees-rabbijnse jodendom heeft standgehouden.
Eenzelfde historisch proces moet in aanmerking genomen worden waar het gaat om de hellenistische bronnen van het christendom. Die lagen ook niet direct in het klassieke Athene, maar juist weer in het bij uitstek hellenistische Alexandrië. Wanneer in de zevende eeuw v.Chr. Egypte zijn grenzen opent voor de Grieken, komen die daar in aanraking met een voor hen overweldigende religie, al duizenden jaren oud. Het was onmogelijk er niet door beïnvloed te worden. Zo vond er bijvoorbeeld in relatief korte tijd een osmose plaats tussen de ‘geheimen’ van de gestorven en verrezen god Osiris, en de ‘mysteries’ van hun eigen Dionysos. In het midden van de vijfde eeuw v.Chr. is Herodotos (ca. 485-425 v.Chr.) daar al getuige van. In Alexandrië, gesticht in 331 v.Chr., gaan deze beide culturen nog een verdere vermenging aan met onder meer de wijsheid van de joden en de Perzen.
En vlak na het begin van onze jaartelling ontwikkelt zich uit deze smeltkroes een joodse mysteriegodsdienst die in het spoor van Osiris en Dionysos zijn eigen stervende en verrijzende God gaat vereren. Zijn aanhangers geloven dat de Christus (= de gezalfde, de Messias) zich gemanifesteerd heeft in de historische Jezus van Nazaret. Een groepje mensen (in eerste instantie joden maar al heel snel ook niet-joden) ontwikkelt zo een eigen identiteit. Aan de ene kant sterk geënt op het millennia oude Egyptische wortelstelsel, aan de andere kant geformatteerd door de kosmopolitische structuur van een hellenistisch jodendom.
Als deze visie op het ontstaan van het christendom klopt, dan betekent dit dat de Egyptische invloeden veelal op onbewust niveau hebben moeten plaatsvinden. Het groepje christelijke Alexandrijnen was zich waarschijnlijk amper bewust van de archaïsche oorsprong van hun overtuigingen.
Maar het onbewuste manifesteert zich aan ons dagelijks bewustzijn ook nooit volgens bewust aangelegde maatstaven; het manifesteert zich autonoom en spontaan bij de gratie van intuïties, beelden, dromen, visioenen, symbolen en rituelen. Carl Gustav Jung heeft de visie uitgewerkt dat de diepten van de geest veel verder reiken dan de persoonlijke en culturele context, dat er een onbewuste psyche bestaat, door hem het collectief onbewuste genoemd, die reeds bij onze geboorte in ons brein bestaat en overgeërfd wordt tijdens een miljoenen jaren durende evolutie. Dat onbewuste kent zijn eigen sterke drijfveren, door hem archetypen genoemd. Het is vanuit deze onbewuste dimensie (zoals die cultureel gestalte kreeg in een millennia oude cultuur) dat de Alexandrijnse christenen hun inspirerende beelden en symbolen ontvingen.
Wanneer men echter meent niet zo diep te hoeven speuren in het onbewuste als Jung, dan dient men zich te realiseren dat er ook nog altijd een cultureel onbewuste bestaat. Van daaruit kan de visie in dit boek voor een groot deel ook onderbouwd worden. Ik bedoel daarmee het volgende. Wij kunnen heden ten dage handelingen verrichten in onze cultuur die wij als geheel normaal en eigentijds ervaren, terwijl na enig historisch onderzoek toch zonder meer duidelijk is dat de wortels van dit handelen ver terug liggen in de geschiedenis.
Ik geef het volgende voorbeeld. Wanneer vandaag de dag iemand naar de rechter stapt en er daarbij van overtuigd is dat aan de uitspraak van de rechter zelfs een minister niet meer zal mogen tornen, dan realiseert zich diegene waarschijnlijk niet (meer) dat deze normale gang van zaken teruggaat op het ideeëngoed van de Franse Verlichting, van enkele eeuwen terug, en heel specifiek op een studie van Charles de Montesquieu (1659-1755), De l’Esprit des Lois (1748), waarin deze geleerde zijn visie op de drie machten uitwerkt, de trias politica. Deze feiten zijn waarschijnlijk volledig weggezakt in het culturele onbewuste van de betrokkene. Niettemin moet men stellen dat de oude Franse Verlichting de bakermat is van onze jonge Nederlandse democratie, ook al moet men misschien van het huidige Frankrijk niets hebben.
