De monnik die van katten hield – roman van Corrado Debiasi over het vinden van jezelf en het geloof in de liefde

BESTEL DE MONNIK DIE VAN KATTEN HIELD

‘Alles gebeurt altijd op de juiste tijd en plaats,’ houdt men Kripala voor. Nu hij werkloos is geraakt en zijn relatie voorbij is, kan hij de betekenis daarvan niet echt zien. Hij ontvlucht zijn leven en vertrekt naar een leefgemeenschap, een ashram in India. Daar hoopt hij de balans te vinden die zijn leven is kwijtgeraakt. Een oude monnik stelt hem de vragen waar hij niet eerder bij stilstond en stuurt hem eropuit. Een vechtsportmeester, een schilder, een oude vrouw die de armen voedt, en de katten in de ashram … Allemaal geven ze Kripala een wijze les mee. Zo leert hij stap voor stap dat hij het geluk waarnaar hij op zoek al in zich heeft: hij moet het alleen leren herkennen…De monnik die van katten hield van Corrado Debiasi is een inspirerende en ontroerende roman over het vinden van jezelf en het geloof in de liefde.

INLEIDING

‘Alles gebeurt altijd op het juiste moment en op de juiste plaats. Alles gebeurt als je er klaar voor bent om het te ontvangen.’

Het juiste moment was aangebroken, of liever gezegd, is aangebroken. Ik ben aan het schrijven over wat ik een tijdje geleden in India heb meegemaakt. Gebeurtenissen die me tot in het diepst van mijn wezen hebben geraakt. Ongelooflijk wat me allemaal overkomen is. Nu ik erover schrijf, lijkt het bijna wel de belangrijkste periode in mijn leven. Bijna het enige goede dat ik heb meegemaakt. Maar misschien is dat ook wel zo. Het is tijd om mijn ervaringen te delen, zoals mijn leraar dat wenst, zodat iedereen die dat wil ervan kan leren en kan groeien. Ik heb lang nagedacht over de vorm en uiteindelijk gekozen voor dialogen om de korte maar indrukwekkende ontmoetingen weer te geven waarvan ik het geluk had ze te hebben met heel bijzondere mensen. Ogenschijnlijk waren het eenvoudige en bescheiden zielen, maar ze waren enorm wijs.

Wat ik geleerd heb, heb ik voornamelijk te danken aan de monnik Tatanji. Bij de plaatselijke bevolking staat hij bekend als ‘de monnik die van katten houdt’. Het woord Tatanji komt uit het Sanskriet, een heel oude Indo-Europese taal. Het is een verkorte vorm, of misschien een bijnaam, van de naam die zoiets betekent als ‘hij die naar het onbeschrijflijke reikt’. Ik vertel over Tatanji in de verleden tijd, hoewel hij nog in leven is en zijn onbaatzuchtige werk ten dienste van de wereld voortzet. Al nadert hij inmiddels de tachtig, hij ziet er nog jong uit. Hij heeft het grootste gedeelte van zijn leven doorgebracht in een gemeenschap van monniken in het Himalayagebergte.

Tijdens een van onze eerste ontmoetingen vertelde hij dat hij het essentieel vond om hun leer door te geven. Hij verzette zich tegen de gedachte dat kennis die de ontwikkeling van de mensheid zou kunnen dienen, verborgen moest worden gehouden. Daarom besloot hij op een dag het bergdorp te verlaten en in de stad te gaan wonen.

‘In onze tijd vinden grote veranderingen plaats op het gebied van bewustzijn, zowel op sociaal als op spiritueel niveau. Mensen zijn er klaar voor,’ zei hij op de dag van onze kennismaking. De gemeenschap waarin hij leefde is heel oud en altijd voor alles en iedereen verborgen gebleven. Voor het oog althans, zoals hij zelf zei.

Al duizenden jaren ligt ‘het eeuwige dorp’ verscholen in een ontoegankelijke streek in het noorden van India. De naam van het dorp is echter beroemd, want die wordt van generatie op generatie doorgegeven in lokale legendes. Het is een geïsoleerde gemeenschap van verlichte zielen die het trillingsgetal van de hele aarde omhoogbrengt. Monniken die de gelofte hebben afgelegd met niemand in contact te treden en die door te mediteren een positieve invloed hebben op de energie van alle levende wezens. In dit boek heb ik geprobeerd zo getrouw mogelijk verslag te doen van mijn gesprekken met de mensen die iets van hun kennis met mij hebben gedeeld.

