Jeroen Bosch verbeeldt de oude wereld waarin we als mensheid zijn opgegroeid in zijn het drieluik ‘De Hooiwagen’

BESTEL JEROEN BOSCH, WIJSHEID-SCHRIJVER MET BEELDEN

De bovenstaande foto toont het opengeslagen drieluik ‘De Hooiwagen’ van meester-schilder Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516) dat eigendom is van Museo del Prado in Madrid. Het gesloten drieluik toont de marskramer, die ook op een andere manier door Jeroen Bosch is geschilderd en wel in verband wordt gebracht met de gelijkenis van de verloren zoon. Op het symposion over Jeroen Bosch van Stichting Rozenkruis bespraken Dick van Niekerk en Ankie Hettema-Pieterse  aspecten van dit bijzondere kunstwerk, dat qua symboliek vooral een weergave is van de oude wereld zoals we die kennen en die nu steeds meer instort om plaats te maken voor een geheel nieuwe wereld in harmonie met het universum en gebaseerd op eenheid, vrijheid en liefde. Hieronder volgen twee gedeelten uit het symposionboek en een video over het schilderij die los staat van het genoemde symposion. 

Dick van Niekerk over ‘De Hooiwagen’

We weten het, voor jou, voor ons en voor mij is de wereld fundamenteel ziek, Jeroen. We zien het op ‘De Hooiwagen’. Eva weet dat ze naakt is en kijkt verbijsterd vanaf het linker paneel naar de hooiwagen. Jouw harde aarde is in de greep van hebzucht, gegraai naar geld en wellust. Hooi betekent voor jou goudgeel geld, bezit, materie. ‘Het is al gras en hooi’, het is alles ijdelheid (ontleend aan Prediker), was toch een bekende uitdrukking in jouw tijd?  En de zogenaamde autoriteiten volgden de hooikar ogenschijnlijk statig maar begerig: de paus op zijn schimmel en de keizer op zijn bruine ruin. Zonder dat die graaiers het beseffen, eindigt hun hebzucht in de hel want de kar wordt voortgetrokken door duivels. En, zien we het goed? In de hel worden overuren gemaakt. Er wordt stevig verbouwd en aan uitbreiding gewerkt.

Boven op het hooi wordt gezongen en luit gespeeld. In de ‘Bosschages’ een vrijende paartje. En zien we het goed, Jeroen? De duivel heeft de tiara van de paus op. Hoe is het toch mogelijk dat jij aan de inquisitie bent ontsnapt? Er zijn velen die om mindere zaken hardvochtig zijn omgebracht. Het is duidelijk, je hebt er al een tijd je buik van vol, van deze wereld waarin bijna iedereen zich ten koste van anderen tracht te verrijken. Je kijkt daar dwars doorheen. En niemand ziet God, die werkeloos toekijkt … behalve die ene engel dan.

Jeroen, zien we daar niet een marskramer, of is het een landloper? Het lijkt wel of je ons een spiegel wilt voorhouden, als we naar de vorm van je schilderij kijken. Die figuurlijke spiegels waren er heel wat in jouw tijd. We denken aan de al wat ouder Der Leken Spieghel van Jan Boenfaele en natuurlijk aan de beroemde Spyeghel der Salicheyt uit 1469. Dat en dit gaat over iedereen. Die blik … het lijkt wel of die marskramer aarzelt, vertwijfeling zien we. Doe ik het wel goed, lijkt hij zich af te vragen. Achter hem zien we een hoerenkast met die zwaan en een lonkende vrouwspersoon. Zou de mars zijn tijd van de aardse liederlijkheid achter zich willen laten?

De (helle)hond met pikband om die hem lastigvalt is misschien wel de duivel; de mars lijkt gevuld met zijn verleden en zijn zondigheid; de staf staat voor het geloof dat hem tegen de duivel beschermt, de ekster, het landschap en niet te vergeten de uil: de verdorvenheid van de wereld; het meesje staat voor de zorgeloosheid, de onbezonnenheid ook en de twee schoenen: een schoen waarmee je de wereld in kutnt gaan en een schoen die je aandoet binnen de sfeer van knusheid en huiselijkheid. ‘Kom nu eindelijk eens thuis’, lijken ze te willen uitdrukken.

Hij draagt de hoed in de hand – typisch, want hij heeft al hoofdbedekking. Hij hoedt zich niet meer? En die spindel dan? Traditioneel is dat het symbool van het spinnen van de draad van het fysieke leven. Er zit nog maar ’n klein kort draadje op. Is dat, Jeroen, een teken dat de marskramer nog een korte tijd rest of … nog korte tijd in zijn ‘oude liederlijkheidsleven’ hoeft door te brengen?

En dan dat Hekje: roept dat niet op: waarvandaan komen en waartnaartoe gaan we, het ultieme alternatief? Het moet een ervaringsrijk iemand zijn, gezien de grijze haarlokken, misschien wel ervaringsvol. Maar in die Marskramer, herken je daarin niet jezelf, Jeroen? Ben ik het zelf niet?