Stellen we ons nu eens voor dat we het jaar 4000 n.Chr. schrijven en we de Franse taalhiërogliefen niet meer verstaan, maar er bestaat nog steeds een onafhankelijke rechterlijke macht naast een wetgevende en een regerende, dan komen we in de richting van de uitgangspositie van het begin van christendom. Verlichting lag 300 jaar terug, men kende de taal echter niet meer, laat staan dat men van het bestaan van een papyrus van ‘Montesquieu’ wist. De tijdgeest in Alexandrië ademde nog steeds, zij het onbewust, de oude ideeën.
Een cultuur, overweldigend en duurzaam
Dat de cultuur van Egypte een ongehoorde uitwerking had in het Midden-Oosten, komt natuurlijk mede door de immens lange tijd, vijfendertighonderd jaar, dat zij vrijwel aaneengesloten heeft bestaan. Dat is zeer lang, zeker in vergelijking met de relatief korte tijd van andere culturen. Zeker, de Sumerische cultuur in Zuid-Irak en de Elastische in Iran staan op een even hoog beschavingsniveau in het laatste kwart van het vierde millennium (hoe verschillend ook in karakter). maar rond 200 v.Chr. zijn deze culturen zo goed als verdwenen. Egypte staat dan ‘pas’ op de drempel van zijn gouden eeuwen in het Middenrijk en het Nieuwe Rijk.
De egyptoloog Michael Rice wijst nauwgezet het tijdstip aan waar de mensheid in Egypte een ongevenaarde sprong vooruit heeft gemaakt in haar evolutie. Dat was rond 3200 v.Chr. In een tijd waarin zogezegd de rest van de wereld nog in het stenen tijdperk van jagers en verzamelaars leefde, wist de mens hier op een smalle strook landoppervlak een bijna volmaakt evenwicht tot stand te brengen met zijn omgeving, en een maatschappij te scheppen die hij tot dan toe maar amper in staat was geweest te bedenken.
Egypte is werkelijk de allereerste maatschappij in de geschiedenis die op brede schaal een coherente, hiërarchische, politieke structuur ontwikkelde en een natie-staat schiep, dit in tegenstelling tot de stad-staten van de Sumeriërs. Deze ‘weergaloze stap vooruit’ lag volgens Rice in de periode van circa 3200 tot 2200 v.Chr. Het is de periode van de vroeg-dynastische tijd en het Oude Rijk. Er is geen tijd in de menselijke geschiedenis geweest die hier ook maar enigszins op lijkt. De aantrekkingskracht van die cultuur was dan ook ongekend groot en duurt nog steeds voort.
Er kan volgens Rice weinig twijfel over bestaan dat dit te maken heeft met de onstuimige kracht waarmee bepaalde archetypen voor het eerst in de geschiedenis losbarstten en zich presenteerden, uit het niets, zo lijkt het wel. Ongekend geniale kunstenaars geven die oerbeelden als eersten hun materiële vorm. En ook al zijn er genoeg bewijzen dat de Egyptenaren hun inspiratie van elders haalden, de meest essentiële karakteristieken van hun cultuur (iedere leek herkent meteen dat karakteristieke) haalden zij uit hun eigen soil en soul.
Niet dat de Egyptenaren de archetypen hebben uitgevonden! Ontstaan op dierlijk niveau, werken ze al miljoenen jaren lang in de menselijke psyche en bewerken ze elders ter wereld analoge vormen en structuren. Lang nadat het Egyptische Rijk in verval raakte, ontstaan er bijvoorbeeld in Zuid- en Centraal Amerika ook piramiden – en die zijn zeker niet afgekeken van Egypte! Er bestaat al in het zevende millennium v.Chr. in Anatolië, in het huidige Catal Huyuk, op een hoog beschavingsniveau, een indrukwekkende stierencultus. Niets wijst er echter op dat Egypte daaraan ook maar enige culturele herinnering bewaarde. Dat overal en altijd weer dezelfde archetypen zich voordoen, was voor Jung juist een bewijs voor het collectief bestaan van dit onbewuste in het menselijk brein. Hoe zou men anders die plotselinge, min of meer eendere erupties beter kunnen verklaren?