Sommige passages kunnen ontoegankelijk lijken en zijn alleen bedoeld voor degenen die klaar zijn om ze te ontvangen. Andere stukken zijn echter ‘eenvoudig van hart’, omdat volgens Tatanji ‘alle heil zich in het hart bevindt’. Hij bracht me vaak in herinnering dat ‘de waarheid altijd aan de voeten van de eenvoud zit, verborgen onder het stof van onwetendheid’.

Tijdens een van onze allereerste ontmoetingen benadrukte hij dat een paar wijze woorden voldoende kunnen zijn voor de overdracht van een diepere kennis, die kan bijdragen aan onze persoonlijke ontwikkeling. Maar – is mijn eigen toevoeging – alleen als ze worden uitgesproken door een leraar die zich bewust is van zijn ware zelf en worden ontvangen door een leerling die ze in de praktijk kan brengen. Als dat niet het geval is, blijven de woorden intellectueel van aard.

Tatanji zei vaak dat bepaalde regels iemands levenslot kunnen veranderen, omdat ‘de nectar van kennis zich in de kern bevindt. Al het andere is slechts zand in de wind, oftewel nutteloos. Wat echt belangrijk is, kan in een paar zinnen worden gevat.’

Wellicht vraag je je af hoe ik in India terecht ben gekomen. Het antwoord is simpel: door een samenloop van omstandigheden, namelijk de sluiting van het bedrijf waar ik al jaren werkte en de beëindiging van een lange liefdesrelatie in dezelfde periode.

Bovendien was er de onderliggende wens yoga en meditatie te leren van Indiase docenten. Dus ben ik op reis gegaan en heb ik een korte periode dagelijks het gezelschap van Tatanji genoten. En verder heeft het lot, als we het zo willen noemen, mij nog een ander groot geschenk bezorgd – dat zal in de loop van deze bladzijden wel duidelijk worden. Tijdens mijn reis heb ik er steeds voor gezorgd dat ik de gesprekken van die dag dezelfde avond nog tot in detail opschreef. Op die manier wilde ik voorkomen dat ik belangrijke of waardevolle dingen zou vergeten omdat er te veel tijd tussen zou zitten.

Hoewel er inmiddels al een paar jaar verstreken zijn, speelt alles wat Tatanji me heeft verteld tot op de dag van vandaag door mijn hoofd. Zijn woorden staan in mijn geheugen gegrift en hun betekenis verdient het met eerbied en respect te worden bewaard, alsof het heilige geschriften waren. Ik ben veel dank verschuldigd aan mijn leermeesters, deze bescheiden en bijzondere mensen. Dankzij hen is mijn leven compleet veranderd. In positieve zin.

VOORGESCHIEDENIS

Ik ging dus op reis, onder andere omdat ik mijn problemen achter me wilde laten. Ik vond het spannend om te gaan, maar ik was natuurlijk ook treurig gestemd, zowel omdat ik mijn baan kwijt was als omdat de relatie met mijn vriendin voorbij was. De dag voor mijn vertrek zag ik er toch een beetje tegen op.

Meermaals controleerde ik de inhoud van mijn koffer en het tijdstip van vertrek op mijn vliegticket. Ik zou minimaal tien dagen wegblijven. De weken daarvoor had ik steeds tegen mezelf gezegd dat het allemaal wel goed zou komen. Dat wilde ik graag geloven, want eigenlijk ging ik op goed geluk en wist ik helemaal niet of ik wel zou vinden wat ik zocht. Tegelijkertijd had ik het gevoel dat iets of iemand me tijdens mijn verblijf in India zou beschermen. Toen ik klein was, zei mijn moeder altijd dat er engelen over mijn schouder met me meekeken en dat die me in moeilijke tijden zouden ondersteunen. Haar woorden hebben me mijn hele leven troost en doorzettingsvermogen gegeven.

