Jeroen Bosch, wijsheid-schrijver met beelden, symposionreeks 36

BESTEL JEROEN BOSCH, WIJSHEID-SCHRIJVER MET BEELDEN

Deze eerste bijdrage in het kader van de zomerserie Historische vernieuwers in de Nederlanden is gewijd aan Jeroen Bosch (ca. 1450-1516). Hij is uitgebreid besproken op een symposion van Stichting Rozenkruis.  Zijn werk is daar vooral beschouwd vanuit de filosofie van de rozenkruisers . Deze wijsheidsschrijver met beelden hield er waarschijnlijk ideeën op na die als ‘ketters’ werden aangemerkt. Hieronder volgen het woord vooraf, de inhoudsopgave en de tekst van de eerste symposionvoordracht uit het symposionboek over Jeroen Bosch. 

BESTEL JEROEN BOSCH, WIJSHEID-SCHRIJVER MET BEELDEN

WOORD VOORAF

Het jaar 2016 heeft uitgebreid de talrijke facetten laten zien van de geniale schilder, Jheronimus Bosch, die zo lang onder het stof van kerkse ideologie en Spaanse hofkunst moest verstikken. Zo schreef het Noordbrabants Museum: ‘In 2016 komt Jheronimus Bosch naar huis. Tientallen topstukken van de Bossche meester keren terug naar de stad waar hij ze vijfhonderd jaar geleden maakte, voor de grootste overzichtstentoonstelling ooit: Jheronimus Bosch – Visioenen van een genie.’ 

Het symposion van Stichting Rozenkruis laat evenwel zien dat dit genie meer was dan een meesterschilder. Hij is een kenner van de mens, kenner van de onzichtbare werelden en een van de inwijdingstraditie van zijn tijd. Hij confronteert ons met inzichten die je in de vijftiende eeuw slechts bij de zeer weinigen aantreft. En wie nu, open, naar zijn werken kijkt, ondergaat bovendien een confrontatie met zichzelf. Op het eerste gezicht kunnen zijn schilderijen – met fabelwezens, trechterhoofden en fluitneuzen – ons op de lachspieren werken. Maar Bosch’ werk is brandend actueel en confronteert iedere beschouwer met zijn eigen levenssituatie.

  • Onder het motto ‘Je weet niet wat je ziet’ introduceert Dick van Niekerk de belangstellenden in het raadselrijk van Jeroen Bosch. Was hij een magiër of alleen maar een satirische grappenmaker? Was hij een ingewijde? Waren er kathaarse invloeden? Via een schets van de turbulente tijd waarin Bosch leefde, komt hij tot een beschrijving van zijn stad Den Bosch om te eindigen met enkele topstukken die in zijn atelier aan de Bossche Markt gemaakt zijn. Hun beeldentaal ademt tijdeloosheid: ‘Wat moet Jeroen met een besmuikt lachje door Den Bosch hebben gelopen na voltooiing van zijn schilderij met de zeven hoofdzonden. Hij heeft zowel de goede verstaander als de oppervlakkige beschouwer op zijn wenken bediend, want beiden kunnen erin zien wat zij ook willen zien.’
  • Robert Jan Kelder neemt ons mee naar het onderzoek van Catharina Barker. Deze Nederlands-Duitse wetenschapper heeft in een unieke trilogie het schilderij van Jeroen Bosch, De tuin der hemelse vreugden verklaard in het licht van de leer van Christiaan Rozenkruis. De trilogie gaat in op ‘Het leven in religie, traditie en filosofie’ van de rozenkruisers van de middeleeuwen; op de ontwikkeling van de persoonlijkheid en tenslotte op het ‘opbloeien van de individualiteit in God en de hiërarchieën’. Robert Jan Kelder toont in zijn voordracht aan dat het gangbare beeld van Jheronimus Bosch als een geniale dan wel bezeten visionair, van een werk dat alleen maar zou bestaan uit weliswaar fantastische maar irreële visioenen aan een grondige revisie toe is, waarvan hij de eerste contouren schetst. 
  • De compositie voor koor, strijkkwartet en bayan van Ad de Jong, geïnspireerd op het paneel De Zeven Hoofdzonden, past heel goed bij de dubbele boodschap die Jeroen Bosch wilde overdragen. De componist analyseert de zeven zonden: ijdelheid, hebzucht, wellust, afgunst, onmatigheid, woede en luiheid. In de epiloog ontmoeten we de lichtende Vrouwe Alchimia, die de mens wacht als hij zijn zonden te boven komt.
  • Roelof Jan Veltkamp schetst Jeroen Bosch als iemand die de Zeven Vrije Kunsten kende, mogelijke meerdere trappen van inwijding heeft doorgemaakt en in verbinding stond met de Broeders en Zusters des gemenen levens van Geert Groote. Over zijn bedoelingen heerst wereldwijd tot op heden een intensieve discussie: is hij een trouwe traditionele gelovige geweest of had hij eigenlijk een verborgen meer ketterse boodschap en denkwereld? Volgde hij de culturele conventies van zijn tijd of werkte hij vanuit een verborgen weten? Is het niet vreemd dat de fanatiek-roomse koning Philips II zo dol op hem was dat hij perse de Tuin der lusten wilde bemachtigen en toen dat gelukt was het schilderij in zijn slaapkamer ophing? En dat het een tijd duurde voordat adviseurs van hem kritische geluiden durfden te laten horen over eventuele spot van Bosch met de kerk? 
  • Ankie Hettema doet ten slotte een poging het raadselrijk van Bosch nader ontsluieren met haar bijdrage: Kijken naar Jeroen, is kijken naar je zelf. ‘Bosch’ beelden laten het leven van mensen zien binnen de lijsten van een voor hen onbegrijpelijk schilderij. Zie… zij spreken van tere lieflijkheid en donkere dreiging, en vertellen van goed en kwaad… Met Bosch doorbreken wij de lijsten en ondernemen de reis vanuit de nacht van de ziel, door het louteringsgebied tot in het licht van paradijselijk leven.’

