De gebeurtenissen uit ‘Openbaringen’ in een geestesschool en in het leven van de mens die het gnostieke pad gaat

BESTEL IN HET TEKEN VAN DE DRIEBOND VAN HET LICHT

Hieronder volgt de integrale tekst van het hoofdstuk ‘De zeven zegels’ uit het boek ‘In het teken van de driebond van het Licht – de internationale conferenties van het Lectorium Rosicrucianum 2002, 2006 en 2012 in Ussat-Ornolac, Frankrijk’. Met deze uitgave richt de Internationale School van het Gouden Rozenkruis een nieuwe oproep aan de mensheid zich bewust te worden dat er in het midden samenleving, vol stormen en chaos, nieuwe perspectieven verschijnen waaruit allen licht en kracht kunnen putten.

In onze visie bevat de Apocalyps van Johannes, het Openbaringenboek, een volkomen beeld van het grote verlossingswerk. Al in de openingsparagrafen van dit werk wordt beschreven hoe de schrijver, Johannes, de andere, de zielemens ontmoet. En meteen vanaf dat moment wordt hij door die andere, in die andere, tot en met geabsorbeerd.

In de termen van onze conferentie zouden wij kunnen zeggen dat het begin van het boek ons plaatst voor het type van de ordebroeder van de volmaakten. En het eerste wat van deze ordebroeder, deze mens gevraagd wordt, is zich te richten tot de zeven gemeenten die in Asia zijn. Hij krijgt de opdracht tot die zeven gemeenten een brief te richten, een waarschuwende, een vermanende, maar tegelijkertijd ook vertroostende brief. De symboliek is duidelijk: de ordebroeder van de gestelde geaardheid en kwaliteit vangt aan met het ontplooien van een zevenvoudige activiteit. Een activiteit, die als het ware de opmaat of procedure is van alles wat zich daarna zal ontvouwen. 

Het begrip Asia heeft velerlei betekenissen, waaronder die van ‘dageraad’ of ‘oosten’. Met Asia wordt in ons verband gedoeld op alle mensen, op alle microkosmoï waarin een fysieke gestalte is geïncarneerd, gebonden aan de natuur. Behalve dat ‘Asia’ doelt op de gehele mensheid, wordt in het bijzonder op die mensen gewezen – onder te brengen in zeven typen – die vatbaar zijn voor de Gnosis. In het grote levensveld van ons bestaansveld zal de nieuwe ordebroeder zich daarom richten tot die zeven typen of gemeenten.

BESTEL HET CHRISTELIJKE INWIJDINGSMYSTERIE

In de gnostieke Geestesschool is deze arbeid verricht met de uitgave van Het christelijke inwijdingsmysterie, Dei Gloria Intacta, het eerste boek dat van de Rozekruis Pers kwam, onmiddellijk na de tweede wereldoorlog, in het jaar 1946. Hierin geeft Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) een uiteenzetting  over die zeven typen. Zo richt hij zich in de zesde paragraaf van zijn inleiding tot de mens die herinnering heeft van het verloren zoonschap, de mens met een niet te onderdrukken drang tot onderzoek. 

In de zeven apocalyptische brieven uit het Openbaringenboek worden de zeven typen bekend gemaakt met alles wat in het wereldveld te gebeuren staat. Vervolgens gaat de tekst verder met onthullingen over wat er te gebeuren staat in hen die uit de zeven gemeenten verzameld zijn – wat we mogen duiden als een aanwijzing voor wat zich van onderen op gaat ontwikkelen in onze jong-gnostieke broederschap. 

De onthulling vangt aan met de ontsluiting van een hemels toneel. De ene oneindige schepper, God, wordt hier voorgesteld als een wezen vol majesteit, gezeten op zijn troon. Hij wordt door hemelingen omringd, en de hemelingen huldigen hem met gejubel. In zijn hand rust een boek, een boek dat, zoals we lezen, met zeven zegels is gesloten. 

De gnostieke Geestesschool is in de jaren na de uitgave van Dei Gloria Intacta eveneens begonnen met haar onthullingen. Ze heeft gedurende veel jaren het glorieuze beeld van een zuivere, heilige toekomst vastgelegd in lessen, literatuur, in alle mogelijke besprekingen en zo tot en met verankerd in het wezen van vele leerlingen. Het heerlijke beeld van een komend goddelijk vaderland van en in de Gnosis heeft de Geestesschool in haar jaren van opbouw weten te ontsluieren. In die zin is ‘het boek dat gesloten is met zeven zegels’ op tal van wijzen aan u voorgelezen. Maar wij beseffen diep, dat alleen lezen niet voldoende is! Het lezen en het horen, en op zekere hoogte waarnemen, is niet voldoende. Dit alles heeft slechts betrekking op het richting geven. Waar het op aan komt, is het doen. De zeven zegels van dat gesloten boek moeten worden geopend. 

