Nicolaas van Cusa (1401-1464) of Cusanus: filosoof, jurist, kerkvorst, wijsgeer en diplomaat

Vanuit ieder raam zie je aan de overkant van de rivier tegen de valleiwand opklimmende wijngaarden. De hoogste waterstanden staan met een jaartal in de buitenmuren gekerfd, alsof ze willen waarschuwen dat de zo idyllisch ogende rivier bij tijden niet te temmen is. In 1995 moet het water er nog manshoog hebben gestaan, net als in 1997 en in 2011. We staan voor het fraaie geboortehuis van Niklas Kryffts (Nikolaus Krebs) ofwel Nicolaas van Cusa (Cusanus), de beroemdste zoon van het afgelegen Duitse Moezeldorpje Kues. 

De vaak onbeheersbare rivier de Moezel en andere waterwegen waren van cruciaal belang voor Nicolaas en zijn dorpsgenoten. Wie wilde reizen of handelswaar wilde vervoeren, was vrijwel geheel op de rivier aangewezen, stroomopwaarts naar Trier, stroomafwaarts naar Koblenz, waar zich vanaf de Rijn een nieuwe wereld ontvouwde. Stroomafwaarts kwam men via Keulen in de Lage Landen: Arnhem, Nijmegen, Deventer, Zwolle, Utrecht, Leuven. Stroomopwaarts ging het voorbij Mainz en Basel en van daaruit lonkte Italië: Milaan, Padua, Ferrara, Florence en Rome. Allemaal steden die als piketpaaltjes het leven van de gezaghebbende Duitse denker uit de vijftiende eeuw ruimtelijk zouden omgrenzen. 

Op het kruispunt van tijden

De verhouding tussen God en de mens vergelijkt hij met die tussen een geldmunter en een geldwisselaar. Hij benadrukt de onzichtbaarheid en de terughoudendheid van de muntslager enerzijds en anderzijds de onmisbaarheid van de wisselaar en de gebruiker, die de muntwaarden ten opzichte van elkaar moeten kennen. Met volledig onbekende munten kan men op de markt niets aanvangen. Op een vergelijkbare wijze heeft de mens een unieke positie. Hij bepaalt de waarde van de dingen, en als hij dat niet doet, blijft het bestaan van wat God heeft geschapen zonder bruikbare waarde.

Op deze en soortgelijke subtiele metaforen over de relatie tussen God en de mens leek de vijftiende-eeuwse wijsgeer Cusanus patent te hebben, maar niet alleen daarop. Hij was ook de uitvinder van holle of concave, lenzen waarmee we nu nog oogcorrecties uitvoeren.Tegelijk was hij de ontwerper van de nieuwe gregoriaanse kalender, die vandaag nog geldt.

Het was niet zo opmerkelijk dat vader Hennen Kryffts scheepseigenaar was én koopman. Zo waren er tientallen aan de Moezel. Uitzonderlijk voor die dagen was echter dat hij middelen vrijmaakte om zijn talentvolle zoon al op vijftienjarige leeftijd in het verre Heidelberg te laten studeren. 

Geld 

Betrouwbare documenten over de jeugd van Cusanus zijn schaars. Onbetwistbaar is echter dat hij in zijn jonge jaren kon bogen op twee belangrijke plusfactoren: geld en onderwijskundige vorming. Geld zou tijdens zijn hele leven – ook als beeldende metafoor – een belangrijke rol blijven spelen.Wie zijn geboortehuis betreedt – met zijn robuuste architectuur, luxueuze woonkamers plus bibliotheek en een in het oog sprin- gend familiewapen – kan maar één conclusie trekken: vader Hennen moet een uitermate rijke wijnschipper zijn geweest. De kerkelijke kroniekschrijvers uit die dagen zaten er blijkbaar een beetje mee. Een vooraanstaande priester met veel persoonlijke rijkdom, dat paste totaal niet in het beeld van het armoede-ideaal dat de kloosters van vooral de moderne devotie wilden uitstralen.