Rozekruis Pers

Peter Huijs, uitgever

LEES MEER OVER HET TRIPTIEK ‘DE HOOIWAGEN’

 

INHOUDSOPGAVE

Inhoud
Woord vooraf, De uitgever

  1. eerste voordracht – Op de drempel van een nieuwe tijd, Dick van Niekerk
  2. tweede voordracht – Op de drempel van een nieuwe tijd – Je weet niet wat je ziet – 500 jaar verontrusting (Was Jeroen Bosch Kathaar?), Dick van Niekerk
  3. derde voordracht, Jeroen Bosch en de weg van Christiaan Rozenkruis, Robert Jan Kelder
  4. vierde voordracht, De Zeven Hoofdzonden, Ad de Jong
  5. vijfde voordracht, Vrijeschools en antroposofisch licht op Jeroen Bosch, Roelof Jan Veltkamp
  6. zesde voordracht, Kijken naar Jeroen Bosch is kijken naar je zelf, Ankie Hettema

OP DE DREMPEL VAN EEN NIEUWE TIJD, Dick van Niekerk

Dat iedere tijd in de schilder Jeroen Bosch (ongeveer 1450-1516) een tijdgenoot herkent, hoeft niemand te verbazen. In het kleine bewaard gebleven oeuvre van deze hoogst getalenteerde Bosschenaar uit de late middeleeuwen wordt vaak pijnlijk zichtbaar wat van alle tijden is: de angst dat het leven van binnen volkomen hol blijkt te zijn, het besef dat alles wanhopig tijdelijk is en de wetenschap dat het menselijke verlangen naar de ongeremde roes ronduit gedrochten van ons maakt.

Geen wonder dat een van de bekendste analytici van zijn werk vaststelt: ‘Bosch is een geboren pessimist die voorziet dat God op het einde der tijden teleurgesteld het boek der Schepping sluit!’ Maar is die conclusie wel terecht? Kunnen we die stelling niet volledig op zijn kop zetten? Zijn er bij een diepere gelaagdheid van beschouwing ook niet perspectiefrijkere trekken te ontdekken in het werk van Bosch?

Om te kunnen antwoorden op die vragen wil ik met u de volgende weg gaan: allereerst wil ik u een beeld schetsen van de boeiende, veelkleurige eeuw waarin Bosch heeft geleefd. Vervolgens verleggen we de focus naar Bosch’ geboorte- en woonstad Den Bosch. Daarna verplaatsen we ons naar het atelier van Jeroen aan de Markt in zijn woonplaats. In het tweede deel, ‘Je weet niet wat je ziet’, bespreek ik in het oog springende facetten van Bosch’ werken, die haaks staan op de gangbare christelijk-burgerlijke moraal uit zijn tijd en die een inkijk geven in zijn en misschien wel ons innerlijk leven. Vooraf willen we twee zaken benadrukken:

  1. De wetenschap meent recentelijk te hebben ontdekt dat sommige bij traditie aan Bosch toegeschreven werken niet van zijn hand zijn maar van tijdgenoten uit zijn invloedssfeer. Op dit punt blijven we buiten het wetenschappelijke debat. Voor ons tellen die schilderijen of tekeningen gewoon mee. Het lijkt ons ook wel des te inzichtelijker om werken die binnen een bij Bosch horend tijdsbeeld zijn ontstaan, aan u voor te leggen.
  2. De nu gangbare titels van alle stukken van Bosch zijn nooit door hemzelf bedacht. Die zijn pas halverwege de negentiende eeuw op de werken ‘geplakt’. Voor een goed begrip van bepaalde schilderijen is het nuttig om dit in het achterhoofd te houden. Dit verklaart ook waarom er van sommige schilderijen verschillende titels in omloop zijn. De Marskramer bijvoorbeeld wordt ook wel De Landloper genoemd (en wordt bovendien in verband gebracht met de gelijkenis van de verloren zoon).

Jeroen Bosch en zijn eeuw

De vijftiende eeuw waarin Bosch deels leefde, was op het eerste gezicht een gruwelijke eeuw. De pest, ook wel de ‘zwarte dood’ genoemd, waarde rond en doodde mensen bij tientallen tegelijk. Soms waren hierdoor hele dorpen uitgestorven en geurden zij onwelriekend naar lijken; op zee werden tal van schepen stuurloos aangetroffen omdat de hele bemanning gestorven was. Bij het beleg van een stad op de Krim werden honderden lijken als katapulten de stad ingeschoten. Het waren gruwelijkheden die de mensen van die dagen stevige angsten bezorgden!

Het was de tijd waarin struikrovers ongeremd hun gang konden gaan omdat de mensen alleen maar binnen de poorten van de stad min of meer veilig waren. Daarnaast was er het inhalige gedrag van de adel en de kerk die op schandalige wijze aan zelfverrijking deden. Wie afweek van het opgelegde kerkelijke pad werd vaak door de naaste omgeving verklikt aan de kerkelijke rechtbank, de inquisitie, en kon rekenen op stevige berechting, tot de doodstraf aan toe. Repressie alom! 

Ook Jeroen Bosch zal ongetwijfeld met de inquisitie te maken hebben gehad. Dat hoeft niemand te verwonderen als je ziet hoe vaak en indringend hij de geestelijken te kijk zet in zijn werken. Een treffend voorbeeld is de kerkelijke prelaat die met een varkenssnuit opgevoerd wordt in De Verzoeking van de Heilige Antonius. Je weet niet wat je ziet! Hoe is het mogelijk, zou je zo op het eerste gezicht zeggen, dat Bosch aan de brandstapel is ontkomen? Er zijn overigens geen concrete aanwijzingen te vinden dat Bosch ooit door de inquisitie is aangepakt of gemuilkorfd.

De zondebokken voor de gruwelijkheden waarmee veel mensen te maken kregen waren gauw gevonden: al langer waren de Joden het mikpunt en als nieuwe afleidingsmanoeuvre kwamen de heksen in beeld. Hoezo heksen? In de laatmiddeleeuwse steden was geleidelijk een grote achterdocht gegroeid naar ongebonden vrouwen die buiten het officiële circuit leefden. Gehuwde vrouwen leefden strak binnen de hun opgelegde codes maar ongehuwde vrouwen zouden wel eens een greep naar de macht kunnen doen of een pact met de duivel kunnen sluiten. Er ontstond een irrationele vorm van heksenwaan, die door de geestelijkheid maar al te graag gevoed werd. 

De geleerde dominicanen Sprenger en Institoris stelden in 1486 De Heksenhamer samen: een precieze omschrijving van het uiterlijk en van het gedrag van heksen. In dit opsporingshandboek lezen we dat op instigatie van de paus van Rome de oorlog verklaard wordt aan de heksen; het is de introductie van twee eeuwen heksenjacht. Die leidde ertoe dat tussen 1486 en 1669 in West-Europa naar bescheiden schattingen 60.000 keer een vrouw naar de brandstapel werd verwezen! Dat was vaak een lucratieve zaak voor de heersende kerk want de bezittingen van de slachtoffers werden verbeurd verklaard en zonder veel juridische plichtplegingen aan de kerk toegewezen.