In onze huidige maatschappij zijn we bezig onszelf langzaam kwijt te raken om te verworden tot digitale identiteiten. Ons gevoel voor historische context is aan het verdwijnen. We leven met onze blik omlaag, gericht op smartphones die, als Aladdins wonderlamp, al onze wensen in vervulling laten gaan. Daar wilde ik vanaf. Ik wilde niet opgaan in de massa, maar de betekenis van mijn bestaan doorgronden. Op zoek gaan naar de heldere vlam in mij, die op dat moment maar heel zachtjes flikkerde.

Ik had me lang voorbereid op mijn reis naar Varanasi. Ik had geld gespaard, een planning gemaakt, plaatsen uitgezocht die ik wilde bezoeken en mensen aangeschreven die ik wilde ontmoeten. Als alles volgens plan verliep tenminste. Ik wilde klassieke yoga leren, zonder franjes, zonder westerse opsmuk, rechtstreeks van een goede lokale docent. Ik realiseerde me dat mijn kijk op het leven – of beter gezegd, mijn manier om het leven tegemoet te treden – in India wellicht zou kunnen veranderen. Diep vanbinnen hoopte ik antwoorden te vinden op levensvragen. Ook hoopte ik mensen te ontmoeten die me zouden kunnen helpen mezelf beter en op een dieper niveau te leren kennen.

Een paar jaar eerder was ik op het idee voor deze reis gekomen door een oude klimvriend. Hij was een enorme fan van de bergtoppen van de Himalaya. Tijdens een van zijn tochten had hij een adres in handen gekregen. Alleen op reis door een gevaarlijk gebied had hij een rondtrekkende monnik ontmoet. De weersomstandigheden lieten niet toe dat mijn vriend op dat moment zijn geplande route vervolgde en daarom had hij een paar dagen met de monnik in een kleine hut op de rotsen doorgebracht. Bij het afscheid had de monnik hem het adres van een ashram gegeven.

Mijn vriend had het aan mij doorgegeven. Hij was ervan overtuigd dat het voor mij bestemd was. ‘Wilde jij niet altijd al eens naar India? Hier heb je het adres van een ashram in Varanasi.’ ‘Waarom zou ik daarheen gaan?’ vroeg ik.
‘Een ashram,’ legde hij uit, ‘is een speciale plek waar je mensen zou kunnen treffen die je misschien wel kunnen geven wat je al heel lang zoekt.’

Ik besloot dat ik er zeker niet voor weg zou lopen, mocht de gelegenheid zich voordoen. Ik was altijd al nieuwsgierig geweest naar de bijzondere wereld van India en wilde er heel graag een keer naartoe. De gelegenheid deed zich inderdaad voor en had niet op een beter moment kunnen komen. De gebeurtenissen rond mijn vertrek naar India en mijn verblijf daar vielen allemaal perfect samen, alsof het zo had moeten zijn. Er waren geen obstakels. Alles droeg eraan bij dat ik op reis kon gaan. Ik zou verblijven in de ashram, een plek om te mediteren en te werken aan mijn persoonlijke ontwikkeling met de hulp van een meester of leraar.

Toen ik in Varanasi aankwam, vroeg ik aan het personeel van mijn hotel en aan mensen in de stad waar ik het adres kon vinden dat ik bij me had. Iedereen gaf hetzelfde antwoord: ‘Dat ken ik niet.’
Maar daar wilde ik me niet bij neerleggen.In de daaropvolgende dagen liep ik de hele stad door, moe en verward door al het verkeer en de vele mensen om me heen. Ik bleef zoeken, te midden van al dat lawaai. Zo’n omgeving was ik totaal niet gewend.

Dagenlang zwierf ik rond, maar zonder resultaat. Bovendien voelde ik me niet helemaal lekker en raakte ik ontmoedigd doordat het adres niet leek te bestaan. Op een avond keerde ik voor de zoveelste keer teleurgesteld naar het hotel terug. En net als alle andere keren ging ik doodmoe op bed liggen en viel ik vrijwel onmiddellijk in slaap. Ik sliep de hele nacht en werd de volgende ochtend rond zessen wakker. Na een korte douche pakte ik mijn yogamatje, legde het op de grond en begon aan mijn oefeningen.

