Velen kennen de termen Dao en wu wei, maar weinig mensen weten dat de uitleg over de betekenis ervan alleen was voorbehouden aan ingewijden. Zij hadden de mystieke initiatie doorlopen die Lao Zi beschrijft in zijn befaamde openingsaforisme van de Daodejing. Dat blijkt een spirituele tekst te zijn die de leerling moest inwijden in het grote mysterie dat Lao Zi Dao noemt. De leerling die in dit mysterie was ingewijd kon de ultieme manier van handelen in praktijk brengen. Die manier van handelen noemt Lao Zi wu wei. In ‘Leren laveren’ onderzoekt sinoloog en filosoof dr. Woei-Lien Chong de aard van het genoemde mysterie, hoe de kennis ervan in het dagelijks leven in praktijk kan worden gebracht en wat daarbij de rol is van de meditatietechnieken die Lao Zi en Zhuang Zi beschrijven. ‘Leren laveren’ is het vervolg op haar boek Filosofie met de vlinderslag.
Dit boek is het tweede deel van een trilogie over de spirituele levenskunst van het vroege daoïsme. Mijn boek Filosofie met de vlinderslag: de daoïstische levenskunst van Zhuang Zi uit 2016 is het eerste deel van dit drieluik, waarin ik een nieuwe kijk presenteer op de vroegste daoïstische filosofie en levenskunst, op basis van de originele Chinese teksten: Daodejing (ook bekend als Laozi), en Zhuangzi.
Het derde deel is gewijd aan de Nederlandse filosoof Otto Duintjer (1932-2020), in zijn tijd een bekende hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Naar aanleiding van ingrijpende paranormale ervaringen in 1969 en later ondernam hij een spirituele zoektocht die uiteindelijk leidde tot de formulering van een hoogst ongewone filosofie, die radicaal brak met de gevestigde conventies van de academische wijsbegeerte. Achteraf bleek Duintjers filosofie, tot zijn eigen verbazing, grote raakvlakken te hebben met het daoïsme. De wijsgerige terminologie die hij ontwikkelde is daarom, zoals ik ontdekte, bij uitstek geschikt om het daoïsme te verhelderen voor de moderne lezer.
In Filosofie met de vlinderslag maakte ik gebruik van Duintjers inzichten en wijsgerige taal om licht te werpen op de diepere spirituele lagen van Laozi en Zhuangzi die de geleerden tot nu toe over het hoofd hebben gezien. In dat deel ontbrak me echter de ruimte om de context van Duintjers ‘daoïstische’ filosofie en taalgebruik toe te lichten, en het was me toen al duidelijk dat daar een apart boek voor nodig zou zijn. Dat werd deel 3 van mijn trilogie, getiteld Rondom Dao: de filosofie van Otto Duintjer als wegwijzer naar Lao Zi en Zhuang ZI. Daarin laat ik zien, hoe Duintjer een toegang tot het vroege daoïsme heeft geopend die voor de meeste academici gesloten blijft.
Laozi en Zhuangzi bedienen zich immers van een raadselachtige taal die alleen was bedoeld voor mensen die waren ingewijd in hun oefenweg. Deze taal kan niet worden begrepen zonder de hulp van een gids die zelf ook een dergelijke weg heeft afgelegd. Om in spirituele zin begrijpelijk te zijn, moet de weg niet louter extern worden beschreven, vanuit een wetenschappelijk en zuiver theoretisch oogpunt, maar van binnenuit, door een beoefenaar, en wel iemand die ook nog eens de wijsgerige woorden kan vinden om deze weg te articuleren voor een hedendaags lezerspubliek. Otto Duintjer was zo’n beoefenaar.
Het is een heel gelukkig toeval dat er met hem iemand in Nederland, in onze eigen tijd, naar voren trad die spiritueel verwant was met het vroege daoïsme, en bovendien als professioneel filosoof uitstekend de weg wist in de Europese wijsbegeerte van de Oudheid, de Middeleeuwen en de Moderne Tijd. Dat stelde hem in staat om een brug te slaan tussen Oosterse spiritualiteit en de Westerse filosofie. Niet alleen in Filosofie met de vlinderslag, maar ook in dit boek begeleidt hij ons als gids naar de onzegbare dimensie die Laozi en Zhuangzi reeds hadden ontdekt, en die Duintjer zelf eveneens aanduidde met het woord ‘Dao’.