Tot zover de donker getinte berichtgeving over de eeuw van Bosch. Het staat u vrij naar het lagere, het dierenrijk te ontaarden, maar u kunt zich ook verheffen naar het hogere, het goddelijke rijk, door eigen wilsbeschikking. Maar het was ook een eeuw van tegenstellingen, ja, een eeuw van veel goed nieuws!

  • Het beroemde Corpus Hermeticum werd door de monnik Leonardo van Pistoia in 1460 uit Byzantium meegebracht naar Italië. Vanuit Byzantium, het rijk dat op instorten stond, verplaatste zich het cultureel, filosofisch en wetenschappelijk zwaartepunt van de wereld geleidelijk van oost naar west, meer precies naar Venetië, waarheen Bosch naar alle waarschijnlijkheid een studiereis maakte, en Florence. Dat stukje Toscane werd het epicentrum van de wereld. Daar verschenen vrijwel tegelijkertijd tal van briljante mensen op het wereldtoneel, bijvoorbeeld Paolo Toscanelli, sterren- en wiskundige (1397-1482); Leon Battista Alberti, schilder, dichter, taalkundige en filosoof (1404-1472) en Leonardo da Vinci (1452-1519). Zij brachten een omwenteling teweeg in de kennis van het heelal, het zonnestelsel, de astronomie, wiskunde, natuurkunde, architectuur, cartografie, landmeetkunde, stedenbouw, beeldhouwkunst en schilderkunst.
  • Hoe kon dat, die concentratie van wetenschap, cultuur en geld in zo’n betrekkelijk klein gebied? Had God soms met een toverstokje over Toscane gezwaaid? Een belangrijke reden was geld. Venetië was zeer welvarend en beheerste als maritieme natie het hele Middellandse Zeegebied; het was de rijkste stad van Europa, gevolgd door Parijs en Neurenberg. Veel geloofsvluchtelingen uit het oosten, onder wie de bogomielen, lieten zich als slaven door de Venetianen opkopen in de havens van het huidige Kroatische Split en Dubrovnik en verspreidden zich over heel Europa. Die Venetiaanse rijkdom stroomde over naar Florence, waar de rijkste familie van Europa zetelde: De de’Medici. Zij verdienden hun geld met bankieren, wat voor een deel neerkwam op het uitlenen van geld, tegen het betalen van rente – woeker noemde de kerk dat. Om hun ‘zonden’ goed te maken, financierden de de’Medici allerlei religieuze werken, kapellen, ziekenhuizen, bibliotheken en contracteerden ze kunstenaars om fresco’s te schilderen van sterren en planeten. Er waren genoeg geleerden die de familie de’Medici in dienst kon nemen, want Italië beschikte over een gereputeerde en meteen ook over de oudste universiteit van Europa: die van Bologna, mede gesticht door een Bulgaars-bogomielse emigrant: Bulgarus. Een tweede belangrijke reden was dat een Chinese vloot in 1434 in Venetië was neergestreken. Daarmee begon ook een stevig stuk unieke cultuur- en wetenschapsoverdracht van oost naar west, waaruit nu onder andere kan worden afgeleid dat vele vermeend westerse uitvindingen van Chinese oorsprong blijken te zijn, bijvoorbeeld de beroemde raderboot van Da Vinci, die naar Chinees voorbeeld is geconstrueerd.
  • Maar er zijn nog meer excellente geleerden en kunstenaars die in Bosch’ tijd leefden: Quinten Matsys, schilder, (1465-1530), die een portret van Paracelsus (fakkeldrager van het Rozenkruis 1) vervaardigde alsmede de triptiek De Nood Gods; Niccoló Machiavelli, historicus en staatsman, Il Principe (De Vorst) (1469-1527); Josquin des Prez, polyfoon componist, Missa Pange Lingua (1450-1521); Desiderius Erasmus, humanist en latinist, Lof der Zotheid (1460-1536); Albrecht Dürer, schilder, tekenaar, graveur, Apocalypse (1471-1528); Nicolaus Copernicus, sterrenkundige, Narratio Prima (1473-1543); Thomas More, staatsman en humanist, Utopia (1478-1535); Maarten Luther, kerkhervormer en theoloog, Bijbelvertaling (1483-1546) en François Rabelais, letterkundige en medicus, Gargantua en Pantagruel (1490-1553). Deze begaafde denkers, filosofen en artiesten markeren in zekere zin de overgang tussen twee cultuurperioden. Ze worden wel eens ‘de doodgravers van de middeleeuwen’ genoemd en de ‘kraamheren van de nieuwe tijd’.
  • Van onschatbare betekenis is de introductie van de boekdrukkunst die een enorme invloed had op de ontwikkeling van de letterkunde en het literaire bedrijf. In 1477 rolde de eerste tekst in de volkstaal van de persen, die wij tot de literatuur van de Lage Landen mogen rekenen.
  • En als we naar de eeuw van Bosch kijken, mogen we natuurlijk zeker Columbus niet vergeten, die in 1492 Amerika ontdekte. Hij bad tot God dat hij de weg naar Indië zou vinden maar kwam in Amerika terecht. Het sensationele bericht kwam in maart 1493 in de Lage Landen binnen, in Leuven. Jeroen was toen bij benadering 43 jaar oud.