Dat is inmiddels al jaren een gewoonte; ’s ochtends direct na het opstaan en ’s avonds voor het eten doe ik steevast mijn yoga-oefeningen. Dat is heel belangrijk voor me geworden. Ik voel me soepeler in mijn lichaam en kalmer in mijn hoofd. Ik eet pas mijn ontbijt of avondmaaltijd na een serie asana’s, zoals de oefeningen in de yoga worden genoemd. nDie dag voelde ik me goed en ik verheugde me op mijn verblijf in de ashram. Als het tenminste door zou kunnen gaan, want de locatie was een stuk moeilijker te vinden dan ik had gedacht.

Voor de zoveelste keer ging ik op pad om te zoeken en ik besloot te beginnen in een van de drukste straten van Varanasi. In gedachten gaf ik me over aan het universum: laat maar zien waar ik heen moet, dacht ik, ik laat me door jou leiden. Toen gebeurde er iets ongelooflijks, iets wat ik nooit zal vergeten. Ik liep door de immense drukte en had al talloze malen de weg gevraagd toen ik ineens duizelig werd. Ik voelde me verward en een paar tellen later viel ik flauw. Alles om me heen werd donker.

1 DE KRACHT VAN WOORDEN

Ik wist zeker dat onze zielen elkaar al kenden voor onze blikken elkaar kruisten. Het was geen kwestie van geloven of niet, ik voelde het gewoon. Ze zat voor me, stilletjes naar me te kijken, en glimlachte. Ik lag op een bed en keek in haar ogen, zo diep en blauw als de zee. Ogen waarin een vurige schittering lag, ogen waarin ik een sterke, zuivere ziel ontwaarde. Ik was meteen verliefd, ook al wist ik het nog niet.

Mijn gedachten werden onderbroken door fluitspel dat zo te horen van beneden kwam. Op dat moment vroeg ik me nog niet af waar ik was, want ik was te versuft en verward. De vrouw met de blauwe ogen en ik hadden ons nog niet aan elkaar voorgesteld, maar misschien was dat ook niet erg. Ze streelde een kat, zo eentje met kleurige vlekken. Ik keek naar haar sierlijke bewegingen en bevallige verschijning. Ze droeg zo’n typisch Indiase lange jurk van roze zijde. Haar lange donkerblonde haar was opgestoken. Om haar hals droeg ze een ketting met kralen gemaakt van plantenzaden, een mala heette dat volgens mij, en ze droeg zilveren oorbellen met een klein steentje in de kleur van haar ogen. Terwijl ze de kat aaide, zag ik op haar polsen kleine tatoeages van symbolen die ik niet kon thuisbrengen.

Op de momenten dat onze ogen elkaar ontmoetten, bewoog er iets diep in mijn hart. Ineens zette ze het katje naast zich neer en ging staan, waarbij ze een zijden shawl oppakte die op de grond was gegleden. ‘Ik zie dat je bijkomt,’ zei ze, ‘maar je bent vast nog een beetje in de war.’
‘Ja, ik voel me inderdaad niet helemaal helder,’ antwoordde ik.
Ze kwam naar me toe en legde een geruststellende hand op mijn arm. ‘Alles komt goed nu je hier bent. Maak je geen zorgen. Alles gebeurt altijd op het juiste moment en op de juiste plaats. Het is aan jou of je er een kans in ziet om te groeien of er een obstakel in je ontwikkeling van maakt.’

Ik probeerde haar te volgen, maar ik werd afgeleid door het bijzondere lichtspel van zonnestralen op de muur naast mijn bed. Ik had geen idee waar ik was of hoe ik hier terecht was gekomen. Verwonderd keek ik de kleine kamer rond. Aan de muren hingen batikschilderijen met afbeeldingen van Indiaas theaterspel.
Opnieuw onderbrak de vrouw mijn dromerige toestand. ‘Dat zegt Tatanji altijd.’
‘Wat?’
‘Wat ik net tegen je zei: “Alles gebeurt altijd op het juiste moment en op de juiste plaats. Alles gebeurt als je er klaar voor bent om het te ontvangen.”’
‘Hoe bedoel je dat?’ vroeg ik, terwijl ik probeerde grip te krijgen op mijn gedachten.