Voorbij de grenzen van de rede
Een van de redenen dat de toegang tot het daoïsme in de huidige tijd wordt geblokkeerd is dat de moderne Westerse filosofie en wetenschap zich voornamelijk bedienen van de rede en de logica. Het daoïsme laat zich op die manier echter niet ontleden. Het is zich namelijk sterk bewust van de grenzen en beperkingen van de rede en de logica, en benadrukt juist, dat grote delen van de werkelijkheid via deze weg helemaal niet waarneembaar zijn.
Het daoïsme erkent zeker dat de rede en de logica een eigen domein hebben, maar zijn leerweg is erop gericht om de beoefenaar bewust te maken van de grenzen van dit domein, en op het stap voor stap doorbreken van die grenzen naar een steeds groter en dieper ervaringsveld toe, totdat men toegang krijgt tot de allesomvattende dimensie van Dao.
Daartoe wordt het vermogen van het lichaam, om de beperkingen van de rede te overstijgen, op de leerweg steeds sterker geïntensiveerd en ten volle ingezet. Het lichaam en het gevoel worden gecultiveerd om de open ruimte te ontdekken die zich per situatie bevindt rondom de begrensde referentiekaders waarbinnen de rede opereert. De werkelijkheid is oneindig veel groter dan de ruimte binnen jouw ene kader. Zodra je dit inziet, krijg je toegang tot een andere manier van gewaarzijn, en daarmee tot een andere manier van leven, waarbij je volop speel- en ademruimte ervaart in je hoofd, je hart en je gevoel. Dan kun je je eigen plaats tussen hemel en aarde met vertrouwen innemen, en ook andere mensen en levende wezens de ruimte gunnen om op hun eigen manier gelukkig te zijn, naar hun eigen aard. De mens heeft zijn eigen plek op aarde, maar is niet de maat der dingen. Dit is de kern van de liefderijke en respectvolle levenshouding die Duintjer en het daoïsme gemeen hebben.
Hoewel het mogelijk is de delen van mijn trilogie los van elkaar te lezen, kan men de diepgang van Laozi en Zhuangzi het meest op waarde schatten na lezing van alle drie de delen. In de oudere literatuur wordt hun leer namelijk vaak voorgesteld als vrij simpel en gemakkelijk om te begrijpen, maar dat is alleen het geval als je bepaalde cruciale passages negeert, of verkeerd interpreteert. Het daoïsme blijkt echter zowel spiritueel als wijsgerig een stuk complexer te zijn dan men tot nu toe in het Westen dacht. Vandaar deze trilogie, waarin we ruim de tijd nemen om de diepte in te gaan.
Op zoek naar het mysterie
Kernbegrippen als ‘Dao’ en wuwei zijn al bekend bij het Westerse publiek, maar wat betekenen ze eigenlijk? Om daarachter te komen, moeten we verder gaan dan de bestaande, simplificerende vertalingen, en deze woorden in verband brengen met wat Laozi ‘het mysterie’ noemt, en Zhuangzi ‘het Onuitputtelijke’. Hun spirituele filosofie draait namelijk van begin tot eind om dit ene grote mysterie. Dat betekent, dat elke poging om de betekenis van ‘Dao’ en wuwei te bepalen zonder door te dringen tot dit mysterie, vergeefs is. Het overgrote deel van de Westerse boeken over het vroege daoïsme blijft dan ook steken in oppervlakkige of foutieve interpretaties.
Dat is jammer, niet alleen gezien vanuit de wetenschappelijke studie van deze oude Chinese filosofie, maar ook voor diegenen die vandaag de dag op zoek zijn naar nieuwe vormen van wijsgerige inspiratie en spiritualiteit. Het daoïsme zou voor velen een belangrijke gesprekspartner kunnen zijn, maar die mogelijkheid wordt bemoeilijkt door de vele misinterpretaties die in het Westen al eeuwenlang de ronde doen. Om die blokkade te omzeilen zit er niets anders op dan zelf op reis te gaan: we moeten het bekende landschap verlaten, en ons begeven in vreemde contreien die niet op de kaart staan, op zoek naar het grote mysterie dat Laozi en Zhuangzi zo intens bezighield.