Was de mens tot dan toe veelal nog een grijze cel geweest in een collectief georganiseerde en onderdrukte samenleving, vooral vanuit Toscane nam geleidelijk een heel andere visie op de mens bezit van Europa. Onder inspiratie van de teksten uit het Corpus Hermeticum groeide het besef dat de mens recht heeft op zelfbeschikking, op afstand nemen van de wereldse conventies en op het maken van vrije keuzes. De vertaler van het Corpus Hermeticum, Marsilio Ficino (1433-1499), was daarvan een van de grootste pleitbezorgers. In een van zijn vele brieven getuigt hij ervan: ‘Het is zeker dat wie in het wereldse alles nastreeft, niets bereikt, want het vele belemmert het ene, aangezien het ene het vele dient en verenigt.’ Het meest indringend en vergaand was de voor zijn tijd baanbrekende visie van Giovanni Pico della Mirandola e Concordia (1463-1494) die hij ontvouwde in zijn beroemde rede Over de menselijke waardigheid:

‘Wij hebben u, o Adam, geen bepaalde woonplaats, geen eigen aanzicht, geen enkele speciale taak gegeven, opdat u die woonplaats, dat aanzicht en die taak die u verkiest, verwerven en bezitten zult naar uw eigen wil en wens. Voor alle andere wezens is de natuur vastomlijnd en binnen de door ons voorgeschreven wetten beperkt. U zult die voor uzelf bepalen, door geen grenzen belemmerd, naar eigen vrije wil, waaraan ik u heb toevertrouwd. Ik heb u middenin het heelal gezet, opdat u van daaruit alles rondom u zien kunt wat er in de wereld is. En we hebben u niet hemels of aards, niet sterfelijk of onsterfelijk gemaakt, opdat u als een vrij en soeverein kunstenaar uzelf boetseert en modelleert in de vorm die u verkiest. Het staat u vrij naar het lagere, het dierenrijk te ontaarden, maar u kunt zich ook verheffen naar het hogere, het goddelijke rijk, door eigen wilsbeschikking.

In die tijd van schrille tegenstellingen, van ellende en van onveiligheid, maar ook van spectaculaire vernieuwingen, waardevolle ontdekkingen en ontkiemende vrijheid startte Jeroen Bosch zijn bestaan als meester-schilder in Den Bosch.

Jeroen Bosch en zijn stad

Wie door het huidige oude centrum van Den Bosch loopt, kan nog vrijwel volledig het stratenplan lopen zoals dat in Jeroens tijd rond 1500 was. Den Bosch was de vierde stad van het hertogdom Brabant (na Brussel, Antwerpen en Leuven) en telde ongeveer 17.000 inwoners. Brabant maakte toen deel uit van het Bourgondische Rijk dat oorspronkelijk zijn hoofdzetel had in het Zuid-Franse Dijon. Toen het Bourgondische hof in 1473 werd overgeplaatst naar het welvarende Brussel, bleek dit een fikse cultuurimpuls te geven aan de Bourgondische Nederlanden, aan de schilderkunst (de Vlaamse Primitieven), de ontwikkeling van de muziek (de Vlaamse polyfonie) en – zij het schoorvoetend – aan de letterkunde.

Liefst 1000 van de 17.000 Bosschenaren waren geestelijken (nonnen en begijnen inbegrepen). Die geestelijken waren als groep niet bijster geliefd. Ze waren vrijgesteld van belasting – evenals de armen – en dat drukte stevig op de lasten voor de overige inwoners, vooral omdat de stad financieel in zwaar weer zat. Veelzeggend is een misstand – een interdict – uit 1515 toen de talrijke kanunniken hun miswijn niet meer exclusief voor de eredienst gebruikten maar deze elders gingen verkopen, ver onder de gangbare prijs. De plaatselijke wijnhandelaren tekenden vlammend protest aan en de kanunniken antwoordden laconiek dat de bevolking geen sacramenten meer zou kunnen ontvangen als zij niet in het gelijk zouden worden gesteld!

