De ontwikkeling van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis na 1945

BESTEL GNOSIS, STROMEN VAN LICHT IN EUROPA – HARDBACK

BESTEL GNOSIS, STROMEN VAN LICHT IN EUROPA – EBOOK

In het kader van het 100-jarig bestaan van het Gouden Rozenkruis in 2024 is het zinvol om op deze website aandacht te besteden aan de geschiedenis van deze geestesschool. Begin 2024 zijn er drie teksten daarover uit Geroepen door het wereldhart gepubliceerd die ook kunnen worden beluisterd. Hieronder volgen de paragrafen 5 en 6 van hoofdstuk 18 van het boek Gnosis – Stromen van Licht in Europa van Peter Huijs.

De oorlogsjaren zijn zeer belangrijk geweest in het bewustzijn van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri. Want terwijl de oude orde onderging, ging ook de werkzame kracht van de oude occulte stelsels ten onder, en konden zij in de nieuwe tijd geen rol van betekenis meer spelen. Meteen na de bevrijding op 5 mei 1945 is het fundamentele principe van het nieuwe werk ingezet. Op 16 augustus 1945 schrijft J. van Rijckenborgh:

‘Het nieuwe fundamentele principe is: opnieuw geboren worden naar de natuur. Dat is de opgaaf die het derde magische stelsel ons middels het christendom overdraagt. Er is dus sprake’, aldus Van Rijckenborgh, ‘van de geboorte van een nieuwe (hemelse) persoonlijkheid, terwijl we ons nog bevinden in de oude. De bouw van deze nieuwe persoonlijkheid is gebonden aan geheel andere wetten en het zijn deze wetten die de kandidaat moet bestuderen en toepassen. De wording van het nieuwe wezen voltrekt zich van boven naar beneden. Eerst het denkvermogen – dan het begeertelichaam – dan het etherlichaam, als matrijs voor het nieuwe stoflichaam. Om het nieuwe wezen te concipiëren is allereerst nodig een fundamentele verandering. Het principiële verloochenen van het oude ik, het afscheid nemen van alle oude magie die het accent legt dat oude ik. […] Het zal voorts duidelijk zijn dat er geen sprake mag zijn van verwaarlozing van de dialectische persoonlijkheid en van noodzakelijk dialectisch leven. Doch we dienen de accenten zo te plaatsen dat een levenshouding wordt verkozen die het ware doel der wedergeboorte bevordert. (Uit: Het christelijke inwijdingsmysterie).’

Opnieuw ging er een schok door de school: de gehele leer en het onderricht van de astrologie werd categorisch van de hand gewezen. Want, aldus de leiding, dat heeft allemaal betrekking op de oude dialectische persoonlijkheid en op het Hoger Zelf, en niet op de centrale geestkern, die als een totaal nieuwe persoonlijkheid in de microkosmos zal ontwaken.

Het tijdschrift dat de School vanaf 1946 uitgeeft heet: De Hoeksteen. Dit symboliseert hoe alle verdere arbeid in en op de Christus bouwt. Het is opmerkelijk hoe de ontwikkeling van de school als het ware letterlijk in haar publicaties te volgen is. De hoeksteen in de stof is wel het conferentieoord Elckerlyck, de voormalige architectenschool van Wijdeveld dat in datzelfde jaar gekocht wordt met gelden die waren vrijgekomen door de verkoop van een groot deel van het terrein van De Haere te Doornspijk. Want Lage Vuursche was centraal, gemakkelijk te bereiken, en men kon daar niet alleen in de zomer, maar ook gedurende de rest van het jaar conferentiewerk ondernemen.

In de eerste jaren van de Elckerlyck-periode werd de vooroorlogse draad van zes zomerweken per jaar weer opgevat, met tussendoor langere weekendconferenties. Daarna bleek een veel regelmatiger contact met de leerlingen noodzakelijk; en vanaf het einde van de jaren ’40 duurden de conferenties van zaterdagavond tot woensdagochtend. Na de inwijding van de Renovatempel in 1951 wordt de naam van het conferentieoord Renova en die van het tijd- schrift Renova-nieuws. De thema’s van de conferenties die in het begin van de jaren ’50 werden gehouden vinden we terug in het boek De Komende Nieuwe Mens, en de tweede helft in het boek De gnosis in actuele openbaring.

Vanaf 1956, daaraan is in het vorige hoofdstuk veel aandacht besteed, is er een uitgebreid en diepgaand contact met Antonin Gadal, en met de voorgaande broederschap der katharen. De spreiding van de geestesschool in Europa houdt gelijke tred met een innerlijke verdieping, een innerlijk groei. Van Rijckenborgh en C. de Petri zagen eerst een vijfvoudige school, en daarna een zevenvoudige school voor zich.