Otto Duintjer zal ons, zoals gezegd, ook in dit voorliggende boek begeleiden, als gids naar het mysterie dat ons omringt. Dit mysterie wordt door Laozi expliciet aan de orde gesteld in het raadselachtige eerste aforisme van Daodejing, waarmee de meeste Westerse geleerden en vertalers nooit goed raad hebben geweten.
Het grote mysterie in de notendop
Volgens de Chinese traditie bevat Laozi’s eerste aforisme de kernboodschap van zijn hele filosofie in een notendop, maar voor de Westerse lezer is deze boodschap nog steeds in nevelen gehuld. Ze gaat over het betoverende mysterie dat de hele Daodejing doortrekt, en waar Zhuangzi eveneens steeds impliciet naar verwijst. Ook Duintjers filosofie draait om dit onzegbare raadsel.
In Filosofie met de vlinderslag heb ik Laozi’s eerste aforisme al uitgebreid besproken. In dit voorliggende boek zal ik die bespreking niet meer in detail herhalen, maar meteen gebruiken als uitgangspunt voor onze zoektocht naar het mysterie dat Laozi ontdekte, door Zhuangzi werd doorgegeven, 24 eeuwen later door Otto Duintjer zelfstandig werd herontdekt, en tevens wijsgerig gearticuleerd met moderne terminologie. Hij maakte o.a. gebruik van termen uit Heidegger, maar achteraf herkende Duintjer deze zelfde wonderlijke ontdekking ook in het werk van bepaalde andere filosofen, met name uit de Europese Oudheid en Middeleeuwen, en in de teksten van oude Oosterse tradities.
Het blijkt te gaan om een mysterie dat in de geschiedenis der mensheid telkens opnieuw, overal ter wereld, wordt ontdekt en op allerlei verschillende manieren verwoord, maar de verwoording is alleen herkenbaar voor wie het mysterie zelf al heeft ontmoet. Kennis van dit mysterie is dus niet overdraagbaar via het gesproken of geschreven woord, je kunt het alleen in eigen persoon ervaren. Vandaar ook dat het telkens opnieuw moet worden ontdekt. En dit is precies waar het eerste aforisme van Daodejing toe uitnodigt: het is een initiatietekst voor de spirituele beoefenaar, een invitatie om open te gaan voor het mysterie.
Laozi laat tevens zien, hoe de beoefenaar met dit mysterie in contact kan komen. Het daoïsme heeft daarvoor een hele leer- en oefenweg ontwikkeld, waarvan we de omtrekken kunnen reconstrueren uit Daodejing en Zhuangzi. Zonder inwijding in het mysterie, en in de oefenweg die ernaar toe leidt, kan men, zoals ik al zei, de inhoud van woorden als ‘Dao’ en ‘wu wei’ niet vatten. Deze kennis was alleen toegankelijk voor ingewijden.
De moderne tijd is weliswaar sterk van Dao vervreemd geraakt, maar toch kunnen we proberen om weer iets meer toenadering te zoeken. Allereerst kunnen we bekijken, wat precies de inhoud was van het mysterie waar Laozi zijn leerlingen in initieerde. Ten tweede kunnen we de spirituele oefenweg van het vroege daoïsme, waar Westerse geleerden tot nu toe geen aandacht aan hebben besteed, reconstrueren, zoals hij is vervat in de teksten van Laozi en Zhuangzi.
Nu had ik bijna ‘verborgen’ geschreven in plaats van ‘vervat’. Maar deze teksten verbergen de oefenweg naar het mysterie helemaal niet, integendeel, hij wordt er open en bloot in gepresenteerd. Hij is alleen verborgen voor ons, moderne lezers, omdat deze teksten in het Westen van oudsher niet zijn beschouwd als handleidingen voor de spirituele oefenweg, maar als “filosofie” in de moderne Westerse zin, dus toegankelijk voor de rede, zonder beoefening. Zo werd de spirituele en mystieke boodschap van het vroege daoïsme eeuwenlang aan het oog onttrokken.
Waarom staat Laozi eigenlijk tegenwoordig in het Westen bekend als ‘filosofie’? Om dat te achterhalen gaan we, in het volgende hoofdstuk, terug naar het jaar 1600, toen de jezuïetenpater Matteo Ricci aankwam in Beijing. Hij is de bron van een grote misvatting die de receptie van het daoïsme in Europa eeuwenlang, tot op de dag van vandaag, op het verkeerde been heeft gezet.