In tegenstelling tot Leuven, tot dan toe de enige universiteitsstad, beschikte Den Bosch niet over een universiteit maar wel over een school van de Broeders des Gemenen Levens, waar leerlingen uit heel de regio naar toe stroomden. De school en de broeders zijn een uitvloeisel van de beweging van de Moderne Devotie die een verinnerlijking van een zuiver, persoonlijk beleefd christendom nastreefde. Ze nam daarmee afstand van het autoritaire christendom van de zich voortdurend blamerende kerk. De Moderne Devotie leeft nog voort in het beroemde boek van Thomas a Kempis uit 1446 De Imitiatione Christi (De Navolging van Christus) dat na de Bijbel nog steeds het meest verspreide boekwerk ter wereld is.

Tot de doelstellingen van de Moderne Devotie hoorden vorming en onderwijs voor de jongeren, zodat een ieder op den duur in staat zou zijn de Bijbel en andere vormende teksten in de eigen taal te lezen en te doorgronden. Tot dan toe was het zelfstandig lezen van de Bijbel door de gelovigen een ketterse aangelegenheid. Alleen via tussenkomst van de priesterkaste was de Bijbel voor de gewone gelovige bereikbaar. Omstreeks 1500 had de Moderne Devotie een kleine honderd vestigingen in West-Europa. De invloed van de broeders en hun scholen moet men niet gering achten. In steden waar de Moderne Devoten in het onderwijs actief waren, woonden aanmerkelijk minder analfabeten en waren de inwoners sneller in staat (ze konden immers lezen en schrijven) om handelscontracten af te sluiten; dit alles naast het persoonlijk lezen van de Bijbel. 

Zulke steden groeiden relatief snel in welvaart en inwonertal. Via de Moderne Devotie ook is de bekende Duitse wetenschapper Gabriel Biel (1425-1495) tot wasdom gekomen. Samen met de mecenas graaf Eberhart formeerde hij een groep van mensen om zich heen waaruit later in Tübingen de bedenkers en de auteur – Johann Valentin Andreae (fakkeldrager van het rozenkruis 8) – van de Rozenkruisersmanifesten voortkwamen. Precies 400 jaar geleden, in 1616, zag het laatste deel daarvan het licht!

Waarschijnlijk is Jeroen Bosch bij de Broeders des Gemenen Levens op school geweest of heeft hij bij hen de collaties bijgewoond, een soort van bezinnende kringgesprekken op zondagmiddag. Talrijke Bijbelse details in zijn werken getuigen van een diep doorleefde, persoonlijke Bijbelstudie. Om hiervan een voorbeeld te geven, keren we nog even terug naar de geestelijke met de varkenssnuit uit De Verzoeking van de Heilige Antonius waarover we al eerder spraken. Als we goed kijken, zien we dat de man een gat in zijn rug heeft waaruit bloederig ogende drek komt. Dit lijkt naadloos terug te gaan op de evangelietekst: 

‘Wee jullie schriftgeleerden, farizeeërs, huichelaars, de buitenkant van bekers en schalen spoelen jullie af maar de binnenkant blijft vol roofzucht (…) Jullie lijken op witgepleisterde graven die er vanbuiten fraai uitzien maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarijen en wetverachting zijn’ (Matth. 23:25). 

Enkele jaren na Bosch heeft Desiderius Erasmus, de Europees gerespecteerde pleitbezorger van vrijheid en tolerantie, de school in Den Bosch bezocht. In deze stad zag Jeroen Bosch als Jheronimus van Aken in waarschijnlijk 1450 (of 51?) het levenslicht in het pand aan de Markt nummer 29. Hij zou zijn hele leven wonen aan de Markt, want toen hij later trouwde nam hij zijn intrek in pand nummer 61 waar hij tot zijn dood op 9 augustus 1516 zou blijven wonen. Hier doet zich een zeer opmerkelijk feit voor. 

