De Emmaüsgangers – hoofdstuk 19 van ‘Het levende woord’ van Catharose de Petri

BESTEL HET LEVENDE WOORD

De zesenveertig op zichzelf staande hoofdstukken van dit boek van Catharose de Petri (één van de oprichters van de School van het Rozenkruis) vormen een nimmer opdrogende bron van kracht, een waarlijk Levend Woord, waar iedere zoeker die hunkerend uitziet naar zieleverlossing, steeds weer dankbaar uit zal putten. Het Woord, de Logos waar het Johannesevangelie mee begint, is de emanatie van de scheppende goddelijke macht. Hij die de woorden van het eeuwige leven, de macht van het Woord bezit, kan hen die de waarheid zoeken overtuigen, transformeren, veranderen. Hieronder volgen de tekst van het negentiende hoofdstuk (De Emmaüsgangers) en de inhoudsopgave.

Zodra de lichtradiatie Christi u aangeraakt heeft, dat wil zeggen: zodra zij in uw ademveld is binnengevoerd, volgt er een reactie uwerzijds, en op die reactie volgt er noodwendig een proces in u.

Nemen wij nu eens aan dat die lichtaanraking u werkelijk in het proces van de opstanding, de hemelvaart en de Heilige Geestingang zou voeren, dan komt uw bewustzijn meer en meer tot het besef van zijn beperktheid, zijn begrenzing, zijn dorheid, zijn halfheid, zijn leegheid, zijn onvolkomenheid in dit aardeleven. Maar omdat u, door de aanraking van de goddelijke stralingskracht, iets heeft ervaren van de majestueuze schoonheid van het Hemelrijk en het grootse daarvan, zo wéét het bewustzijn van deze natuur dat het zal moeten ondergaan.
En de leerling zelf zet, met behulp van de Geestesschool, systematisch het proces van ‘de Andere in hem te laten wassen‘ in, opdat de ingekomen lichtkracht in zijn stelsel tot openbaring zal kunnen komen.

En wat gebeurt er nu in uw mikrokosmische stelsel? De Heilige Geest leefde en werkte tot op dat moment nog niet in uw microkosmos, want wat de mens met ‘geest’ betitelt is alleen de bewustzijnskern, die haar openbaringsvorm in de werkzame kracht van hart, hoofd en natuurziel heeft. Naarmate echter het lichtproces in de mikrokosmos doorzet, krijgen de astrale krachten van de Christushiërarchie de gelegenheid meer en meer door te dringen – via de reine levensethers die inmiddels vanuit het astrale veld tot ontwikkeling zijn gekomen – in de structuur van het zielemenselijke leven.

U weet: het goddelijke zaadatoom ligt verborgen in uw microkosmos. Dit zaadatoom wordt, naarmate de levende, vibrerende heilige etherstraling bij u binnenstroomt, opnieuw belevendigd door de kracht waarmede het, krachtens zijn potentiële vermogen, polariteit heeft. Zo komt de hemelse zielebewustzijnskern tot ontwaken. En eenmaal gewekt, trekt zij, krachtens haar sterk magnetische vermogen, steeds weer nieuwe reine ethers tot zich, om eenmaal als een vibrerende etherwolk, boven het heiligdom, een ontwikkelingsreis tot herrijzenis te aanvaarden. Deze hemelreis ligt binnen uw bereik, als u maar bereid bent, plaats te bereiden voor deze radiaties van de Heilige Geest. Zo zet het geheimenis der wedergeboorte in.

Het gaat er nu maar om of u dit geheimenis verstaan zult, dan wel of u, wanneer u over deze dingen hoort spreken, even verbaasd zult zijn als Nicodemus, die van dit levensprobleem niets begreep. Nicodemus kon wel omvatten wat persoonlijkheidscultuur beduidt, en hij was bereid daarvoor veel te doen of te laten. Zijn ikheidswezen dacht zichzelf reeds op het vrijmakende pad en de Heer van alle Leven mocht hem daarbij helpen – zoals vele leerlingen de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis willen gebruiken als een hefboom tot het geest-zieleleven. Het gaat echter om wedergeboorte uit ‘water en geest’, zoals de mens Jezus verklaart. Deze strikte eis dient de leerling heel goed te verstaan, want zij is het compendium van het Gouden Rozenkruis.

