20-1 Laat varen uw studie – het eerste commentaar op strofe 20 van de Daodejing uit de Chinese Gnosis

 

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

Hieronder volgen de tekst van strofe 20 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het eerste commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.

Laat varen uw studie,
dan zullen de zorgen van u wijken.
Wat baat de kennis van taalkundige spitsvondigheden?
Beter is kennis van het onderscheid tussen goed en kwaad.

Helaas, de wereld is een wildernis geworden
en er is geen einde aan.
Alle mensen zijn blij en vrolijk
als hij die geniet van voedsel,
als hij die in lentetijd een hoog terras heeft bestegen.

Ik alleen ben kalm en heb mij nog niet bewogen.
Ik ben als een klein kind, dat nog niet geglimlacht heeft.
Ik ben vrij en zonder belemmering,
alsof er niets was waarheen ik zou willen terugkeren.
De gewone mensen hebben overdaad;
ik alleen ben als een die alles verloren heeft.
Ik heb het hart van een domme;
ik ben een chaos van verwarring.
De gewone mensen zijn schitterend verlicht;
ik alleen ben als duister.
De gewone mensen zijn doordringend van doorzicht;
ik alleen ben droevig ongerust.
Ik ben vaag als de zee,
ik word door de golven heen en weer gedreven, als rusteloos.
Alle mensen hebben overal een reden voor; ik alleen ben dom.
Ik alleen ben anders dan de gewone mensen,
omdat ik de Moeder vereer die alles voedt.

Tao Teh King, hoofdstuk 20

21-1 LAAT VAREN UW STUDIE

Laat ons pogen de gnostieke betekenis van het twintigste hoofdstuk van de Tao Teh King geheel en al te verstaan. Bent u in verwarring gekomen toen u las: ‘Laat varen uw studie, dan zullen de zorgen van u wijken’?

De geheel in het intellectualisme opgaande mensheid zal deze uitspraak óf een vergaande domheid vinden óf zich gekwetst achten. En is dit woord ook niet in tegenspraak met het standpunt van de School van het Rozenkruis? Zeggen wij niet dat de mens kennis moet bezitten om de Gnosis te verstaan? Zegt de Bijbel niet: ‘Mijn volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft’? Is het kennis nemen van de inhoud van onze literatuur niet van de grootste betekenis te noemen en noodzakelijk voor het doorgronden van het gnostieke bedoelen?

U zegt misschien: ‘De leerlingen van alle tijden hebben toch ook onderwijs ontvangen, óf door middel van het gesproken woord, óf door middel van geschriften, óf door de taal der mysteriën? Moet men dit alles dan nalaten? Hoe is het mogelijk zulk een enormiteit van het jaar 600 voor Christus uit te spreken en te menen dat het een gnostieke wijsheid zou zijn? ̋

Laat ons nagaan wat Lao Tse met dit alles kan hebben bedoeld. Mogen wij dan beginnen met een bekend voorbeeld: Stel eens dat u de gehele literatuur van onze School gelezen
zou hebben. Gelezen op basis van alles wat in de loop der jaren als verwante literatuur tot u gekomen is. Stel eens dat u een goed geheugen bezit en dat u al het gelezene daarin behoorlijk vastgehouden hebt. Dat men dus met betrekking tot u, verstandelijk gezien, kan zeggen: ‘Hij weet het! Zij weet het!’

Heeft dan dát weten u ook maar een millimeter dichter bij het werkelijke bezit gebracht? Is er geen enorm verschil tussen verstandelijk weten en werkelijk bezitten? Zijn er niet velen die zich in grote levenshonger op de literatuur van de School werpen en deze als het ware verslinden? En hebt u daarna hun reacties wel eens gadegeslagen of ervan gehoord? Het ene hoofdstuk bracht vreugde, het tweede droefenis, het derde weerzin, het volgende wellicht grote ontreddering. Daarop weer een sprankeltje hoop, dan weer mateloze angst enzovoort.

Alle psychische reactiemogelijkheden volgden elkaar op, als in een wilde warreling. Het einde was dikwijls dat de betrokkenen dermate onder spanningen kwamen te verkeren, de astrale ineenstorting zo volstrekt werd en de zorgen van velerlei aard zich zo als wolken samenpakten, dat het tegendeel bereikt werd van hetgeen men zo hongerend verwacht had.

Als u een dergelijke psychische, morele inzinking gadeslaat en de oorzaak daarvan vaststelt, is de uitspraak van Lao Tse: ‘In godsnaam, mensen, doe de studie van u’ u dan niet als uit het hart gegrepen?

Naast psychische inzinking en morele defecten door studie kunnen zich ook andere verschijnselen manifesteren. Het zich laven aan kentheoretische bronnen zonder meer leidt onveranderlijk tot ernstige zelfoverschatting: ‘Ik weet het!’ In een dergelijke psychische toestand kan men kristalliseren. Dat kan tot groot onheil voor derden voeren, als men de kentheoretische verzameling in de praktijk probeert te realiseren. In ieder geval voert het altijd tot ontwaarding van werkelijk menselijke ontwikkeling.

De ontzaglijke drang van onze tijd tot intellectuele vorming vloeit voort uit de omstandigheden waarin de mensheid zichzelf gevoerd heeft. Het gemechaniseerde leven, de industriële vorming van onze maatschappij, het hoogst ingewikkelde patroon van de menselijke samenleving in al haar aanzichten, maakt studie voor vrijwel iedereen noodzakelijk.

Heeft dit alles de mensheid gelukkiger gemaakt, beter en werkelijk wijsheidomvattend? Heeft het u, die wellicht zoveel weet en nog steeds met studie doende bent, van uw zorgen bevrijd? Heeft het hen die de kentheoretische preparaten fabriceren, hen die onderwijs geven, van hun zorgen bevrijd? Zij weten veel en men meent dat zij daarom over grote geestelijke vermogens beschikken. Ach, welk een grote vergissing! Welk een ontwaarding van het ene doel des levens!

Het is zo ver met wereld en mensheid gekomen dat, indien men op dit moment het roer zou willen wenden en men de raad: ‘laat varen uw studie’ tot een richtlijn voor het leven zou kiezen, juist de allergrootste zorg zou uitbreken: ‘Wij kunnen onze kinderen toch niet zonder studie van de maatschappij, van het maatschappelijke leven, en zonder zelfhandhavingtraining aan het leven overleveren?’

Zou dit alles nu vooruitgang en ontwikkeling genoemd kunnen worden? Is het niet zo dat nagenoeg iedereen meedoet? Vrijwel alle mensen nemen hun plaats in op een pad dat volgens Lao Tse recht naar de ondergang voert. Daarom wordt in het twintigste hoofdstuk opgemerkt: ‘Helaas, de wereld is een wildernis geworden en er is geen einde aan’.

Een zogenaamd ontwikkeld mens is in onze dagen in vele opzichten een getekend mens. De greep van de natuur des doods heeft hem meestal in krachtige boeien geslagen. Doch wat moet men dan doen om deze nieuwe grote zorg, die Lao Tse reeds zeshonderd jaar voor Christus in het leven van zijn leerlingen bracht, op te lossen?

Wel, het is geen zorg die, als u aan haar oplossing werkt, nieuwe zorgen baart. Het is een zorg die, als u haar consequent en eerlijk onder ogen ziet, u zal voeren tot bevrijding. Kan men deze uitspraak waar maken? Zou dat inderdaad mogelijk zijn? Laat ons dat eens onderzoeken.

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER TAO