Een mens op het kruispunt van wegen, een levenspelgrim zoals u en ik, een zoeker die de balans heeft opgemaakt en nu aarzelend voor een volgende stap staat. Hoe zei Pico della Mirandola dat ook al weer (in zijn beroemde rede over de waardigheid van de mens)? Het staat u vrij naar het lagere, het dierenrijk te ontaarden , maar u kunt u ook verheffen naar het hogere, het goddelijke rijk, door eigen wilsbeschikking.

Hoe nu verder, Jeroen? Terug in de moederschoot van de vertrouwde kerk? Dat zie ik je niet doen.  Dan zou je dit schilderij niet (laten) maken waarin de paus – dat zie ik toch goed, Jeroen, hij heeft de baret op van de paus uit jouw dagen en hij draagt de sleutels voor de hemel – gebiologeerd is door aardse fratsen van een charlatan. Ondertussen worden zijn zakken gerold door een dominicaan achter hem, omdat de dominicanen met hun heksenvervolgingen ‘verdiende’ geld niet zelf mochten houden. Terugkeren naar zo’n kerk zie ik jou niet doen.

Aan die kerk moet je een hekel hebben gehad maar ze moet ook een bijna cabareske bron van inspiratie voor je zijn geweest. Kijk eens hoe je de verschillende geestelijken afbeeldt: met een varkenssnuit en de nonnen benedictessen die onder toeziend oog van moeder overste hun hooi (geld) inzamelen. Een biedt zelfs hooi aan een doedelzakspeler die haar een worst voorhoudt Met welke reden?

Hoe nu in de praktijk voorwaarts, opwaarts op het levenspad. Dan maar een leven van een kluiznaar of heremiet? Daar heb je wel wat mee, Jeroen. Je hebt er ook een voorkeur voor om ze af te beelden: Antonius, Egidius, de twee Johannessen. Het is een kleine groep die de ultieme uitweg biedt via solistische devotie, meditatie en de (verzoekingen) in de woestijn. Dit moet wel Hiëronimus zijn, die de Bijbel heeft vertaald. We zien het aan zijn attributen: de kardinaalshoed, de Bijbel die er ligt, het kruis in zijn handen, de purperen kardinaalscape en de steen onder zijn lijf waarmee hij zich op de borst sloeg als de navolging van Jezus even niet lukte. En dat alles in een lugubere omgeving…

Benauwend hoor, zoals die daar ligt. Heb jij je zo gevoeld als weer eens zo’n persoon van de inquisitie langs kwam voor zo’n temerig gesprekje? Misschien herken je wel wat van jezelf in de man in dat smetteloze wit waaraan je je eigen naam hebt te danken. Maar zie ik het goed? er is uitzicht, toch? Altijd weer die grote tegenstellingen in je werk. Zo’n mooi landschap als boven heb ik je niet eerder zien schilderen. Zo lieflijk en atmosferisch fraai, maar ook zo rein als ik kijk naar die smetteloos witte lakens die in het veld te drogen liggen.

De tegenstelling, die polariteit in de schilderijen van Jeroen Bosch is niet uniek. Ik vertel u niets nieuws. Ik herinner u aan het in esoterische kring veel gebruikte wereldbeeld van de te weinig bekende filosoof Cusanus (1401-1461) waarin de mens aan de grijdheid van de aardse verlokkingen en beslommeringen probeert te onsnappen door zich te ‘verheffen’ naar een wereld van een geheel andere lading, de goddelijke, die van een geheel andere, liefdevolle samenstelling is.

Ankie Hettema-Pieterse over ‘De Hooiwagen’

Op het linkerpaneel van ‘De Hooiwagen’ zien we minutieus geschilderd de drie opeenvolgende gebeurtenissen, waarvan we lezen in Genesis 1, Genesis 2 en Genesis 3. De eerste, het paradijs waar God (de Elohim)  de mens naar zijn evenbeeld, als de goddelijke gedrachte, lichtvonk, als oorspronkelijke hemelsemens schept. Man-vrouw in één, en ziet dat het goed is. Opvallend wel is dat Bosch hier het mannelijke deel , het hogere denken, afgewend van God, slapend, schildert … Blijkbaar onbewust nog.

De tweede, de hof van Eeden waarin God (de Heer) de mens plaatst, bij de boom des levens en de boom van kennis van goed en kwaad , waar Hij formeert uit de mens, zijn hulpe … het mannelijke, het hogere denken, de impuls gevende kracht, geest, het vrouwelijke, het zuivere gevoel, de ontvangende ruimte, ziel, twee principes in de mens, zodat de mens zich in zichzelf kan spiegelen, kan overdenken.

Het is logisch dat het vrouwelijke, als ontvangend prioncipe de appel aanneemt, de appel van kennismaking met goed en kwaad, wat in feite ten diepste betekent de bewustwording van geest en stof. Dit linkerpaneeltje getuigt van een grootse ontwikkeling, die wordt ingezet. Er vindt een scheiding plaats tussen geest en ziel, tussen hart en hoofd, man en vrouw, aangegeven als de scheiding van geslachten.