De kring der belangstellenden en de eerste jaren van leerlingschap zouden het eerste en het tweede ‘werkveld’ vormen. Was in 1948 het werk van de Hogere Bewustzijnsschool begonnen als het derde ‘werkveld’, in juli 1955 werd in Santpoort-Zuid de Ecclesia Secunda gebouwd en gewijd; ook wel aangeduid als het vierde werkveld. Het is een nieuw concentratiepunt in het bewustzijn van de geestesschool, geheel ten dienste van een nieuw soort innerlijk werk. Er is een groot venster in de Rozenhof aangebracht, dat een verbeelding van het dubbelkruis der katharen voorstelt.

Ook in het tijdschrift dat de School uitgeeft kunnen we deze nieuwe stap terugvinden. De toenmalige uitgave, die er heel professioneel uitziet, heet in 1957: Ecclesia Pistis Sophia. Daarin wordt de gehele geschiedenis der katharen in episodes verteld. Ook begint Van Rijckenborgh hierin de verklaringen op te nemen van het gnostieke evangelie, geschreven door Valentinus, het Evangelie van de Pistis Sophia. Deze verklaringen werden als diensten gegeven op zondagavond in Haarlem en vervolgens op de dinsdagavonden op Renova. Om maar deelgenoot te kunnen zijn bij deze diensten legden de leerlingen op fietsen en brommers tientallen kilometers af!

Dit was het thema voor de diensten als er geen vierdaagse conferenties waren. De grote conferenties in die tijd behandelden de Egyptische en de Hermetische gnosis – en met betrekking tot gnosis bewezen Van Rijckenborgh en Catharose de Petri zich als een der eerste pioniers van Europa. Als in 1958 een vijfde werkveld kan worden gerealiseerd dat als ‘Gemeenschap van het Gouden Hoofd’ gestalte krijgt, is het werkapparaat der school een werkelijk vijfvoudig levend lichaam geworden, en de directe binding met het oorspronkelijke levensveld, het opstandingsveld, een feit. En elk werkveld gonst in die dagen, als nu, van activiteit, van beweging, van leven.

In 1959 gaven de beide grootmeesters te kennen dat zij zich uit al het uiterlijke werk, uit al de organisatorische aspecten van het werk terug zouden trekken en dat gedeelte aan anderen wilden overlaten. De achtergrond voor die stap was dat zij de vijfvoudige geestesschool nog tot een zevenvoudige wilden ontwikkelen. Aangezien het zesde en het zevende werkveld voornamelijk op het werk der innerlijke graden van de mysterieschool betrekking heeft, en zeer zuivere en spirituele richtlijnen vereiste, zou dat een nog grotere inspanning vergen, en veel arbeid met zich meebrengen. Tegelijkertijd had J. Van Rijckenborgh nog een opdracht: om de eis van de nieuwe tijd, en het wezen van het leerlingschap bekend te maken in een zevenvoudige reeks van zomerconferenties in binnen- en buitenland.

Als in 1963 de Aquarius-conferenties beginnen, verschijnt er een tijdschrift in meerdere talen, het Aquarius-Nieuws. Daarin is steeds een hoofdartikel van J. van Rijckenborgh te lezen, en verder bevat het berichten over de grote organisatie van deze conferenties voor meerdere duizenden personen.

In 1968 overlijdt J. van Rijckenborgh, na slechts vijf van de zeven geplande Aquariusconferenties te hebben kunnen realiseren. Toch wordt, juist door zijn verscheiden het zevende werkveld actief, en bewijst de geestesschool zich als een zevenvoudige piramide, een nieuwe piramide, die net als de piramides van Egypte een baken zal kunnen zijn voor alle zoekers op weg naar een vrij geest-zielenleven. Maar voor de school breekt een bange periode aan. Nu zal moeten blijken of het werkstuk ook deugdelijk is, of er genoeg kwaliteit is, en of de stenen van de piramide genoeg hardheid bezitten. Het vuur van de beproeving zal de duurzaamheid ervan uitwijzen.

Een terugblik op de historie van de geestesschool laat eigenlijk zien dat er drie grote perioden van grofweg eenentwintig jaar zijn. Er is een vooroorlogse periode van 1924 tot 1945 waarin heel het esoterische wereldveld wordt onderzocht, tot de juiste basis gevonden is. Er is de grote periode van de opbouw der zevenvoudigheid der school geweest vanaf 1946 tot 1968. Het is de periode van het vrijzetten van de gnosis, haar stralende en actuele werkelijkheid in het Nu plaatsen. Tegelijkertijd is het de periode van de opbouw van het innerlijke werk van de school, de wording van het Levende Lichaam. Ten derde is er de periode van stabilisatie en uitbreiding van dit innerlijk werk, in binnen en buitenland, van 1969 tot 1990, het jaar van het overlijden van Catharose de Petri.