In een cartularium van een kartuizerklooster kunnen we een anekdote vinden dat Cusanus bij een feestelijk bezoek zijn ook aanwezige, zeer fraai en weelderig geklede zus Klara niet wilde herkennen ‘omdat zij met haar kleding miskent dat ze van arme afkomst is.’‘Een dergelijk verhaal is volledig uit de duim gezogen,’ stelt de jonge onderzoeker die tijdens ons bezoek in de huisbibliotheek een powerpointlezing houdt over de jonge jaren van de prelaat. ‘Het dient alleen maar om de correcte naleving van de kloosterregels onder de aandacht te brengen en om naar buiten te brengen dat Cusanus een voorbeeldig kloosterling zou zijn geweest.’ 

Hij stipt nog een opvallend biografisch feit aan, waarbij geld opnieuw op de achtergrond meespeelt. Cusanus liet zich pas op zijn 37ste tot priester wijden, terwijl zijn jongere broer Johannes die stap al lang gezet had. Wilde hij de relatie met het handelsbedrijf van de familie, waarvan hij als oudste de leider zou moeten worden, zo lang mogelijk open laten? Wilde hij zijn rechten op de nalatenschap niet uit handen geven? Of wilde hij – geboren diplomaat – de handen vrij houden ten opzichte van de kerk? Feit is dat Cusanus het familiekapitaal postuum heeft laten besteden aan een Armen-hospital in zijn geboortedorp. Drieëndertig oude mannen uit alle standen: zes van adel, zes geestelijken en 21 ‘gewone’ burgers zouden er onderdak en verzorging moeten krijgen. Het is als Cusanusstift na zes eeuwen nog geheel intact en in gebruik, nu ook door vrouwen. Het witte gebouw, met een monumentale bibliotheek met unieke manuscripten, is beeldbepalend voor het dorp. Nicolaas zelf heeft het nooit gezien. Hij overleed op 11 augustus 1464 in Todi. Zijn hart rust in het Cusanusstift. Zijn lichaam is begraven in de kerk van San Pietro in Vincoli, Italië. 

Onderwijs 

Na enkele jaren in Heidelberg gestudeerd te hebben, ging Nicolaas naar Padua om daar rechten te studeren, voornamelijk kerkelijk recht. Hij sloot daar in 1423 zijn studie af als doctor in het canonieke recht. Nicolaas maakte in Padua veel vrienden die later belangrijke kerkelijke posities zouden krijgen, zoals de latere pausen Nicolaas V en Pius II. 

Na Padua ging het naar Keulen voor een studie theologie en filosofie, waar hij onge- twijfeld de invloeden heeft ondergaan van de in Keulen docerende, alom gerespec- teerde Brabantse filosoof Heymeric van de Velde (Heymericus de Campo 1395-1460). Diens denken moet wel van invloed geweest zijn op coincidentia oppositorum, ondertussen een staande uitdrukking voor het samenvallen van de tegendelen.Tegelijkertijd gaf Cusanus in Keulen colleges kerkelijk recht, maar in feite ging hij naar Keulen met de onderliggende bedoeling om daar de werken te bestuderen van de veelzijdige Catalaanse filosoof Ramon Llull. De denkbeelden van deze kleurrijke Catalaan zouden later veel invloed hebben op Cusanus’ activiteiten als onvermoeibaar vredestichter tussen islam en christendom.Toen hij in Keulen niet genoeg van zijn gading vond over en van Llull, ging hij in 1428 naar Parijs, waar hij uittreksels maakte van diens werken. 

Boeken 

Het studiebezoekje aan Parijs had ook de stille, bijkomende bedoeling om er op grote schaal boeken te kopen; op de terugweg naar Keulen deed hij om dezelfde reden het Noord-Franse stadje Laon aan, in die dagen een centrum van wetenschap en cultuur. Boeken en curieuze voorwerpen, waar hij ook was schafte Cusanus ze zijn leven lang overvloedig aan.Voor de verzamelaar Cusanus was het leven een éducation permanente, lezen als levenshouding!

