Zeven gedeelten uit ‘Het universele pad’ – Hoeksteenserie 2 van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

DOWNLOAD THE UNIVERSAL PATH (FREE PDF)

Wie het Christusmysterie innerlijk naderen wil, zoekt het universele pad dat geestesscholen van alle tijden wijzen. In het vierde hoofdstuk van het boek Het universele pad lezen we: ‘men moet over grote bewegingsvrijheid van het bewustzijn beschikken om enigermate het Christusmysterie te kunnen naderen. Wij moeten worden als Hiram, de meesterbouwer die de innerlijke tempel van Salomo bouwde: de tempel van onze microkosmos, het universum in ons, waarin de god-mens in ons opnieuw de geest kan ontmoeten.’ Hieronder volgen zeven gedeelten uit dit tweede deel van de Hoeksteenserie van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri.

1. Winter, symbool voor begin van het grote vernieuwingsproces in de mens

Het grote vernieuwingsproces vangt aan in de (symbolische) winter. In het diepste nadir van zijn leven moet de leerling zijn verlossingswerk aanvangen. In die stonde moet de leerling zijn afscheid vieren van het wezen met de ezelskop (zoals in Midzomernachtsdroom van Shakespeare) en zich duidelijk naar het nieuwe toekeren. Als deze afscheidsstonde, dit sterven naar de natuur, op de juiste wijze zijn voortgang heeft gevonden, wordt in dat diepste nadir het zaad van het nieuwe leven ingevoerd.

Dan kan de leerling zijn pad gaan banen in de natuur, die inmiddels geheel wezensvreemd van hem geworden is, omdat zij hem tot een woestijn geworden is. Het zaad dat de nieuwe levensether via de geestesschool heeft uitgestrooid, weet hij in zichzelf ontkiemd, en de leerling tracht het pas ontluikende nu op de juiste wijze tot wasdom te brengen.

Hij gaat recht maken de paden van de Heer, omdat hij de belofte op zich heeft genomen door het nieuw verkregen levensinzicht, gehoorzaam te zijn aan de goddelijke roep! Zeer concreet past de leerling die de weg gaat, dit toe op zichzelf. Hij weet, dat de omwending van natuurmens tot geestmens, een strijd is op leven en dood. Maar dat deert hem niet, omdat hij weet dat smart de loutering in de smeltkroes is. Hij weet, dat alleen door de langdurige aanraking van de harde slijpsteen de schittering ontstaat, die aan de diamant zijn waarde geeft!

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: Midzomernachtsdroom

2. Zomer, de nieuwe ziel neemt de leiding

Na het winterfeest viert de leerling het lentefeest. Dat is het moment waarop de eerste sporen van groei zich bewijzen gaan. Het nieuwe wezen van de leerling begint zich te accentueren in steeds krachtiger en duidelijker omlijning, totdat de dag van het zomerfeest nadert, de midzomernachtsdroom, de nacht waarin de geliefde zich gaat openbaren. De leerling wordt lijfelijk geconfronteerd met de Jezusmens in hem, die geboren was in de winterstonde; tot ontwikkeling kwam in de lentetijd; en nu, in de zomervolheid, het grote initiatief, de absolute leiding in het leven van de leerling gaat nemen.

Dit is het feest van de witte roos, de aanvang van het volle leven in Jezus de Heer. Op dat tijdstip treedt de dialectische bewustzijnskern geheel en al terug, waarop de Jezusmens zijn heilzame arbeid voor de gehele reconstructie van de microkosmos kan gaan aanvangen. In dit grote kruiswerk zal de witte roos zich kleuren gaan tot een bloedrode roos, tot aan het consummatum est (het is volbracht).

Zo ontdekken wij, dat als de leerling uit zijn midzomernachtsdroom ontwaakt, in de volheid van het Jezusleven, hij nimmer meer hongeren en dorsten zal tot in eeuwigheid. Het feest van de witte roos, het ontvangen van de Johannesroos, beduidt: het wezenséén worden van de toebereide leerling met het Jezuswezen. Zulk een zomervolheid wordt het deel van hem of haar, die scheiding brengt tussen natuur en geest, en daardoor een nieuwe natuur winnen gaat.

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: Midzomernachtsdroom

3. Midzomernachtsdroom van Shakespeare

Niemand kan de weg van heiligmaking bewandelen, die het wezen met de ezelskop blijft beminnen, ook al zal hij er een zogenaamd mystiek leven op na houden. Niemand kan de nieuwe natuur aandoen zonder de oude natuur vaarwel te zeggen. Beide natuurwaarden stellen hun midzomernachtsdroom. Het ontwaken uit de ene droom beduidt: gebondenheid aan het wiel van op- en ondergang. Het ontwaken in de andere midzomernachtsdroom stelt de eeuwige volheid.