Een gerespecteerd plaatselijk onderzoeker heeft een mystieke visie ontwikkeld op de wonderen die aan Den Bosch zijn verbonden. Hij heeft vastgesteld dat – via de sage van Lohengrin, de graalmystiek en tal van middeleeuwse elementen – de Zwanenbroeders en dus ook hun lid Jeroen Bosch de rechtmatige opvolgers waren van de graalridders en de orde der tempeliers, die overal in Brabant hun commanderijen hadden. Het is volgens hem geen toeval dat de schilderijen die de wereld nog steeds verbijsteren, uitgerekend tot stand kwamen in een op het eerste gezicht onbetekenende stad als Den Bosch. 

De stad is niet zo maar gegroeid, zoals voorheen vaak aangenomen, maar blijkt vanuit een spiritueel denken bewust ontworpen en vorm gegeven. In de ontworpen structuur van ‘s-Hertogenbosch is daardoor niet alleen de wereldvisie van de apostel Johannes en de gnostiek van de katharen herkenbaar, maar als erfenis ook het denken van Kelten, Grieken en Romeinen. Vergelijking van Den Bosch met de vorm en historie van andere dichtbij zowel als verafgelegen steden, dorpen en landschappen, leidt tot verrassingen die zich in de stad laten herkennen in namen van straten, huizen, andere gebouwen en zelfs patroonheiligen. 

De Markt van Den Bosch blijkt bij intensieve beschouwing het knooppunt van een hexagram en banen van aardenergie. Alle verbindings- en energielijnen komen binnen dit hexagram uit op de Markt, die daarom een centrum van kracht en positieve energie bevat. Ligt hierin de verklaring dat een creatief genie als Jeroen Bosch nooit van zijn geliefde Markt is weggegaan? We zullen het nooit zeker weten.

Overigens heeft Bosch zijn stad nooit op de schilderijen afgebeeld. We zien wel eens een indrukwekkende kerk maar de Sint Jan kan dit niet zijn, want die werd pas in 1530 voltooid. Zag hij het niet? Of zocht hij het niet om zijn stad te schilderen? Gezien zijn voorkeur voor een allegorische wijze van schilderen, is het aannemelijk dat hij een voorkeur had voor universele landschappelijke achtergronden en stedelijke vergezichten. Alhoewel, hij schrok er toch ook niet voor terug om hier en daar het konterfeitsel van een of meer opdrachtgevers in zijn stukken op te nemen. Gevoel voor marketing kan Jeroen niet ontzegd worden.

Dat Jeroen Bosch altijd in een cocon heeft geleefd, lijkt weinig aannemelijk. Hij moet haast wel intensief kennis hebben genomen van wat er elders in de wereld was ontwikkeld, gedacht, geschilderd en ontstaan. In 1500 zou hij een studiereis naar Venetië hebben ondernomen, indertijd het centrum van een wereld die nog maar amper volledig ontdekt was. Bovendien had hij een bijzondere buurman, Jan Brys, die – naar verluidt – driemaal een voettocht naar Jeruzalem heeft gemaakt. Uit veel laatmiddeleeuwse kronieken blijkt dat dergelijke persoonlijkheden bij terugkeer door hun omgeving als een soort wandelend internet werden gebruikt. 

Daarnaast was Jeroen belezen en gedocumenteerd, ook specifiek in zijn vak, de schilder- en tekenkunst. Een voorbeeld is de giraffe in het paradijsluik van De Tuin der Hemelse Vreugden. Jeroen kan gezien de tamelijk beperkte actieradius tijdens zijn leven nooit zelf een giraffe hebben gezien, maar hij gebruikte voor de giraffe (en ook voor de olifant) als voorbeeld een enigszins gekunstelde afbeelding uit het boek, Egyptische reis, van de bekende Italiaanse kunstonderzoeker Cyriacus van Ancona (1391-1454). De gelijkenis is zo treffend, dat er geen twijfel kan zijn over Jeroens bron. 

Een ander voorbeeld is zijn unieke satire op de moraal van zijn tijd: Het Narrenschip. Dat stuk is exact gemaakt naar Duits model: Doctor Sebastian Brants (1457-1521) Narrenschiff. Met dien verstande, dat we goed letten op de nar die ons in feite een spiegel dient voor te houden maar zelfs dat niet doet. Hij heeft zich afgewend: (plaatje) zo liederlijk vindt hij het geheel.