INLEIDING
Oude misverstanden en een nieuw begrip
Matteo Ricci (1552-1610), de eerste jezuïet die in Beijing aankwam in het kader van de katholieke missie, stak zijn afkeer van het daoïsme niet onder stoelen of banken. De Societas Iesu zou maar liefst twee eeuwen in Beijing blijven, en dankzij haar kwam Europa voor het eerst in het bezit van gedetailleerde kennis over de Chinese beschaving. Maar het beeld van China dat de jezuïeten naar Europa stuurden werd sterk bepaald door de missionaire strategie die Ricci had ontworpen, en deze strategie beïnvloedt tot op de dag van vandaag het imago van het daoïsme in Europa.
In Ricci’s ogen waren het boeddhisme en religieuze daoïsme gevaarlijke concurrenten van de katholieke missie. Ze waren al eeuwen actief onder het volk, via priesters die met kleurrijke rituelen alle fasen van het individuele en collectieve leven begeleidden. De verbreiding van het katholieke geloof in China, vond Ricci, kon daarom het beste verlopen via een alliantie met de bovenlaag in de Chinese maatschappij: de confucianistische literaten-beambten. De leer van Confucius ging volgens Ricci namelijk heel goed samen met de christelijke boodschap omdat ze, vond hij, rationeel van aard was en vrij van religieus bijgeloof. Daarentegen gruwde hij van de daoïstische religie, die hij voorstelde als een heidense en geperverteerde ‘valse sekte’ onder duivelse invloed die afgoden aanbad, zich bezighield met het uitdrijvingen van kwade geesten, bezweringen, toverspreuken en talismans.
De jezuïeten en het daoïsme
In de loop van de 17de eeuw, toen de jezuïeten meer inzicht kregen in de geschiedenis van het daoïsme, kregen ze waardering voor Daodejing; zelfs zoveel, dat ze rond 1700 twee vertalingen van dit werk publiceerden in het Latijn. Dit veranderde echter niets aan hun visie, dat de latere daoïstische religie een jammerlijk vervalsverschijnsel was vergeleken met de pure en hoogstaande filosofie van Laozi. Deze oude tweedeling is in Europa nog steeds van grote invloed.
Ik kwam zelf met dit beeld in aanraking toen ik, in de jaren zeventig, Sinologie studeerde in Leiden. De befaamde kenner van het daoïsme, Kristofer Schipper (1934-2021), die sinoloog was en daarnaast in Taiwan was gewijd tot daoïstisch priester, was daar toen nog niet aangetreden als hoogleraar, en men stelde Laozi en Zhuangzi voor als een ‘filosofie’ naar Westers model, dus een verzameling ‘ideeën’, totaal losgezongen van de cultiveringspraktijken zoals qi-meditatie die in deze teksten wel degelijk worden genoemd. De latere daoïstische religie, die halverwege de 2de eeuw na Chr. ontstond, dus ruim zes eeuwen later, werd in het Leidse curriculum van die tijd niet eens besproken.
Ook in de toenmalige Europese academische literatuur over het daoïsme werd Laozi’s gedachtegoed voorgesteld als ‘filosofie’, en tegenover de daoïstische religie geplaatst, die door sommigen misprijzend werd weggezet als ‘volksgeloof’. Later ontdekte ik, dat dit onderscheid in Europa al wordt gemaakt sinds de 17de eeuw, en dat het, zoals gezegd, teruggaat op de visie van de paters jezuïeten.
Daoïsme en de rol van het lichaam
In werkelijkheid staat Daodejing niet zo apart van andere stromingen in het daoïsme als de jezuïeten meenden. Laozi is geen verzameling abstracte ‘ideeën‘, maar bevat uitspraken die waren bedoeld als instructies voor de cultivering van lichaam en geest. Er zijn passages die onmiskenbaar over meditatie gaan, en bepaalde paranormale vermogens die soms, bij gevorderde beoefenaren, uit de cultivering kunnen voortkomen. Daodejing past dus niet in het intellectualistische model van ‘filosofie’ dat men in het moderne Westen hanteert. Volgens Laozi is het namelijk niet het rationele denken, maar de meditatieve inkeer in het lichaam die toegang geeft tot helderheid en inzicht.
