Getuigenissen over Jacob Boehme (1575-1624) uit de biografie geschreven door Gerhard Wehr

BESTEL JACOB BOEHME, EEN BIOGRAFIE

Abraham von Franckenberg
Om de godzalige levensloop van de door God hoogbegenadigde getuige en Duitse wonderman Jacob Boehme te beschrijven zou eigenlijk een verstandige en aanzienlijke mooiprater nodig zijn […] Dat niemand zich stoot aan deze hoeksteen der eenvoud, zodat hij niet verbrijzeld wordt, maar dat er veeleer op wordt voortgebouwd!
Uitvoerig bericht over het leven van Jacob Boehme, 1651

Angelus Silesius
Dat ik echter ettelijke geschriften van Jacob Boehme heb gelezen, omdat men in Nederland van alles onder ogen krijgt, is waar, en ik dank God daarvoor. Want zij zijn een belangrijke oorzaak geweest, dat ik tot kennis van de waarheid ben gekomen.
Weerwoord voor de christenheid, 1664

Novalis
[…]
Jij zult het rijk aankondigen,
dat duizend jaar zal bestaan;
zult overvloedig wezens vinden
en Jacob Boehme wederzien.
Aan Tieck

Louis Claude de Saint Martin
Jacob Boehme heeft de meest buitengewone en verbazingwekkende mededelingen achtergelaten […] Ik geloof de lezer een dienst te bewijzen, wanneer ik hem aanraadt deze schrijver goed te leren kennen. Ik raad hem echter bijzonder aan zich vooral met geduld en moed uit te rusten, om door de weinig geordende vorm van zijn werken, door de uiterste abstractheid van de materie die hij behandelt, alsmede zijn mogelijkheden om zijn ideeën weer te geven, zoals hij zelf toegeeft, niet terug te schrikken, omdat de meeste behandelde zaken in de ons bekende talen geen corresponderende naam bezitten […] Lezer, wanneer je besluit moedig uit de werken van deze schrijver te putten, die door de geleerden van de wereld voor een waanzinnige gehouden wordt, dan zul je zeker de mijne niet nodig hebben.
Oevres posthumes, 1807

G.W.F. Hegel
Het grondidee bij hem (de eerste Duitse filosoof) is het streven, alles in een absolute eenheid te bewaren – de absolute goddelijke eenheid en de vereniging van alle tegenstellingen in God […] Een hoofdgedachte van Boehme is, dat het universum één goddelijk leven en openbaring Gods in alle dingen is – of beter: dat uit het éne wezen van God, het geheel van alle krachten en kwaliteiten, de Zoon, die in die krachten oplicht, in eeuwigheid geboren wordt: de Geest is de innerlijke eenheid van dit licht met de substantie van de krachten.
Lezingen over de geschiedenis van de filosofie, 1817

Franz Xaver von Baader
Wanneer ik op deze plaats onze Philosophicus Teutonicus de hervormer van de religiewetenschap noem, dan anticipeer ik hiermee op een toch niet meer verre toekomst en beweer slechts, dat bij zo’n zuiver wetenschappelijke hervorming de geschriften en principes van Jacob Boehme voortreffelijke diensten zullen bewijzen […] Ik wil tenminste een paar knappe koppen ervan overtuigen, dat juist bij de huidige ideale richting van de filosofie in Duitsland een verder negeren van deze geschriften slechts een onwetend iemand zou passen.
Fermenta Cognitionis, 1822

Ludwig Feuerbach
Jacob Boehme is het meest leerrijke en gelijktijdig het meest interessante bewijs, dat de mysteriën van de theologie en de metafysica in de psychologie hun verklaring vinden […] want al zijn metafysische en theosofische bepalingen en uitdrukkingen hebben patho- en psychologische zin en oorsprong.
1847

Martin Buber
Feuerbach wil de eenheid waarvan hij spreekt, op de realiteit van het onderscheid tussen ik en jij gebaseerd zien. Wij staan tegenwoordig echter dichter bij Boehme dan bij de leer van Feuerbach, bij het gevoel van de heilige Franciscus, die bomen, vogels en sterren zijn broers en zusters noemde.
Over Jacob Boehme, 1901