Het overlijden van J. van Rijckenborgh bracht in de groep net zo’n grote schok teweeg als dertig jaar eerder het heengaan van zijn broer. Opnieuw zijn er velen die denken en zeggen dat de geestesschool niet kan voortbestaan zonder deze leidsman. Er waren al enige scheuren in de ark opgetreden in de laatste jaren van zijn leven, doordat naaste medewerkers een eigen richting wilden inslaan. Het zijn ernstige slagen geweest, die Van Rijckenborghs krachten hevig hebben aangetast. Maar deze waren nog tijdens zijn leven te boven gekomen, en in zijn laatste toespraak getuigt hij van de vreugde die hij onderging dat de Broederschap van de Graal haar vertrouwen in het werk van de Jonge gnosis bevestigde, en de School opnam in het wereldwerk der bevrijding. En toch klonken er, na zijn dood, weer geluiden dat ‘men een zinkend schip wilde verlaten’.

Het is de grote verdienste geweest van Catharose de Petri dat zij de roep van de broederschap, en het werk van haar broeders onvoorwaardelijk trouw bleef. Als de spreekwoordelijke rots – die ook in haar naam zit – wees zij op het onpersoonlijke karakter van het werk. Wie Van Rijckenborghs erfenis wil, stelde zij, dient in zichzelve te graven.

‘Zijn testament, zijn geestelijk Testament, luidt namelijk dat hij begraven wil zijn in u, in zijn Arbeid, een arbeid die hij voor uw zielevrijmaking ruim veertig jaren in de woestijn van dit aardeleven verricht heeft.’ […] Hij leefde zijn leven hier in de stof uit het wezen van de nieuwe ziele staat en daardoor bracht hij Leer en Leven in praktijk. Voor hem was het Koninkrijk Gods zeer nabij, omdat het in hem werkzaam was. Daarom ging de heer van Rijckenborgh uit van deze ene gedachte dat het handelingsleven moet worden volbracht met de in ons werkzame onvergankelijke kracht. Hij stelde vaak deze twee figuren: de Johannes-mens en de Jezus-mens. Het oude ik als brandpunt van een nood-orde, dat dienen moest om het gnostieke orde-leven te realiseren; en de Jezus-mens, de zielenmens, geleid door de geest Gods, die door het ziele- handelingsleven het domein van het geest-veld […] reeds is binnengetreden’ (Uit: gedenkschrift gewijd aan J. van Rijckenborgh).

Catharose de Petri heeft in de eenentwintig jaar van haar werkzaamheid als grootmeesteres honderden ritualen geschreven en de gnostieke structuur, de zuiverheid en het hoge niveau van de geestesschool bewaakt. Keer op keer wees zij de leerlingen op hun verantwoordelijkheid, op de nieuwe levenshouding en op een hoogstaande moraal. ‘Leef zo, handel zo, zoals een zielenmens zou handelen. Leef alsof de nieuwe zielenmens reeds in u was. Op die wijze brengt u hem zo spoedig mogelijk dichterbij, en wordt het nieuwe leven binnen korte tijd werkelijkheid voor u.’

En nu, bij de aanvang van de eenentwintigste eeuw staat er een zevenvoudig wereldwerk sterk in de wereld, om zoekers van dienst te zijn, en mensen te wijzen op de bevrijdende mogelijkheden die er in het leven zijn, die elk mens zelf in de hand heeft, die iedereen zelf dient te grijpen. Een gemeenschap van gelijkgezinden bestaat. In het innerlijk van alle deelgenoten brandt de ene vlam; in hen wordt de aardse natuur neutraal, en naar de achtergrond verdreven. Het leven en werken van de gnosis staan in het volle daglicht. Het visioen van Andreae, de Voorhof, de Tempel en het heilige der heilige van Eckartshausen, de driebond die Gadal voor zich zag, het is werkelijkheid geworden door de arbeid van Z.W. Leene, J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri.

Van Rijckenborgh sprak eens voor de jeugd, in de Tempeltent op Noverosa. Hij had het erover dat hij vele leerlingen over de weg terug naar het licht vertelde, en dat iedereen het heel mooi vond en ‘ja, ja’ knikte, maar dat bijna niemand die weg ging. Op dat moment was er op het weiland achter de Tempeltent een boer aan het werk met een tractor. Dat ding maakte zo’n herrie dat Van Rijckenborgh er bijna niet bovenuit kwam. Hij ging toen maar tussen de jeugd staan, in het midden van het gangpad, en vertelde daar verder. ‘Je kunt je wel voorstellen,’ zei hij, ‘dat het voor de ziel wel heel moeilijk is als iemand wel over de mogelijkheden hoort, om haar terug te brengen in het Licht, maar het gewoon niet doet. Kijk, ieder mens heeft een rozenknop, een geestvonk. Ook die boer daarbuiten heeft een rozenknop,’ zo schreeuwde hij boven de tractor uit, ‘maar die weet van niets; maar jullie, jullie hebben al heel veel gehoord, hier op Noverosa, of van je ouders, of elders. Dus doe er iets mee!’

BESTEL GNOSIS, STROMEN VAN LICHT IN EUROPA – HARDBACK

BESTEL GNOSIS, STROMEN VAN LICHT IN EUROPA – EBOOK

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN PETER HUIJS