In ieder geval kregen deze archetypen op een sublieme, overweldigende en duurzame manier gestalte in het Oude Egypte. Dit had een onweerstaanbare uitstraling op de culturen van de toenmalige wereld van het Midden-Oosten.
En in dát Midden-Oosten, niet in Zuid-Amerika, is het christendom ontstaan. Dit ontluikende christendom kende overigens vele stromingen. Om allerlei redenen grijpt dan in het midden van de tweede eeuw één stroming, de Roomse, naar de macht. Zij gaat, zoals ik in het Voorwoord al schreef, het in haar ogen ketterse Alexandrijnse kaf scheiden van het orthodoxe Roomse koren. Hetgeen (jammerlijk genoeg) lukte. De andersdenkenden werden onder één noemer samengevoegd en verketterd als gnostici, als ‘weters’. Dat werd een scheldwoord. Het waren in de ogen van Rome betweters terwijl zij ‘gelovigen’ behoorden te zijn. We zullen echter zien dat, verrassend genoeg, ook dat Roomse koren gezaaid is in het NijIdal.
Onze visie is niet nieuw
De visie die in dit boek wordt uitgewerkt is zeker niet nieuw, maar is toch pas in de laatste decennia deel gaan uitmaken van een breed geesteswetenschappelijk discours. Wij weten natuurlijk ook nog maar betrekkelijk kort precies welke ideeën de Oude Egyptenaren zélf hadden. Pas in 1822 is hun schrift ontcijferd door Jean-Fraçois Champollion. Daarna duurde het nog meer dan een eeuw voor men de vele teksten op tempelmuren, in graven, op sarcofagen en papyri had vertaald. Veel materiaal is trouwens nog steeds niet uitgegeven, laat staan vertaald. Geleidelijk aan kregen de geleerden echter niet alleen een idee de inhoud van de Egyptische mythen en riten, ze zagen ook analogieën met christelijke opvattingen.
In de eerste helft van de vorige eeuw kwamen er pioniers die ens thema expliciet en fundamenteel aanroerden. Eén van hen was Carl Gustav Jung. Hij was geen egyptoloog, maar had de beste egyptologen van zijn tijd van nabij bestudeerd. Hij had ook in Europa alle belangrijke Egyptische musea bezocht en was in 1925/26 zelf naar Egypte afgereisd. Hij zág niet alleen scherp het Egyptische gehalte van de christelijke dogma’s, hij had er vanuit zijn dieptepsychologie ook nog een sterke theorie over. Pas vanaf de jaren zeventig in de vorige eeuw breekt een breed inzicht door in de correlatie tussen de Egyptische en de christelijke mythologie, juist ook bij de egyptologen met een ruime godsdiensthistorische belangstelling.
Er komen ook theologen die het werk van deze egyptologen vruchtbaar integreren in hun beschouwingen. Een unieke figuur onder hen is theoloog-psychiater Eugen Drewermann (geboren 1940). Hij heeft de egyptologische literatuur nauwgezet bestudeerd en heeft geen enkele twijfel: de mythologie van het Oude Egypte vormt de achter- en oergrond van de christelijke theologie. Niet het beeldloze Judea, maar het beeldrijke Egypte staat volgens hem centraal in de evangelies en in de theologische verhandelingen van de eerste grote theologen van het christendom. Ik ken geen theologisch auteur (vgl. motto van dit hoofdstuk) die scherper en overtuigender verwoordt hoezeer het christendom de erflater is van het Oude Egypte. Een citaat:
‘Om de meest fundamentele inhoud van het christendom te verstaan moet men naar Egypte gaan. Dat Jezus Christus Gods Zoon is – waarlijk mens en waarlijk God – is een overtuiging die aan geen enkele tekst van het jodendom ontleend kan worden. (…) Dit centrale begrip van het christelijk geloof danken we aan de grote, drieduizend jaar oude religie aan de Nijl. (…) In zekere zin is het zelfs zo dat het christendom de oude religie van het licht opnieuw belichaamt.’
