Een lerend leven leiden – gesprek met Dick van Niekerk – interview in Goirles Belang 22 februari 2017 door Norbert de Vries

Op 20 januari 2017 sprak Dick van Niekerk tijdens de literaire estafette in het cc Jan van Besouw –  u las, naar ik hoop, mijn verslag daarvan in dit blad onder de titel ‘Aangename verrassingen’? – over het boek dat hij samen met Peter Huijs over Dirck Volkertszoon Coornhert (1520 – 1590) schreef, op basis van het vele materiaal (bijkans een zee om leeg te drinken) dat Jan Peter Burger, die van de studie van Coornhert zijn levenswerk maakte, in de lange loop der jaren had verzameld. Vorige week belde ik Dick en hij zei me, dat hij mijn telefoontje al half en half verwacht had, immers, een paar jaar geleden organiseerde het KVG (Vrouwengilde Goirle) een avond over Coornhert “en onder de verzamelde vrouwen waren er toen twee mannelijke verstekelingen: jij en ik!” Maar nee, ik belde niet over Dirck, maar voor Dick, want ik wilde deze bijzondere Goirlenaar graag eens interviewen. En ik voegde de daad bij het woord. 

door: Norbert de Vries

DEN HAAG, VUGHT, GOIRLE

Dick van Niekerk kwam in 1977 in Goirle wonen, aan de Iepengaard. Hij werd in den Haag geboren, nog net tijdens de Tweede Wereldoorlog (2 mei 1945). “Na D-day meenden mijn ouders dat weer gedacht kon worden aan gezinsuitbreiding, maar ze konden toen niet voorzien, dat er nog een hongerwinter zou volgen en dat hun huis op 1 januari 1945 getroffen zou worden door een uit de koers geraakte V-2 bom.” (Die dag werd een geheel huizenblok aan de Haagse Indigostraat verwoest door een vliegende bom, afgevuurd vanaf Ockenburg; er kwamen bij die inslag 24 mensen om het leven; toevallig was het gezin van Van Niekerk niet thuis: ze waren nieuwjaarswensen bij opa en oma).

Midden jaren vijftig verhuisde het gezin naar Vught, waar vader werkte bij de gemeentepolitie. Gemeentepolitie in Vught? “Ja, Vught was niet groot, maar had wel een aantal bijzondere instituten binnen haar grenzen: het psychiatrisch ziekenhuis Voorburg, het voormalige concentratiekamp waarin toen Molukkers waren gehuisvest, en een grote gevangenis (bekend vanwege de EBI).” 

In Vught was Dick onder meer actief en enthousiast lid van de volleybalclub VVC, waarvan hij ook lang voorzitter is geweest. En, let op hè , die van VCC zijn geen prutsers: de mannen waren in 1981-1989 landskampioen en twee keer bekerwinnaar, terwijl de vrouwen in de jaren negentig drie keer landskampioen werden en vier bekers en vier supercups wonnen. Topklasse dus, mede dankzij een voortreffelijke trainer/coach: Guus Vriens, oud dorpsgenoot en en ex-ambtenaar ter secretarie alhier. Maar hoe kwam Dick van Niekerk hier in Goirle terecht? “Vanwege mijn werk”.

JOURNALIST OF DOCENT

“Ik heb altijd journalist willen worden. Als kind ging ik al met mijn vader mee naar sportwedstrijden kijken  en ik typte dan thuis een verslag. Sommige van die verslagen werden ook werkeijk in clubbladen gepubliceerd. Machtig mooi vond ik dat. Dat was mijn droom: journalist worden, en er op uittrekken te gaan bekijken wat je interessant vond, mensen te bevragen, nieuws-gierig zijn, het avontuur …. 

Maar toen ik van de middelbare school kwam, moest ik vaststellen, dat er voor dat vak geen opleiding bestond. In die tijd waren er, zoals nu, nog geen Academies voor Journalistiek.   Je moest het vak al doende onder de knie krijgen. (Norbert de Vries: tijdens het gesprek merkt Dick tot twee keer toe op, dat hij een groot respect heeft voor autodidacten) Ik besloot te kiezen voor voor zekerheid; een studie Nederlands kwam in ieder geval dicht in de buurt van de journalistiek, en ik doorliep de lerarenopleiding aan de Katholieke Leergangen in Tilburg. Later, toen ik al op diverse scholen les gaf, heb ik nog taalkunde gestudeerd aan de universiteit van Nijmegen.   

In 1977 werd ik docent aan het Paulus Lyceum, en kwam ik in Goirle wonen. Ik heb altijd met veel plezier les gegeven. Later werd ik conrector van het Paulus, en ook die functie heb ik steeds graag vervuld, maar toch … geslaagde loopbaan, begin veertig en dus in het midden van mijn levensweg, ‘nel mezzo dammin di nostra vita’ zoals Dante schrijft … niet dat ik me toen, om de beginregel van de Divina Commedia te vervolgen, in een donker woud bevond, maar je gaat je wel vragen stellen als: wat wil ik nog bereiken in mijn leven, wil ik op deze weg voortgaan? Waartoe zijn wij op aarde? De kernvraag. Wij leven teneinde ons diepste wezen te  ontdekken en te ontplooien. Leer van je ervaringen. Sta open voor nieuwe impulsen. Nooit kristalliseren. Een lerend leven leiden! Ik besloot het roer om te gooien en te gaan doen wat ik altijd al had willen doen! Ik werd journalist.”