‘Maar wie is waardig dat boek te openen? Welke sterveling is daartoe in staat? Wie kan het Pad gaan,’ zo zeggen wij in ogenblikken van grote openheid en eerlijkheid tot elkaar. ‘Ik niet!’ Inderdaad, geen van ons vermag dat boek te openen. Zelfs de waan daartoe wordt en werd in de afgelopen jaren van ons gerukt. De waan van het persoonlijke bereiken werd van ons afgenomen. Toch hoeft niemand van ons enige vrees te koesteren, want ‘de zoon van de vader’, de zoon van hem, die op de troon zit, heeft macht ons te bevrijden en de zeven zegels van het boek te openen. ‘De zoon des vaders’, dat is de zuivere Lichtenergie van de orde der volmaakten, heeft macht ons bij iedere stap bevrijdend te begeleiden. Want ú hoeft het niet te doen, u kunt het ook niet doen, u hoeft zich slechts dienstbaar te maken aan het proces. 

Het Licht, het Licht van de vader, de zoon, het lam, bewerkstelligt het pad in ons. De tekst van het Openbaringenboek verwijst naar het lam dat verschijnt, en dat achter elkaar zes van de zeven zegelen opent. En de schare juicht. Maar wanneer de eerste zes zegels worden geopend, dan breken rampen over de mensheid los. Zware rampen die betrekking hebben op zes verbrekingen, die in het eigen wezen dienen plaats te vinden. Zes beproevingen, zes louteringen die wij zullen doorworstelen. Het uiterlijke en innerlijke leven van iedere leerling zal in veel opzichten veranderen. 

Daarom, als u door uw heilsverlangen het Licht van de Gnosis oproept, dan opent u de zes zegels in u. Dan gaat u door de beproevingen heen van de innerlijke en uiterlijke loutering. En als dan de eindfase nadert, komt er een kritiek punt in de ontwikkeling. Want de verbreking van het zevende zegel stelt zulk een dynamisch proces, zulk een machtige krachtontketening, dat ‘de knechten van de heer’ allereerst aan hun voorhoofden verzegeld dienen te worden. Dat wil zeggen dat de zielewording, de basis voor die bewustzijnsstaat, bevochten is en nu in beginsel moet worden verzegeld. In het hart en het hoofd, en vooral in de vierde hersenholte. Daar zal het vuur van de nieuwe zielestaat, het vuur van de Gnosis, ontbranden en de gouden roos bij ons gaan bloeien. Dat is de verzegeling aan het voorhoofd. 

En als dan het zevende zegel zich opent, treden zes engelen achtereenvolgens naar voren en heffen hun bazuinen. Hun klanken zijn nieuwe radiaties, nieuwe krachten die vrijkomen. Wij zien ze voor ons als zes machtige gnostieke stralen, die opnieuw verbreking brengen. Er was al sprake van zes verbrekingen – en opnieuw manifesteren zich zes verbrekingen. Het gehele zenuwstelsel met zijn twaalf paar hersenzenuwen dient tot en met op de nieuwe processen te worden afgestemd. Vooral de vijfde en de zesde bazuinengel van de twaalf verbrekingen veroorzaken zware ondervindingen, die symbolisch worden weergegeven door sprinkhanenplagen en angstaanjagende hellepaarden. Het zijn verwijzingen naar de nog negatieve openheid in het ademveld van iedere leerling. 

Dan is ten slotte het wachten op het laatste, het zevende bazuingeschal. Zeven donderslagen gaan aan die laatste bazuinstoot vooraf. Zij kondigen deze laatste opwekking aan. Wat die donderslagen te zeggen hebben, zo lezen wij, blijft verborgen. Wij kunnen ze echter zien als een aanraking van de zevengeest, als een voorbode tot verdere ontwikkeling. 

Vóór die verdere ontwikkeling evenwel kan plaatsvinden, zal onze kandidaat – of zullen wij als leerlingen – eerst een boekje opeten, dat zeer bitter smaakt; waartegen het gehele wezen zich verzet; een essentieel dieptepunt, dat ieder die het glorieuze beeld van een zuivere, heilige toekomst wil naderen, in eenzaamheid en dienstbetoon moet doorworstelen. 

Daarna ontvangt de ordebroeder de opdracht om de grenzen van de heilige stad op te meten. ‘Sta op, meet de tempel Gods, het altaar en hen, die daar aanbidden. Maar zonder de buitenste voorhof van de Tempel uit, meet die niet, want deze is overgeleverd aan de heidenen.’