Allen, die de weg gaan van de ware verlossing, zullen tot de ontdekking komen, dat die weg bevochten zal moeten worden. Allen, die de weg gegaan zijn, laten ons daarover niet in het onzekere, want er zijn velen die er belang bij hebben, de leerling aan de oude natuur te binden. Het staat onomstotelijk vast dat de winst van een entiteit voor de nieuwe natuur, een crisis betekent voor de oude natuur. In de midzomernachtsdroom van William Shakespeare (1564-1616) is het Oberon, de koning van het natuurgeestenrijk, die door middel van zijn dienaren al het mogelijke doet om Hermia vast te ketenen aan Lysander. Zo blijkt dat de leerling niet alleen zichzelf heeft te overwinnen, doch ook al die anderen, die hem weerhouden van de verlossende daad. 

Iedere leerling, die op het pad van vernieuwing staat, zal kunnen getuigen hoe juist dit is, en welk een geweldige strijd te strijden is, doch voor hem ligt het vreugdevolle hierin, dat hij nu mag bewijzen, dat het zaad, dat door de goddelijke levenssubstantie is ontkiemd, hem de nieuwe levensidee heeft doen grijpen en hij de mensheid in het nieuw opgekomen zonnelicht zal mogen voorgaan, om nimmermeer onder te gaan. Want daar, waar het nieuwe eenmaal geboren is, kunnen hoogten, noch diepten, noch welke geestelijke boosheden ook, de leerling afhouden van de liefde Gods, die alles in allen is (Romeinen 8:39).

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: Midzomernachtsdroom

4. Jezus Christus

De naam Jezus (waarvan de betekenis is: God redt) associeert ons met de volstrekt zondeloze mens in de dialectiek, terwijl de naam Christus (waarvan de betekenis is: gezalfde) ons verbindt met de goddelijke mens van de oorspronkelijke natuur, de enig geboren zoon. De naam Jezus Christus voert de leerling van het Rozenkruis dus niet terug tot het verre verleden, doch hij ervaart erin een actuele, tweevoudige, alchemische, goddelijke liefdekracht, stuwende tot wederbaring.

Het gaat hier om een ingenieus volheerlijk proces, om op de basis van de omwending, van natuurmens door te breken tot de oorspronkelijke goddelijke staat. Tussen de godmens en de dialectische mens gaapt echter een wijde kloof en de eerste alchemische goddelijke liefdekracht, die wij aanduiden als Jezus, is nu de brug, de middelaar, om over de kloof heen te komen. In de naam Jezus ligt de betekenis verborgen. Die naam duidt op het alchemische reddend vermogen van de universele geest. Daarom spreken door alle eeuwen heen de broeders van het Rozenkruis: Jezus is mij alles!

Waneer deze mogelijkheid gerealiseerd is, gaat de leerling een weg met verschillende spiralen en de geestesschool begeleidt hem op al zijn wegen. Als de omgewende leerling zijn zijn meervoudige weg gaat, dan delgt hij procesmatig en systematisch alle fouten van het verleden uit en zo bouwt hij, als vrije metselaar, het nieuwe tehuis van de oorspronkelijke mens en tegelijkertijd wordt de oude tempel afgebroken; hij delgt alle schuld. U begrijpt, dat, zodra de omgewende mens deel krijgt aan het nieuwe levensproces, alle dingen en verhoudingen anders gaan worden. De leerling ontvangt namelijk, wanneer hij staat in het nieuwe levensproces, in grote genade, onderwijs met betrekking tot de aard en het wezen van dat nieuwe leven.

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: De tempel van de goddelijke natuur

5. Lao Zi

In het verre oosten van onze wereld vond een goddelijke aanraking plaats die wordt aangeduid door de verhevene: Lao Zi. Men weet niet of hij geleefd heeft, men weet ook niet, of hij een mens was. Tal van legendarische sluiers spreiden zich om hem heen! Hij schreef over het geheimenis van Tao. Het Tao komt niet en het was niet, het Tao ís! Is het niet zo, dat velen de ene eenvoudige kernwaarheid, de sleutel tot het ware leven, inkapselen in een kluwen van schijnwijsheid en drukte? Daarom zegt de Chinese wijze van meer dan 2500 jaar geleden (Daodejing 70):

Doch ik die weg weet in het labyrint,
laat mij niet door dwaallichten misleiden
Ik houd de draad, die mij met de kern verbindt,
‘k zie rustig toe, waar anderen doelloos strijden.

Ik speel geen rol op ’s wereld praal-toneel
daarom schijn ik nietig aan de ijd’le mensen.
toch jagen ze allen naar een deel van veel,
mij is ’t heelal, wat kan ik meer nog wensen?

Ziet, daar gaat het om, om de winst van het heelal. Het klinkt mogelijk wat vreemd in onze westerse oren, doch hier wordt hetzelfde bedoeld als christelijke heiligmaking, die haar uitdrukking vindt in de magische kracht van een in Christus geheiligde geest. Heilig is afgeleid van het begrip heel worden. Het heelal winnen, is wederom heel of heilig worden. Zo blijkt dat de boodschap van het moderne Rozenkruis ook de boodschap is en was van alle tijden in de verzonkenheid, de boodschap van Lao Zi. En die boodschap zal blijven klinken, totdat de zoeker de weg voor zich zal zien en tot de universele wijzen zal spreken: ‘Ik wil naar uw grote wijze voorbeeld leven en mij ingeschakeld weten in een goddelijk scheppingsplan!’