We raken hier aan een kernverschil met grote en diepgaande gevolgen. In de mainstream van de Westerse filosofie wordt de lijfelijkheid, onder invloed van Plato en het christendom, immers als stoorzender beschouwd voor de wijsgerige en morele ontwikkeling. Het lichaam heeft een heel lage status in de hedendaagse Westerse filosofie; wijsheid, zo meent men, kan alleen voortkomen uit denken. Intellectuele abstractie wordt veel hoger aangeslagen dan het vermogen om het eigen lichaam van binnenuit te voelen, en mèt het lichaam te voelen.
In de levenskunst van het daoïsme staat echter juist het lichaamsgevoel centraal. Het doel is, om via de cultivering van het innerlijke of ‘qi’- lichaam de verbinding gewaar te worden met andere mensen, de natuur als geheel, maar ook individuele planten, bomen en dieren, en de materialen waarmee je werkt. Het is deze verbinding die je in contact brengt met het mysterie van de Oorsprong.
Nog een hardnekkig misverstand: wu wei als laissez-faire
Een ander foutief idee dat al eeuwen, tot op de dag van vandaag, in Europa de ronde doet, is dat wu wei ‘niet-doen’, ‘non-interventie’; of ‘laissez-faire’ zou betekenen. Dit is een misverstand dat al teruggaat tot de 18de eeuw. François Quesnay (1694-1774), de lijfarts van de Franse koning Lodewijk XV, en tevens een econoom uit de Fysiocratische school, had op basis van de informatie der jezuïeten een grote bewondering opgevat voor China, en hij schreef er een boek over waarin hij de term wuwei weergaf als laissez-faire. Deze term werd vervolgens populair gemaakt door zijn leerling Vincent de Gournay, die in 1751 werd benoemd tot intendant voor de handel.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
Voorbij de grenzen van de rede
Op zoek naar het mysterie
Het grote mysterie in de notendop
Inleiding: Oude misverstanden en een nieuw begrip
De jezuïeten en het daoïsme
Daoïsme en de rol van het lichaam
Nog een hardnekkig misverstand: wuwei als laissez-faire
De activistische dimensie van het vroege daoïsme
Contemplatie in dienst van het actieve leven
Wuwei: succes verzekerd
Wuwei in de skill stories
Het recept van de kok
Een curriculum van de ruimte
1. De inwijding tot Dao
Over kikkers en insecten
De verkoper van staatsiehoeden
Je toevertrouwen aan het leven
De zorgzame bescherming van Dao
De kracht van het zachte
Leren ontvangen wat het leven schenkt
Glimpsen en fragmenten
Gedragen door Dao, de creatio continua
Dao is overal
Twee verdwaalde beoefenaren
“De aarde draagt, en de hemel overkoepelt”
Leven in grondeloos vertrouwen
2. Gedragen door Dao
Laozi over het verlangen naar luxe en vermaak
Begeerte naar macht
De machtswellust van keizer Yao
Het lichaam als graadmeter
Het verschil tussen je Oorsprong en je rol
Het schaven van het onbewerkte hout
Vereenzelviging met status en sociale identiteit
Te veel hechten aan ritueel en hiërarchie
Laozi’s utopie van de kleinschalige samenleving
It’s all right: terugkeer naar de Bron
3. Leren laveren door de speelruimte
Gewone woorden voor ruimte
Een daoïstisch curriculum van de ruimte
Het Janusgezicht van de taal
Laozi 11: alledaagse gebruiksruimte
Laozi 5: de ruimte tussen hemel en aarde
Ademen uit de hielen
Praten vanuit maatgevende kaders
De gastvrije ruimte van Hundun, het Open Midden
Opengaan door het “vasten van het hart”
Terugkeer naar de Bron van creativiteit
Vaardigheid plus ontvankelijkheid
4. Speelruimte en innerlijk energiebeheer: lessen van de houtsnijder
Hoe de houtsnijder zijn energie op peil hield
Het loslaten van innerlijke blokkades
Zelfontlediging als voorbereiding voor excellent handelen
Partnerschap tussen mens en materiaal
Maker en materiaal zijn complementair