SCHRIJFBEDRIJF

“Sinds oktober 1987 ben ik gevestigd als zelfstandig journalist. ‘Mijn schrijfbedrijf’ noem ik het. Ik ben begonnen bij het Stadsnieuws, maar schreef ook al snel voor Trouw en de Volkskrant, aanvankelijk vooral over sport (volleybal natuurlijk), maar later ook over bijvoorbeeld duurzaamheid en gezondheid. Ik schrijf nu over alles, en ik interview Jan en alleman, maar ik richt me toch bij voorkeur op een paar hoofdthema’s: sport, duurzaamheid, taal/dialect, en spiritualiteit.”

Ik pik er dat dialect meteen even uit en vraag: “Je bent naar ik vermoed zelf geen dialectspreker, en je kent ongetwijfeld de stelling, dat dialecten bestaan bij de gratie van tamelijk strikte grenzen. Je ziet het overal: de dialecten verdwijnen momenteel als sneeuw voor de zon. Is die aandacht voor het dialect niet enkel nostalgie? En Dick antwoordt:

“Je hebt gedeeltelijk gelijk, maar vergis je niet: dialect is verbondenheid, dialect is eigenheid: we wonen in onze taal! Puur plaatselijke dialecten mogen dan misschien langzamerhand verdwijnen, er zal steeds een regionale inkleuring van de taal blijven bestaan. Ach er zijn talloze voorbeelden te geven van de kracht vanher dialect. Ik sprak een dokter die me zei, dat hij met zijn patiënten consequent dialect sprak, want ‘dan kom ik twee keer zoveel te weten en kan ik veel beter mijn diagnose stellen’. In vind de huidige aandacht voor dialecten een groot goed.”

Dick noemt en roemt in dit verband de inzet van Sjef Hoogendoorn: “Die man verdient een monument!” (de interviewer zwijgt, doch knikt instemmend)) En Dick geeft een voorbeeld van de manier waarop je het dialect levend houdt: “Neem een dorp als Sprundel, gelegen tussen St. Willebrord en Rucphen. Ongeveer 5000 inwoners. Maar wat denke je van dit bericht: “Wiendflep is het mooiste woord van het dialect van het West-Brabantse Sprundel, meldt BN/De Stem donderdag. In het dorp bij Roosendaal betekent dat ‘opschepper’’. Achthonderd inwoners van Sprundel hebben dinsdagavond gestemd op een dialectavond, georganiseerd door onder andere de plaatselijke heemkundekring.” Mind you: 800 inwoners kiezen het mooiste dialectwoord! En het vervolg is ook aardig: het woord werd de naam van molenbrood als je Sprundelse molenbroodjes wilt hebben, moet je om ‘wiendflepkes’ vragen. Kijk, zó blijft het dialect levend. Molen, wind, meel, het zit allemaal in dat ene woord.”

COORNHERT

We komen uiteraard over Coornhert te spreken. Dick leerde hem kennen en waarderen tijdens zijn studie. “Gerard Knuvelder wees on op zijn grote belang, niet alleen voor de Nederlandse taal (Coornhert bedacht tal van woorden die we vandaag nog volop gebruiken: ‘algemeen’ en ‘vergelijking’ bijvoorbeeld; “Jammer dat zijn vertaling van egoïsme geen blijvende ingang vond: eigenziekelijkheid), maar vooral vanwege zijn levensbeschouwelijke en religieuze opvattingen. Ik weet nog goed hoe ik in het diepst van mijn wezen geraakt werd toen ik bij Knuvelder las (Nederlandse letterkunde, tweede deel, pagina 57): voor Coornhert domineert niet de transcendentie Gods, maar de verbondenheid met, het deelhebben aan God: de mens  heeft een klein wederglansen van het goddelijke licht.’ Coornhert is een ten onrechte wat vergeten en onderschatte figuur uit onze geschiedenis, en in ons boek proberen we dat beeld te corrigeren.”

Dat boek is het eind november 2016 verschenen boek Coornhert – Licht in Europa (ondertitel: Hoe een Amsterdams filosoof de grondslagen legde voor de moderne wereld), waarin het gedachtegoed van deze denker wordt beschreven en belicht. De uitgever noteert op de achterflap:

“Als Willem van Oranje de ‘vader des vaderlands is, dan is zijn vriend Dirck Volkertszoon Coornhert de eerste ‘denker des vaderlands’. Deze Coornhert blijkt uitzonderlijk modern. Zijn denken is superieur, zijn observaties zijn prikkelend en zijn conclusies onafwijsbaar. Hij baseert zich op een oorspronkelijk en verinnerlijkt christendom, niet op het gezag van een letterlijk genomen Bijbel. Bruggenbouwer bij uitstek, is zijn tolerantie voor andersdenkenden enorm, maar zijn geduld voor fanatici en vooroordeel nihil. De auteur Jan Peter Burger toont aan dat niet Rome, Luther of Calvijn, maar Dirck Volkertszoon de denkende mens vrij verklaart, op basis van de elegante en wendbare rede van het eeuwige Woord, die in het innerlijk van de mens en de schepping werkt.”

LEERMEESTERS

We spreken over Knuvelder die hem op het spoor van Coornhert zette, maar er zijn meer docenten geweest die hem hebben gevormd. “De belangrijkste is Jan Starink geweest. Van hem heb ik heel veel geleerd. Ook ben ik een bewonderaar van Frits van Oostrom. Zoals hij schrijft: zó moet het. Wat een grootse stijl!” We praten over de Moderne devotie, het Lectorium Rosicrucianum (de School van het Gouden Rozenkruis), de gnostiek, en nog zo meer, maar dat voert hier te ver. De redactie kijkt al zorgelijk over mijn schouder mee: zo is het wel genoeg voorlopig.