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: De verheven wijsheid van Lao Zi

6. Osiris, Isis en Horus

Wanneer we het grote pad bewandelen, dan zien wij de tempel van Osiris in al zijn schoonheid stralen. Drie gedachten schieten ons als vlammen tegen bij het aanschouwen van deze verhevenheid (uit het oude Egypte): de drieheid Osiris, Isis en Horus. Osiris wordt de bouwmeester genoemd, Isis de weduwe, en Horus het kind, de zoon van de weduwe. Osiris, zo wordt ons in de universele leer gezegd, is het symbool van de viervoudige wereldether, de heilige spijs, de oorspronkelijke zuivere oersubstantie.
In de tempel van Osiris nu, in de leerling die zich aan tempelbouw wijdt, in de leerling vrijmetselaar, wordt de oersubstantie, de heilige zonnekracht , de oorspronkelijke goddelijke kracht ingevoerd en deze kracht nu, huwt met Isis, het wereldwijde beeld van de aarde en het aardse. Osiris komt tot de mens, die gevallen is, van God vervreemd is en daardoor gevangen zit in de dialectiek van de dingen. de mens die van God verbroken is, en daardoor wordt aangeduid als weduwe.

Als nu het grote werk van wedergeboorte en herschepping door de leerling begrepen wordt, dan wordt uit de samenbinding tussen Osiris en Isis een zoon geboren, namelijk Horus, de zoon van de weduwe. Zoon van de weduwe is de klassieke aanduiding voor een in het nieuwe oorspronkelijke leven herboren mens! De zoon van de weduwe: Horus en Hiram, zijn dus in feite wezenseen, één en dezelfde taal spreekt uit de verschillende taalprojecties. Zou het dus niet zo zijn, dat de weg die de geestesschool van het Rozenkruis wijst, de ‘universele weg’ genoemd kan worden? De bouw, die zij haar leerlingen onderwijst, is zij niet met recht de koninklijke kunst van bouw? En is de roep niet altijd dezelfde?

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: De tempel van Osiris

7. Hiram Abiff

Hiram Abiff, de meesterbouwer, een van de grote esoterische werkers uit het verleden, ontving een nieuwe hamer en een nieuw woord toen één van de cellen van lagere esoterische werkzaamheid, waarin hij de leiding had, door het dialectische drijven werd vernietigd. In 1 Koningen 7:14 staat: ‘Hij was de zoon van een weduwe uit de stam van Naftali’. Op een andere plaats heet hij afkomstig uit de stam Dan. Deze schijnbare tegenstrijdigheid wordt opgeheven, als we de betekenis van deze twee stammen vernemen. Iemand die uit de stam Naftali komt, de zoon van een weduwe uit de stam Naftali, is een ‘strijder’, een sterke mens, die zijn taak vervult met het zwaard van de geest. En daarom heet hij eveneens geparenteerd aan de stam Dan, want hij strijdt voor het hoogste recht, hij is een rechter voor Gods aangezicht. Zo zien wij Hiram en de zijnen dus verschijnen als sterke strijdbare helden van God, als gelouterde, gecultiveerde zonen van het vuur.

Hiram helpt David bij het vestigen en funderen van zijn staat, en deze hulp wordt door David met dankbaarheid ontvangen. En Hiram steunt op diens verzoek Salomo bij het vestigen van zijn staat en ook vooral bij het vestigen van de Israëlitische kerk. In 2 Samuel 5:11 lezen wij: ‘En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederhout, en timmerlieden en metselaars; en zij bouwden David een huis.’  De mysticus heeft de magiër nodig om zijn werk te kunnen verrichten. Hiram zendt werklieden en kunstenaars in deze wereld. Hiram zendt naar alle rijken zijn timmerlieden en handwerkers, die in staat zijn edele metalen niet slechts te delven uit het aardediep, doch ze ook kunnen omtoveren tot wondervolle kunstwerken in het huis van de Heer.

Hoewel wij blijven streven en verlangen naar een herhaling van de Davidische en Salomonitische tijden in hun verhouding tot Hiram en de zijnen geldt nu nog: het product van de staat en het product van de kerk bepalen tezamen het product van de geestesschool. Doch langzaam maar zeker zullen de slagorden van Hiram Abiff dit omdraaien: weldra zal het product van de geestesschool de producten van kerk en staat bepalen. Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn (Romeinen 8:31).

Uit: Het universele pad
Hoofdstuk: De gnosis en de kerk

BESTEL HET UNIVERSELE PAD

DOWNLOAD THE UNIVERSAL PATH (FREE PDF)

LEES DE TEKST VAN DE VERTELSTER IN MIDZOMERNACHTSDROOM VAN MENDELSSOHN