De verleiding van virtuositeit
Wuwei en het voorkomen van onnodig qi-verlies
“Het ego ten grave dragen”
Creativiteit en innerlijk energiebeheer
5. Voelsprieten voor de speelruimte: levenslessen uit het ambacht
Het geheim van de kok: een ‘dun’ ego
De drie elementaire principes van wuwei
Het sacrale aspect van het alledaagse
Loslaten om open te gaan voor het manifestatiegebeuren
De oude wielenmaker en de juiste tussenruimte
Niet gefixeerd zijn op één manifestatiewijze
De Gele Keizer en de paardenhoeder
Zwerven in de Wildernis van Xiangcheng
De tuinman en de wipput
Het probleem van het ‘machinehart’
De skill stories als handleiding voor de qi-meditatie
Het spirituele advies van de tuinman
Handwerk als bron van voldoening en eigenwaarde
Op zoek naar een balans tussen denken en voelen
6. Zhuangzi en zijn boezemvriend: rondom de kaders van Huizi
Zhuangzi en Duintjer over het Rondom
Het oog dat zichzelf niet ziet
Relativeren vanuit het Rondom
Voorbij de grenzen van taal en denken
Het curriculum van de ruimte: een korte terugblik
Rondom de kalebassen en de oude kromme boom
De kunst van het ontvangen
Openstaan voor de geschenken van Dao: de skill stories
Dobberen op de meren en rivieren
Slenteren in Nergensland en het Veld van de Wijde Wildernis
Rondom de vrolijke vissen
Tegenwoordig zijn vs. tegenwoordig stellen
Rondom de logica
De blaasmuziek van hemel en aarde
Vanuit de inkeer terug naar het hier en nu
7. De wortels van Laozi, de vleugels van Zhuangzi
Zhuangzi’s uitbreiding van Laozi’s curriculum
Laozi: de heerser en de speelruimte
De geest van het Chinese schaakspel
Zhuangzi’s wending naar het individu
Twee karakteristieke verhalen
Laozi’s ideale samenleving
Weten wat genoeg is
Eenvoud en vredelievendheid
Zhuangzi: de geboorte van de ziel
Vreugdevol deelnemen aan het manifestatiegebeuren
Het lichaam als orgaan van vitaliteit en levensvreugde
Laozi over de kracht van de zuigeling
De betekenis van het karakter De 德
Uitvliegen boven alle kaders
De Peng-vogel, krekel en duif in onszelf
Zhuangzi: individu en traditie
Oorspronkelijke creativiteit
8. Inkeer in het lichaam, terugkeer naar de wereld
Zhuangzi en de rol van het lichaam in de levenskunst
De confucianistische conditionering van het lichaam
De conditionering van het lichaam in de Westerse cultuur
De mythe van het maakbare lichaam
De reductie van de moderne mens tot het empirische ik
De vicieuze cirkel van arbeid, consumptie en stress
De weg naar binnen: speelruimte krijgen t.o.v. andermans blik
Individuatie: het afpellen van de ui
Terug naar buiten: open staan voor het manifestatiegebeuren
Ouderdom, ziekte en dood
“Wat is de zin van het leven?”
Zin hebben in het leven: het lichaam als toegang
“Dao” en “wuwei” worden ervaren via het lichaam
Wu 無 en het curriculum van de ruimte
Wei 爲 en het curriculum van de ruimte
De terugkeer naar je Oorsprong
9. Zelfontplooiing in harmonie met de planeet
Omgang met de dingen
Onderwerping en uitbating van de natuur
In de ban van de economie
Economische groei en consensuspolitiek
Het atomaire individu
Wat is ‘genoeg’? Een meetinstrument
De ‘ecologische voetafdruk’
Het berekenen van de Voetafdruk
Hectares gebruiken in andere landen
Hoe onze huidige consumptie de levensruimte van anderen inkrimpt
Voetafdruk en bevolkingsomvang
Uit de klauwen van de beer, in de vlerken van de draak
Het vervuilde drakennest
De droom van de elektrische auto
Het einde van de globalisering
De post-industriële wereld
10. De Voetafdruk als spirituele oefenweg
Aannames van de Voetafdrukmethode
Een mogelijke valkuil op de oefenweg
Solidariteit 2.0
Onze Watervoetafdruk
Een staat van verwarring
Eén met de Grote Doorstroom
Bibliografie
Namenregister
Zakenregister