‘Dat zal ik je uitleggen, maar ik zal me eerst even voorstellen. Ik heet Shanti en ik ben de assistent van Tatanji, de oude monnik die hier in de ashram woont en lesgeeft. In India gebruiken ze het achtervoegsel “ji” om respect uit te drukken. Ik doe hier seva, dat is belangeloos werk of onbaatzuchtige dienstverlening.’
Ze werd onderbroken door gemiauw. In een hoek van de kamer zag ik een paar katten in een mandje liggen. Ik moest denken aan de katten die ik als kind had.
‘Wat een bijzondere dieren zijn dat toch,’ zei ik. ‘Echte levensgenieters, dat weet ik nog van vroeger.’

Glimlachend knikte ze. Van een tafeltje pakte ze een karaf water, schonk een glas in en gaf dat aan mij. Ik dronk het in één teug leeg.
‘Dank je,’ mompelde ik. ‘Ik moet nog een beetje bijkomen.’ Ze glimlachte weer.
Ik kwam overeind om rechtop te gaan zitten tegen de rugleuning van het bed, dat was gemaakt van dikke, oude bamboestengels. Op dat moment merkte ik dat ik een verfrommeld papiertje in mijn vuist geklemd hield: het adres van de ashram.
Ineens herinnerde ik me de reis, de stad, mijn plannen, mijn zoektocht. Maar hoe was ik hier terechtgekomen? In dit kamertje met deze vrouw en die katten? Zij aaide ondertussen geduldig een van de kleine poesjes die langs haar been streek.

‘Hoe ben ik hier terechtgekomen?’ vroeg ik.
‘Gistermiddag ben je hiernaartoe gedragen door een groepje mannen. Een van hen vertelde ons dat je midden op straat was flauwgevallen, vlak voor zijn voeten. Omstanders hadden je horen zeggen dat je op zoek was naar deze ashram.’
‘Maar dat is ongelooflijk!’ riep ik uit. ‘Ik ben al dagen naar julie op zoek en ineens lig ik hier. Ik moest flauwvallen om hier te komen.’ Ik liet haar het papiertje zien. ‘Kijk, het adres heb ik nog steeds in mijn hand!’
Shanti glimlachte.

‘Alles gebeurt met een reden. Dus ook de manier waarop je bij ons bent gekomen. Je kent vast wel de uitdrukking: als je ziel er klaar voor is, dient de leermeester zich aan.’
‘Nee, die uitdrukking ken ik niet, maar ik snap wat je bedoelt.’
‘De betekenis is eigenlijk dat je van alles wat zich op je pad begeeft iets kunt leren, mits je ervoor openstaat. Tatanji zei een keer: “Een leermeester veegt het stof van je ogen, schudt je ziel wakker en wijst je waar je moet kijken. Een leermeester zet je in het licht en laat je zien hoe je kunt schitteren alsof je een diamant bent.”’

‘Een leermeester wijst me waarnaar ik moet kijken?’
‘Nee, wáár je moet kijken. Wat je vervolgens ziet, hangt van jou af.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Daar kom je wel achter. Als je er klaar voor bent, kun je doen wat Tatanji zegt. Hij verkondigt alleen geen dogma’s, dus hij zal je nooit vragen iets zomaar te geloven. Het begrijpen van dingen is aan jou, en alleen aan jou. Door zijn gevoeligheid en spirituele intuïtie kan hij je wel op weg helpen, maar dingen worden pas duidelijk als jij zover bent. Tatanji zegt dat je innerlijke groei samenhangt met de zuiverheid van je hart. En sommige dingen kun je alleen leren van verlichte mensen die weten welk pad ze moeten volgen.’ Ineens veranderde ze van onderwerp. ‘Hoe heet je eigenlijk?’

INHOUDSOPGAVE

Inleiding
Voorgeschiedenis

  1. De kracht van woorden
  2. Bewuste aanwezigheid
  3. Dankbaarheid
  4. Herboren worden uit trauma
  5. Stilte is je beste leermeester
  6. Loslaten is veranderen
  7. Onvoorwaardelijke liefde

Nawoord

BESTEL DE MONNIK DIE VAN KATTEN HIELD