Rudolf Otto
Niet vanwege zijn theosofie is Boehme belangrijk in de religieuze geschiedenis, maar omdat bij hem daarachter als waardevol element het levendige besef van het numineuze (mysterieuze van het goddelijke, vert.) aanwezig was en hij in dit opzicht een erfenis van Luther zelf behartigde, die in diens school was zoekgeraakt. Want deze school is tegenover het numineuze in het christelijke godsbegrip tekort geschoten. De heiligheid en de ‘toorn van God’ werden eenzijdig voorgesteld door de moralistische uitleg […] Het begrijpelijke en het doctrinaire, het ideaal van de ‘leer’ woog zwaarder dan het onuitsprekelijke en alleen in het gevoel levende, zwaarder dan datgene wat door de leer niet overgeleverd kon worden. De kerk werd school.
Het heilige, 1917

Egon Friedell
Zelfs in de meest volkomen filosofische tegenpool van Montaigne – de zwaarmoedige en eigenzinnige, bedompte en donkere Jacob Boehme – leeft iets in de geest van Montaigne. Want niemand heeft het principe van de ‘coincidentia oppositorum’, de tegenstrijd van de wereld en de mens, zo diepgaand doordacht en zo alzijdig belicht als deze door en door grondige schoenmakersmeester […]
Cultuurgeschiedenis van de Nieuwe Tijd, 1927

Leopold Ziegler
Het werkje Von der Gnadenwahl van Jacob Böhme wil ik tot de diepste verlichtingen van de gehele mensheid rekenen.
Aan Reinhold Schneider, 1941

Werner Elert
In de geschriften van J. Boehme wordt voor de eerste maal het Bijbel-Duits als uitdrukking voor de filosofie gebruikt – met een volmaaktheid die nadien nog slechts door Goethe en Nietsche werd gehaald. Hegel zou het later moeilijk hebben gehad de inhoud van de filosofie van Jacob Boehme als ‘echt Duits’ te betitelen, wanneer deze in plaats van in het Duits in het Latijn zou zijn geschreven.
Morfologie van het Lutherdom, 1953

Emanuel Hirsch
Men kan Boehme wel als hoogte- en eindpunt van een uit de lutherse hervorming ontsprongen profetisch-mystieke zijtak beschouwen. Maar juist daarom is hij ook een schakel in de geschiedenis tussen die oude beweging en de aan het einde van de zeventiende eeuw opkomende nieuwe. door het geweld en de diepte van zijn geest is hij – vooral nadat in 1682 in Amsterdam zijn verzamelde werk verscheen – van onmiskenbare invloed op alle religieus onrustigen van ons tijdperk geweest, die boven de kerk en ook boven het kerkelijk piëtisme uit willen stijgen. Vanuit theologie-historisch oogpunt moet hij als de vader van het radicale piëtisme beschouwd worden.
Geschiedenis van de nieuwe evangelische theologie, 1949-1954

Will-Erich Peuckert
Zijn leven was ingeklemd in bekrompenheid. Daarom verlangde hij naar de hemel, de weidsheid, de verten en de diepten […] Niet wat hij gevonden heeft is blijvende. Hij heeft voor ons als filosoof geen betekenis meer, en hij was geen theoloog. Schokkend is wellicht nog de wil, waarmee hij naar God gegrepen heeft. Schokkend is nog de kracht van zijn literatuur. En levend is nog Boehme, de eenvoudige boer, die alle angst van zijn hart aflegde, tot hij de rust vond in God.
Jacob Boehme, 1961

Ernst Benz
Jacob Boehme wist nog niets van paleo-antropologie en heeft nog geen onderkaken van fossiele hominiden verzameld, maar hij heeft duidelijker dan Teilhard de grondgedachten van de christelijke antropologie uitgesproken.
Scheppingsgeloof en eindtijdverwachting, 1965

William Bossenbrook
Boehme is de belangrijkste verbindende persoon in de rij van denkers die zich van Eckhart tot Hegel uitstrekt: hij verbond de ideeën van Eckhart, Nikolaus van Cues, Paracelsus en Luther en vormde deze om tot een theosofie, die in de loop van de secularisatie, waaraan zij van Leibnitz tot Hegel onderworpen was, de merktekenen aannam die in het algemeen als de specifiek Duitse bijdrage aan de filosofie worden beschouwd.
Geschiedenis van de Duitse Geest,1963

BESTEL JACOB BOEHME, EEN BIOGRAFIE

LEES MEER OVER BOEKEN VAN EN OVER JACOB BOEHME