Hierna ging het snel! Nicolaas begon naam te krijgen als wetenschapper, maar hij voorvoelde dat zijn toekomst toch niet in het wetenschappelijk milieu zou liggen. Tweemaal sloeg hij een aanbod af om college te gaan geven aan de universiteit van Leuven.

Zijn eerste succes was dat hij kon bewijzen dat de beroemde Donatio Constantini een vervalsing is. Een tweede groot wetenschappelijk succes moest ruim een eeuw wachten op de voor het grote publiek verborgen gebleven erkenning. Cusanus maakte voor de stokoude juliaanse kalender een nieuw ontwerp en diende dit ter goedkeuring in bij het Concilie van Basel in 1436: De reparatione kalendarii. Dat haalde het niet, maar toen zijn voorstel via het Concilie van Trente terugkwam, werd het ingevoerd in 1582 door paus Gregorius XIII, die er onmiddellijk zijn naam aan verbond: de gregoriaanse kalender, nu nog in gebruik. De kalenderhervormer zelf moet het doen met een sober stenen aandenken op de brug tussen Kues en Bern-Kastel. 

Geld en wetenschappelijke vorming, het waren zoals eerder vermeld de pijlers waarop Nicolaas zijn leven kon grondvesten. Maar in psychologisch opzicht was er een lacune: hij was niet van adellijke geboorte en sociaal gezien maar van bescheiden afkomst. Je moest in die tijd van adel zijn om bisschop of nog meer te kunnen worden. Dat hij niettemin de kardinaalshoed zou verwerven en dag in dag uit met de groten der aarde om de tafel zou komen te zitten, wordt herhaaldelijk in zijn teksten uitgesproken. Hij heeft kennelijk de behoefte om dat steeds weer te benoemen. Dat zou erop kunnen wijzen dat hij zich in wezen altijd een buitenstaander is blijven voelen, een prijs die genieën wel vaker moeten betalen. 

Op het wereldtoneel

Zo weinig als we met zekerheid weten over de jonge jaren van Cusanus, zo uitvoerig en toegankelijk zijn de bronnen die betrekking hebben op zijn latere leven, zijn leven in de schijnwerpers van het wereldtoneel.

Aanvankelijk leek Nicolaas van Cusa de ideale figuur om carrière te maken binnen het ambtelijk apparaat van de kerk van Rome. Hij was als afgezant van de paus al menigmaal succesvol geweest bij het bemiddelen in theologische en politieke kwesties. Op een van zijn vele reizen – tijdens zijn terugkeer van een poging om de kerk van Constantinopel met die van Rome te verzoenen – gebeurde er echter iets ingrijpends. 

Bij de aanblik van de zee, ‘als geschenk van boven, van de vader van het Licht’, had hij de voor zijn verdere leven beslissende ervaring dat de eenheid op welk gebied dan ook vóór alle versplintering komt. Het was alsof Nicolaas van Cusa een nieuw levensprogramma werd aangereikt, een programma dat onophoudelijk voor echo’s zou zorgen in zijn latere leven en alle nog latent gebleven talenten zou doen oplichten. Enerzijds is de dominicaan Cusanus een ogenschijnlijk conventionele, middeleeuwse kerkvorst en een intens vrome mysticus. Anderzijds is hij een hermeticus, de voorloper van Copernicus, bekend om zijn baanbrekend werk in de natuurwetenschap en de filosofie. 

  • Zo preludeert hij op de heliocentrische leer van Copernicus door vast te stellen dat de aarde niet het vaste middelpunt van het wereld-Al is, zoals in de middeleeuwen steeds was aangenomen, maar dat zij zelf beweegt. 
  • Hij produceert als eerste een moderne landkaart van Midden-Europa, waarmee hij niet alleen zijn eigen levensruimte markeert maar ook het cultuurgebied van waaruit de nieuwe tijd zich zou ontwikkelen.
  • Hij is ook nog eens de uitvinder van holle of concave lenzen, waarmee bijziendheid gecorrigeerd wordt.