Het liegt er niet om. Ik meen dat hij gelijk heeft. Ik zal in deze studie proberen aan te tonen dat de voorstellingen die vanuit oer-oude archetypische patronen opgeroepen werden bij de Oude Egyptenaar zeer sterk lijken op die van de christenen. Het is natuurlijk omgekeerd: de christenen konden zich blijkbaar onmogelijk onttrekken aan dit geheel van voorstellingen, omdat ze de diepste archetypische roerselen van hun ziel uitdrukten.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
Inleiding
Een christelijk spoor in het Nijldal
Een cultuur, overweldigend en duurzaam
Onze visie is niet nieuw
1 Een mythisch wereldbeeld
De levensbeschouwing van de Oude Egyptenaar
De fenomenologische benadering
Het Nijldal bood een natuurlijke bedding voor de goden
De ervaring van Jung
Symbool – De kikker – De mestkever
Ten slotte
2. God wordt uit een maagd geboren
Incarnatie
Het goddelijk kind
Theogamie, een sprookje
Theogamie, een mythe
Theogamie, een legende
Theogamie, een evangelie
Bedoelden de evangelisten de maagdelijke geboorte letterlijk?
3 Alexandrië, stad der steden
Inleiding
Alexander de Grote, stichter van de stad
De Ptolemaeërs bouwden de schitterendste stad van de Oudheid
Drie cultuurwonderen – Het museum – De bibliotheek – Het serapeum
Serapis
Alexandrië, een Egyptische stad
Vernietiging van het serapeum door de christenen
4 De Osirismythe
De zegetocht van een allochtone god
De mythe van Osiris
Osiris van Abydos
Osirismysteries?
Een besloten inwijding in Abydos
Het oordeel van Osiris, ook een inwijdingsritueel?
5 Een Egyptische Christus
De Christusmythe en de historische Jezus
Overeenkomsten tussen de Christus- en de Osirismythe
Drie dagen in het dodenrijk
De onsterfelijke ziel en haar oordeel
Een persoonlijk oordeel van de ziel
6 De drie-ene God van Nicea, een Egyptisch symbool
Osiris en Christus, trinitaire personen
De kerkvaders sleutelden in Nicea aan een Egyptisch archetype
Een joodse triniteit!
Asjera, gemalin van Yahweh, en hun beider dochter Anath
De monotheïstische hervorming in Jeruzalem
Joden naar Egypte
7 Egyptische mysteries in de ecclesia romana
Initiatie in Rome
Het ‘geheim evangelie’ van Marcus
De opwekking van Lazarus
Een Osiriaans inwijdingsritueel
Maria Magdalena
8 Het jonge christendom in Alexandrië
Inleiding
Joden in Alexandrië
De eerste joodse pogrom in de geschiedenis
Eerste christenen in Alexandrië
Eén indirecte vroege getuige: Apollos
Joden die Abraxas en christenen die Serapis vereerden
9 Vier christelijke sporen in het Nijldal
Inleiding
Seth-Christus aan het kruis
Seth-Joris en de draak
De rijke vrek en de arme Lazarus
Het feest van de maagd die een kind baarde
10 Een vrouw verscheen aan de hemel
Een zegetocht zonder weerga
Una quae es omnia (‘[Gij] de ene die alles zijt’)
‘Ik ben Die was, Die is en Die zijn zal’
‘Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw’
De verschijning van de grote moedergodin
Openbaring 12, een Egyptische mythe
‘Het komt de bruid toe in de hemelse vertrekken te wonen’
Nawoord
Kaart van Egypte
Egyptische tijdlijn
Bij de afbeeldingen
BESTEL HET OUDE EGYPTE: BAKERMAT VAN HET JONGE CHRISTENDOM
LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN SPREKERS OP DE INSPIRATIE-AVONDEN