De wedergeboorte uit water is: de herrijzenis van de zielemens in en door de vier zuivere reine ethers. En de wedergeboorte uit of in de geest wil zeggen: dat alleen de oorspronkelijke Heilige Geest, die van God is, het onvergankelijke Koninkrijk binnen kan gaan. Alleen deze Heilige Geest voert tot het leven in de hoogste zin. Uit deze Geest moet u leven gaan door de Christus. Dat is wat in de Bijbel genoemd wordt ‘het dagelijks wandelen met God’.

In dit verband denken wij aan de prachtige historie van de Emmaüsgangers. U vindt deze geschiedenis in het Evangelie van Lukas, en wel in hoofdstuk 24, vers 13 tot 35. In dit verhaal worden wij verplaatst in de tijd die onmiddellijk volgde na de opstanding Christi. Er is een hevige bewogenheid onder de discipelen. Want het grote probleem voor de meesten onder hen is: ‘Zou de opstanding werkelijk een feit zijn? Zou die lang van te voren aangekondigde voltrekking inderdaad tot ontwikkeling komen?’ En vooral: ‘Zou ik, of zou de mens in algemene zin wel voldoende open en gereed zijn, die opstanding waar te nemen?’

Het zevenvoudige Levende Lichaam, het Gnostieke Lichaam, is gereedgekomen. Het gnostieke astrale veld heeft zich ontplooid tot een nieuw ziele-levensveld, en dit nieuwe levensveld heeft zich ontsloten voor de zoekende en hunkerende mens. De gevorderde leerling in de Geestesschool tracht, gedreven dóór en brandend òp de krachten en de werkzaamheden van gevoel en verstand, het bewustzijn daarin continu werkzaam te houden.

En niet alleen de gevorderde leerling, maar in feite elke leerling ziet toch uit naar de nieuwe zielebewustwording? Iedere leerling vraagt zich toch af: ‘Zou ook ik mogen opgaan in dat gnostiek- astrale veld? Zou de deur geopend worden in de Cirkel der Eeuwigheid ?’
Zou Hij, die gezegd heeft: ‘Ik ben de deur’ zich niet in ú manifesteren? Zodra u op dit brandpunt van bewustzijn aangekomen bent, dat wil zeggen: zodra u weet verbonden te zijn met de glorie van de eeuwige vrede, die de Gnosis zelf is, gaat Hij van dat Jeruzalem, zestig stadiën ver, naar Emmaüs. Wie de Heilige Schrift lezen kan, die weet dat deze reis beduidt dat de betrokken leerling van de Geestesschool zich begeven gaat naar het scheidingspunt tussen de twee naturen. Hij trekt zich op in het niet-zijn en plaatst zich voor Emmaüs, dat is: de hete, vurige bronwel der gnostieke volheid.

Hij is en staat daar ten eerste: met zijn niet-ik der persoonlijkheid, en ten tweede: met zijn door de gnostieke volheid opengebroken zielestaat. En zo wandelen ‘zij beiden’ naar Emmaüs. Maar lang voor zij die plaats bereikt hebben, en terwijl ziel en niet-ik met elkaar overleggen, hoe zij staan tegenover de volheid Gods, komt Jezus, de Opgestane, tot hen. En zij herkennen Hem niet. Jezus is bij hen beiden, maar hun ogen worden nog gesluierd gehouden. Vandaar dat zij Hem niet kennen.

Jezus vraagt hun: ‘Waarom zo droevig? Wat houdt u zo ernstig bezig?’ Iedere leerling die in een dergelijke toestand-van-zijn naar Emmaüs reist, zal de fluisteringen van de Godsstem vernemen. Het zijn fluisteringen die dienen moeten om de leerling op het pad nieuwe moed te schenken en hem tot volharding in het laatste stadium van het proces aan te sporen. Want heet een van de beide gezellen niet Kléopas, dat wil zeggen: overwinnaar?