De Onbenoembare 

Maar vóór alles is Cusanus een groot denker, die voor een belangrijke nieuwe impuls zorgt op het moment dat het hoogtepunt van de middeleeuwse mystiek voorbij is. Hij is een van de eerste invloedrijke denkers die de zintuigwaarneming van de mens serieus nemen. Het empirisme  doet dankzij Cusanus heel schuchter zijn intrede. Hij is ook de eerste die morrelt aan het middeleeuwse godsbeeld, waarin God zó groot is, dat hij buiten de schepping staat. 

‘Als God oneindig is,’ zo redeneert Cusanus, ‘dan kan hij onmogelijk buiten de schepping, de natuur en de kosmos staan. Hij heeft geen grenzen en is dus overal in.’ Zeer uitdrukkelijk stelt hij daarbij dat God niet alle dingen is, maar dat hij is in alle dingen. God valt dus bij Cusanus niet samen met de dingen, zoals in het pantheïsme. God blijft tegelijk de Heel Andere. De bekende bioloog en filosoof Rupert Sheldrake, de theoreticus achter de zogenaamde morfogenetische velden, heeft dit godsbeeld in zijn theorievorming onder de naam panentheïsme overgenomen. 

Geheel in de hermetische traditie stelt Cusanus dat God de ‘Onbenoembare’ is en tegelijk met alle namen kan worden omvat. Voor God is geen omschrijving mogelijk, maar hij wordt wel ‘in elke poging daartoe aangeraakt’. Zijn denken cirkelt om het onein- dige wezen van God en hij ziet het als zijn taak het begrip oneindigheid te omlijnen. 

Geldwisselaar 

De verhouding tussen God en de mens vergelijkt Cusanus met die tussen de geldpro- ducent (God) en de geldwisselaar (mens), een beroep dat gezien het toenemende economische verkeer in zijn dagen en de opkomst van de steden steeds belangrijker wordt. Maar ook voor de cliënt is efficiënt en correct geld wisselen een uitermate be- langrijke vaardigheid. Intelligentie: dat betekende in die dagen dat je goed en handig geld kon wisselen, anders bereikte je je reisdoel niet want je moest altijd door een heleboel valutazones heen! 

Cusanus benadrukt de terughoudendheid van de geldmaker en de onmisbaarheid van de mens die de waarde van de munten moet vaststellen (zoals reeds eerder vermeld). Daardoor heeft de mens een unieke positie. Als de mens de waarde van de dingen niet bepaalt, blijft het bestaan dat God heeft geschapen zonder waarde. Een dergelijk bestaan kun je vergelijken met munten van volledig vreemde en onbekende valuta, waarmee je niets kunt. De geldwisselaar dient de munten van vele kleine territoria te herkennen. Hij moet de waarde van de munten bepalen naar maat, getal en gewicht. En… geld waarvan men de waarde niet kan vaststellen, mist iedere betekenis! 

Heilige onwetendheid 

In Cusanus’ mens- en wereldbeeld is een goed mens iemand die ‘nederig, volhardend en God zoekend’ is. De menselijke ziel draagt het levende beeld Gods en de mens zelf is volgens hem een ‘wereld in het klein’, een microkosmos. Het menselijk kenvermo- gen kan pas in de vereniging met God zijn voltooiing bereiken. 

In zijn geschrift De quaerendo Deum (Over het zoeken naar God) wordt dit voor de Godzoekende nader uitgewerkt in een heilsweg die te vergelijken is met de bekende jakobsladder. De onderste sport op die ladder is de zintuigenwereld, de natuur en de kosmos. Deze bevat vaak losse, onsamenhangende indrukken. Dan volgt de tree van het verstand, dat de zinsindrukken ordent en verbindt en waarin de mens vooral nog in tegenstellingen denkt. Door meditatie en contemplatie kan hij vervolgens komen tot de fase van het intellect (de rede) dat de tegenstellingen kan overstijgen en in een synthese kan laten samenvallen (coincidentia oppositorum).  