Jeroen Bosch en zijn familie, zijn werk en zijn atelier

Jeroen stamt uit een gezin van vijf kinderen (Katharina, Goessen, Jan, Herbert en Jheronimus zelf) met de schilder Antonius van Aken als vader. De familie is afkomstig uit Aken en is via Nijmegen in Den Bosch terechtgekomen. In 1481 huwt hij Aleid Goyaerts van de Meervenne en hij bewijst daarmee zowel zijn levensgeluk als zijn portemonnee een goede dienst. Aleid is puissant rijk, beschikt over een eigen huis aan de Markt 61 (nu een schoenenzaak), waar het gelukkige paar intrekt en Jeroen zijn atelier begint. Aleid beschikt verder nog over landerijen in Oirschot en Schijndel. Uit de belastingarchieven maken we op – het zal niemand verbazen – dat Jeroen welvarend was: waar de gemiddelde Bosschenaar op een maandinkomen van elf stuivers bleef steken, kwam Jeroen uit op 29! In 1511 behoorde hij zelfs tot de vijftig rijksten van de stad.

In 1488 treedt Jeroen toe tot de Onze Lieve Vrouwe Broederschap, een prestigieuze club van notabelen, die iedere dinsdag samen naar de vespers in de kapel gaat en vervolgens uitgebreid dineert. De volgende ochtend, op woensdag, gaat het gezelschap van de ‘zestig gezworenen’ naar de mis. Op het eerste gezicht wonderlijk dat een kerk- en maatschappijkritische schilder als Bosch deel uitmaakt van een dergelijk gezelschap. We komen hier in ons tweede artikel op terug. 

De vroomheid van de Broederschap was lange tijd voorbeeldig, maar er kwam de klad in toen de Broederschap aflaten ging verstrekken. In ruil voor veel geld aan de Broederschap kon een zondig mens een soort certificaat verwerven, waarmee hij aan de hemelpoort korting kon krijgen op de dagen die hij in het vagevuur moest doorbrengen. Zo was het voorgespiegelde beeld. Duizenden angstige gelovigen, verspreid over West-Europa, betaalden daarvoor in ‘s-Hertogenbosch en hoopten daarmee gedeeltelijk aan Gods toorn te ontsnappen. Er waren wel meer van die populaire ‘aflaatcentrales’ in Europa. In Italië is de bouw van de Sint Pieter in Rome met aflaten gefinancierd.

We dalen af naar het atelier.

De schilder was in zijn atelier vrijwel altijd gekleed in een dikke mantel en had een hoofddeksel op. Het kon er flink koud zijn en ramen waren er amper. Het atelier was op het noorden, omdat het licht uit het noorden moest komen, de enige manier om de lichtinval stabiel te houden. ’s Avonds om ongeveer half zes moest de werkdag worden afgerond, want verlichting was er niet of amper. Hij maakte de verf met zijn assistenten in hoofdzaak zelf en betrok de kleurstoffen – vanwege de specifieke kwaliteit (let eens op de specifiek verblauwende landschappen van Bosch) – uit Bohemen en Hongarije. Het hout voor de lijsten kwam uit Danzig (Gdansk), nu Polen, en was van hoge kwaliteit. Aan de hand van de jaarringen kunnen we de datering van zijn schilderijen tegenwoordig preciseren. Hij had ook naaste medewerkers die voorwerk voor hem deden en creatieve opdrachten uitvoerden bij de bouw van kerken, kapellen, doopvonten en dergelijke. Je zou Bosch in termen van nu de artistiek directeur van een designstudio kunnen noemen.

Omstreeks 1500 is hij de achternaam Bosch gaan hanteren voor zijn werk. We vinden uit die tijd een aanwijzing in de gemeentelijke archieven over ene ‘Jheronimi van Aken, scilder of maelder, die hem selver scrîft Jheronimus Bosch’. Bosch geldt ook als de uitvinder van de tekening als zelfstandig kunstwerk. In zijn bekende tekening (plaatje) Het veld heeft ogen, het woud heeft oren staat het enige inhoudelijke mission statement van Bosch waarover we beschikken, in moeilijk leesbaar Latijn. Miserrimi quippe e igenii sep ui ivetis et nuq ivenidis. Een leraar lijkt in deze zin iets aan een leerling te willen overbrengen. ‘Het is een armoedige geest die altijd uitgaat van wat verzonnen is en nooit van dat wat nog verzonnen moet worden.’

Bron: Jeroen Bosch, wijsheid-schrijver met beelden, symposionreeks 36

BESTEL JEROEN BOSCH, WIJSHEID-SCHRIJVER MET BEELDEN