Nog altijd herkenbaar in ons als we zeggen: mijn hart zegt dit … maar m’n hoofd, m’n verstand zegt dat, precies het tegenovergestelde. De mens, verdreven uit de Hof gaat de tweelingkrachten van het aardeleven leren kennen, om daardoor uiteindelijk – bewust – te kunnen opgaan in het leven van de geest.

Hoe grillig, wisselvallig en veranderlijk het aardeleven zijn kan, weten we. Hoe eenzaam ook, verbroken van oorspronkelijk leven. Hoe op zich zelf gericht zien we beneden op het middenpaneel van ‘De Hooiwagen’. We ontdekken daar de mens van allerlei rangen en standen, hooi bijeengraaiend. Hooi, verdord gras, symbool van aardse stoffelijke dingen, van vergankelijkheid, van levenskrachten die afgesneden zijn van hun geestelijke oorsprong, een wereld en mensheid gericht op het zintuiglijke leven, op aards bereiken, zelfs ten koste van anderen, leeg van menselijke waardigheid.

Hier is de oorspronkelijke hemelse mens geworden tot een latente lichtvonk, ingewikkeld in de wikkels van de natuurziel van een toegesloten geïndividualiseerde persoonlijkheid: het denken en het gevoel zijn gericht op tijd en ruimte en stof. Onwetendheid over dat ‘het ook anders kan’, voert het ons naar het rechter paneel: de hel van alleen stoffelijk leven, waar het vuur brandt van ik-zucht. De lichtziel wordt hier overheerst door het instinctief dierlijke in de mens.

Maar bovenop de hooiwagen wordt de tweevoudigheid van de mens in de engel en het duiveltje verbeeldt, nog niet bewust werkzaam maar de roep tot bewustwording is aanwezig. Hier bevinden zich, zij, die de schoonheid van muziek, de harmonie en de liefde zoeken. En altijd is het overkoepende licht aanwezig voor de mens die zich daartoe opent.

Een ouderwetds plaatje. Jezus in een wolk van licht. Een wolk van informatie! Dit hoeft ons niet vreemd voor te komen, immers overal verrijzen in onze tijd zendmasten en schotels, die hun wolken, clouds, van informatie, in een onzichtbare werkzaamheid van stralingen en trillingen over ons uit spreiden. 

Vanaf het begin der tijden, is er altijd vanuit de oorspronkelijke natuur, een veld van lichtwerkzaamheid met de mens mee afgedaald in de stof. Iedere cultuur, iedere religie en/of wijsheidsleer gaf aan dit lichtveld zijn eigen naam. Al voordat het christendom bestond, heette dit veld Christus. 

Deze altijd aanwezige, alles doordringende universele lichtkracht, die de hele schepping doortrilt, onze aarde, ons leven draagt, omvat, optilt, zij wacht op de mens, de mens … nu nog gewikkeld en verwikkeld in de strijd om het bestaan …

Teun de Vries beschrijft in zijn boek over Jeroen Bosch, de kwelgeesten in de strijd om het bestaan, als de moergrobben. ‘Het gromt, grijnst en grolt … zij zijn in de daden van de mensen, zij zijn ín de mens. De hel leeft in het gemoed, arbeidt in de mens. De mens zelf is de moergrob.’

In de hel heeft ‘de natuurziel’, het dierlijke de leiding over het menselijke levenssysteem genomen en verslindt de ‘lichtziel’. In dit spel van leven, zie de dobbelstenen, is eigenbelang de baas. Mensenzielen geven zich over aan sentiment, laten zich bespelen door de instrumenten. daardoor zijn de zuiverheid en de harmonie verstoord. 

Hier stoomt het levende water van de ziel niet meer, kristalliseert leven tot ijs, verdordt, verhardt, verhout tot boommens, waar het denken van de mens tot een molensteen wordt die ronddraait in steeds weer dezelfde herhaalde vaste gedachtepatronen en de spotvogel, het ongeloof, de lichtziel leidt. Tussen de oren zou het hoge geestelijk bewustzijn aanwezig kunnen zijn maar het mes van intellectualisme staat klaart om de mens, om alles te fileren tot stofbewustzijn. De ziel die de sleutel van de waarheid zoekt in het stofleven, hangt zichzelf op. Hier zuchten zielen. Het is de nacht van de ziel. 

Maar achter iedere ‘aard gebonden kracht’ staat lichtkracht. Achter iedere zonde, een deugd. Dit rechterpaneel zouden we in plaats van hel ook ‘louteringsgebied’ noemen. Hier groeit het bewustzijn. Want in de nacht van de ziel, bevindt zich toch de ziel! In die diepte, is aanwezig zoals in een draaikolk, een stiltepunt, waaruit zich het verlangen naar licht vrijmaakt. Wie de hel doorgrondt, zoekt en vindt de hemel.

Bron: Jeroen Bosch – wijheidsschrijver met beelden, symposionreeks 36   

BESTEL JEROEN BOSCH, WIJSHEID-SCHRIJVER MET BEELDEN