De aldus spiritueel gerijpte mens komt vervolgens tot het deemoedige besef van ‘heilige’ of ‘geleerde’ onwetendheid (docta ignorantia), een bewust niet-weten, een diep inzicht in de grenzen van het menselijke bevattingsvermogen, daarom ook wel de ‘welbewuste onkunde’ genoemd. Hier doemt voor de pelgrim op het pad een muur op, een hindernis op die volgens Cusanus enkel met Gods genade valt te slechten. Doorstaat de zoeker ook deze fase, dan ontsluit zich het paradijs, een vorm van bewustzijn die een voorafbeelding is van eeuwig leven. 

Asclepius 

Cusanus bedient zich regelmatig van de hermetische terminologie. Dat is geen toeval. Hij bezit het oudste manuscript van de Asclepius (uit de negende eeuw) dat in die dagen in Europa voorhanden is en citeert daar vaak met instemming uit. Er wordt beweerd dat hij zo gretig de Asclepius aanhaalt om daarmee te maskeren dat hij inhoudelijk sterk steunt op de werken van Eckhart, die vanwege een pauselijke banvloek verboden waren om te citeren. De kardinaal uit Kues moet in Eckhart veel van zijn hermetische gedachtegoed herkend hebben. Hij ontleent aan Asclepius een voor die tijd nieuwe, optimistische mensvisie: ‘De mens is een tweede God. Zoals God de schepper is van alle geestelijke entiteiten en de vormen in de natuur, zo is de mens schepper van redelijke waarheden en kunstige vormen’. 

Kiem voor de nieuwe tijd 

Zijn mensbeeld draagt hij uit tijdens zijn vele reizen als diplomaat en als plaatsvervanger van de paus. Al op 31-jarige leeftijd baart hij groot opzien met een uitspraak tijdens het Concilie van Basel. Hij is dan nog geen priester en treedt op als advocaat van zijn streekgenoot Ulrich von Manderscheid die het concilie om een beslissing heeft gevraagd in een kerkelijk benoemingsconflict. Nicolaas uit Kues confronteert de aanwezige bisschoppen en wereldlijke leiders met de volgende stelling: 

Aangezien mensen van nature vrij zijn, dient elk bestuur, of het nu gebaseerd is op geschreven wetten, of belichaamd is in een heerser, uitsluitend voort te komen uit overeenstemming en instemming van diegenen die hieraan onderworpen worden.

De hoogwaardigheidsbekleders zijn verbluft, ze weten niet wat ze horen! Sprak hier de wijngaardenier uit ‘Coesse’?

Tot dan toe is de middeleeuwse mens niet veel meer geweest dan een veelal zwijgende pion in een strakke standenmaatschappij, een wezen dat zich maar te voegen heeft naar de willekeur van zijn monarch. Onze man uit het nietige Moezeldorp moet al zijn natuurlijke gezag aanwenden om zijn gedurfde statement te laten landen. En… hij wordt niet weggehoond!

De tijd blijkt rijp voor vernieuwing. De horige onderdaan zou een vrije mens worden, met rechten en plichten. De kiem voor de nieuwe tijd van de renaissance is gelegd. Dat gebeurde in Basel, in 1432. De zelfbewuste Nicolaas zou de overstap uit zijn geboortedorpje (indertijd geschat op 300 inwoners, zestig families; nu: 4600 inwoners) naar Heidelberg hebben aangegrepen, om zich vanaf dat moment Nicolaas van Cusa of wel Cusanus te gaan noemen, zo wil het verhaal. Dat blijkt niet te kloppen. Nicolaas heeft zich in Heidelberg als ‘Nycolaus Cancer de Coesse’ (Nicolaas Kreeft van Kues) laten inschrijven en gebruikte de kreeft ook in zijn wapen. Pas in 1440 ging zijn vriend, de bekende Italiaanse humanist Ennea Silvio Piccolomini hem Nicolaus Cusanus noemen. 

Bron: Tijdschrift Pentagram 2017 nummer 2