Zo projecteert ook de nieuwe gnostieke broederschap het gnostieke rijk. Zij heeft de nieuwe tempel Gods afgemeten en allen die de Gnosis zullen toebehoren daarin geplaatst. Maar zij heeft een uitzondering gemaakt voor het basisaanzicht van het zevenvoudige wezen van de School, de Voorhof. Dit veld zal de verzamelplaats kunnen zijn voor hen, die niet mee kunnen gaan, een verzamelplaats evenwel voor hen, die vanuit het binnenste van de tempel omhuld en geholpen zullen kunnen worden. 

Nu breekt de periode aan van het bevestigen van het gnostieke rijk in de tijd. In het Openbaringenboek begint dat met een hallel, een juichen, een blijheid. Maar al gauw komen de natuureonen met al hun horigen om de dienaren en dienaressen Gods te bespringen. Twee vreselijke beesten doemen op. Eén van de zeezijde en één van de landzijde, en de gehele wereld aanbidt ze. Daarom gaat, naar ons gevoel, de arbeid van de uitbreiding en de vervulling van het gnostieke rijk vaak zo traag. Die arbeid vordert schijnbaar erg langzaam, terwijl de omstandigheden in het wereldveld steeds moeilijker lijken te worden. 

Wij kennen die twee processen, maar juist te midden van deze noodzakelijke en heel begrijpelijke ervaringen wordt Christus in ons geboren: de ziel die levend wordt in allen die trouw worden bevonden. En daarmee gaat die wonderheerlijke onsluiering gepaard van het magnetische uitspansel van de zesde magnetische bol, waarover wij eerder in deze dagen spraken. 

De Apocalyps symboliseert dit door de ontsluiering van het lam, omringd door de verlosten, op de berg Sion. Deze stralingen zullen op drievoudige wijze alle belemmeringen doorbreken. Ten eerste in de staat-van-zijn van de enkele mens en diens bevrijdende levensgang binnen de microkosmos; ten tweede een doorbraak met betrekking tot alle belemmeringen die eventueel de School nog in de weg staan, en ten derde met betrekking tot het gehele gnostieke rijk.

De stralingen van de zevengeest, gemanifesteerd vanuit de nieuwe lipika van de zesde ring, komen tot grote activiteit en die vibraties golven uit over de oude natuur, die geheel wordt doorstraald en als het ware verdwijnt, oplost. Alles wat van de aarde, van de oude natuur in ons is en verdwijnen moet, weent en kreunt in die periode. Alles wat wij in die periode wellicht nog koesteren en zouden willen vasthouden, wordt in die storm verbroken. 

En terwijl alles weent en kreunt, klinkt van de hemel een loflied ter ere van God. In de tekst van de Apocalyps breekt nu het duizendjarig rijk aan. En zo zal ook door alle beproevingen heen het gnostieke rijk tenslotte machthebbend en volledig existent worden, terwijl heel de afgrond van het nieuwe rijk wordt weggehouden. Wanneer dan na verloop van tijd de oogst die van de aarde vrijgekocht kon worden bijeengebracht is in de schuren, breekt de allerlaatste beproeving aan. Dan zal blijken of al het opgebouwde in het gnostieke rijk hecht en sterk is.

Het beest wordt uit de afgrond losgelaten, en het stormt op de legerplaats van de heiligen af. Maar, hoe kan het anders, het wordt overwonnen! En in dat overwinningsmoment beleven we in het Openbaringenboek de opstanding van de doden. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde vertonen en bewijzen zich, niet slechts in de  existentie van allen die tot de orde van de volmaakten horen, maar in en voor allen, al is het nog maar in beginsel, tot het gnostieke rijk behoren. De arbeid van de orde der waarlijk levenden is dan pas opnieuw geheel en al volbracht. 

Dat is de manier waarop de Apocalyps ons het programma stelt dat eeuwig aan zichzelf gelijk is en dat geldt voor alle werkelijk gnostieke arbeid. Geen van de dienaren en dienaressen van de Gnosis , in welke tijd ook werkend, heeft ooit buiten dit programma gehandeld. Daarom staat aan het einde van het Openbaringenboek: ‘Indien iemand iets afneemt van de woorden van dit boek van profetie, dan zal God hem afnemen zijn deel van de boom des levens, en van de  heilige stad, waarvan in dit boek geschreven staat.’  

Bron: In het teken van de Driebond van het Licht 

BESTEL IN HET TEKEN VAN DE DRIEBOND VAN HET LICHT

Eén gedachte op “De gebeurtenissen uit ‘Openbaringen’ in een geestesschool en in het leven van de mens die het gnostieke pad gaat

  1. Frank

    Niemand heeft ooit God aanschouwd; als wij elkaar liefhebben, woont God in ons en zijn liefde komt in ons tot voltooiing.

Reacties zijn gesloten.