Maar de overwinnaar zelf is zich nog niet overwinningsbewust. Daarom protesteert hij. Hij verwijt Jezus diens schijnbare oppervlakkigheid en onwetendheid. Hij, Kléopas, spreekt van zijn onrust. Hij spreekt van de Opgestane: ‘Het graf bleek ledig. Sommigen zeggen dat Hij is opgestaan en dat zij Hem gezien hebben.’ Heel de wankelmoedige twijfel van de nog gesluierde ziel komt tot uiting.

Maar dan, omdat Kléopas gericht is op Emmaüs en niet twijfelt aan het doel en het wezen van de Gnosis in haar actuele ontwikkeling, doch alleen, in verband daarmee, aan zichzelf, worden de fluisteringen krachtiger. De vage aanrakingen van Jezus krijgen nu contouren. De stem wordt luider en luider en verkrijgt groter kracht. De zes emanaties beginnen als vurige tongen te vlammen:

Schep door het Vuur het denkvermogen.
Breng door het Vuur gedachten voort.
Schep door het Vuur de stem.
Spreek door het Vuur de naam.

Het licht van de gewone natuur begint te dalen. De zon der geboorte neigt ter kimme. De avond valt. De crisis is daar:

‘Toen zij dichtbij het dorp waren gekomen waar zij heen gingen, hield Jezus zich alsof Hij verder wilde gaan. Maar zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is reeds gedaald. En Hij ging naar binnen, om bij hen te blijven. Toen Hij met hen aanzat, nam Hij het brood en zegende het. Nadat Hij het gebroken had, gaf Hij het hun.’

Jezus gaat binnen, breekt het brood des eeuwigen levens en geeft zijn beide metgezellen dat te eten wat zij verdragen kunnen. De stem heeft het sleutelwoord gesproken: Ontvlam nu door het vuur het overleg.

De deur van de Cirkel der Eeuwigheid vliegt open. En Kléopas, de overwinnaar, ziét. Hij hééft overwonnen. En de stem heft zijn magische klank ten zevende male: Schep door het vuur de rede.

‘Wie oren heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, ik zal hem geven te eten van het manna dat verborgen is.’

BESTEL HET LEVENDE WOORD

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

  1. Het dagelijks wandelen met God
  2. De vierde dimensie
  3. De drie fundamentele stralen van de Zevengeest
  4. Het zevende zegel
  5. Johannes op Patmos
  6. De opdracht van de Geestesschool
  7. Dood, waar is uw overwinning?
  8. Het rijk van de zonen der slangen
  9. De geboorte van de slangenstaf
  10. De opstanding van de tempelmens
  11. Levensstrijd, levensdoel, levensverwerkelijking
  12. De drie vuren der genade
  13. Een reis door het Morgenland des Geestes
  14. De stem van de stilte
  15. De Driebond van het Licht
  16. Alle verandering begint met het bloed
  17. De Apocalyps en de taak van de Geestesschool
  18. Het geheim van gnostieke magie
  19. De Emmaüsgangers
  20. De centrale plaats van het etherlichaam
  21. De ademhaling van de mens
  22. Een lofzang van Hermes
  23. De geboorte van het denklichaam
  24. Het fundamentele beginsel der goedheid
  25. De interne secretie en haar betekenis voor de levensgang der mensheid
  26. Jezus en Johannes
  27. Van natuurgeboorte naar Godsgeboorte
  28. Kundalini: de kracht van de eeuwigheid
  29. Intelligentie en verstandelijkheid
  30. Een nieuw Shamballa
  31. Levenshouding
  32. De leer, het leven en de kruisweg Christi
  33. De verantwoordelijkheid van de werker
  34. Het mysterie van de Sfinx en de Piramide
  35. Zalig zijn de hunkerenden naar de geest
  36. Het goed dat niet vergaat
  37. Transfiguratie in de tijd van het einde
  38. Het vuur van de Heilige Geest
  39. Maak u gereed voor de grote Dag des Heren
  40. Wat moet ik laten?
  41. De komst van het volk Gods op aarde
  42. Het eerste en het tweede pad
  43. De tijd is daar
  44. Innerlijke verlichting
  45. Eenheid – verantwoordelijkheid – gerichtheid
  46. De roeping van de vrouw

Bron: ‘Het levende woord’ door Catharose de Petri

BESTEL HET LEVENDE WOORD

LEES OVER DE BOEKEN VAN CATHAROSE DE PETRI