Dialoog als levenskunst – San van Eersel over de kunst om in verbondenheid te leven

BESTEL DIALOOG ALS LEVENSKUNST

Om de problemen waarmee we wereldwijd worden geconfronteerd op te lossen, zullen we onze samenleving volgens dialogische principes moeten inrichten. Dat betoogt San van Eersel in zijn boek ‘Dialoog als levenskunst’ dat medio december 2021 verscheen. We zullen dialogisch moeten gaan leven. Dialoog is hier niet primair een techniek, maar een levenswijze, een levenskunst, gebaseerd op natuurlijke principes als eenheid, verscheidenheid, verbondenheid, openheid en goedheid.

Dialoog zorgt voor een omvorming van individuele gezichtspunten naar een gedeeld perspectief. Dialoog zorgt voor een verbinding tussen ons en de ander, tussen ons en de wereld om ons heen, tussen onze culturele en onze natuurlijke manier van zijn. Wanneer we dialoog als levenskunst toepassen wordt het mogelijk dat we elkaar en de wereld anders gaan zien en we een gezamenlijke toekomst kunnen realiseren. Dit boek wil laten zien welke belemmeringen er liggen voor een dialogische levenswijze en hoe we deze belemmeringen kunnen wegnemen.

Hoe de wereld er in de toekomst uit zal zien weet niemand. Waar we wel van uit mogen gaan, is dat onze toekomst een confrontatie zal zijn tussen mensen die allemaal een andere toekomst willen. Dit probleem wordt groter naarmate de wereldbevolking toeneemt en mensen uit verschillende culturen en onder verschillende leefomstandigheden steeds meer op elkaar zullen zijn aangewezen. Hoe kunnen we al deze mensen met elkaar in gesprek brengen zodat ze samen kunnen werken aan een gedeelde toekomst, een toekomst voor iedereen? Dit is een enorme uitdaging waarin de uiteenlopende belangen van miljarden mensen van over de hele wereld moeten worden meegenomen.

San van Eersel is theoloog en religiewetenschapper en is werkzaam als hogeschoolhoofddocent op het terrein van zingeving en educatie. Hij schreef eerder ‘Towards Dialogue: Teacher/Student Interaction in Interreligious Communication’ (2011), gebaseerd op het gedachtegoed van de Russische filosoof Michail Bachtin.

VOORWOORD

In zijn boek Een Beloofd Land beschrijft Barack Obama enkele fundamentele vragen waar hij tijdens zijn presidentschap van de Verenigde Staten van Amerika mee worstelde: ‘Hoe zinvol is het om de wereld te beschrijven zoals die zou moeten zijn, wanneer alle pogingen om die staat van zijn te bereiken gedoemd lijken te mislukken? In hoeverre zijn abstracte principes en hoge idealen in staat om weerstand te bieden aan de krachten en machten die ons drijven? In hoeverre zijn de ideële beelden die we van de wereld maken daadwerkelijk in staat om de eindeloze cirkel van angst, honger, conflict en dominantie te doorbreken?’

De concrete aanleiding voor het stellen van deze vragen was zijn ‘Midden-Oosten speech’ in 2009 aan de Universiteit van Caïro, getiteld ’Een nieuw begin’. In deze speech appelleerde hij aan het belang van democratie, mensenrechten, rechten voor vrouwen, religieuze tolerantie en de noodzaak van een vreedzame oplossing voor het Joods-Palestijnse conflict met erkenning van elkaars autonomie. Wanneer we wat verder uitzoomen schetst Obama in deze toespraak een beeld van een nieuw en vreedzaam bestaan op de plek waar Europa, Azië en Afrika (met al hun politieke, culturele, etnische, sociaaleconomische en religieuze verschillen) samenkomen. Dit nieuwe bestaan is gebaseerd op wederzijdse belangen en wederzijds respect en op de overtuiging ‘dat alle mensen, ongeacht ras, godsdienst of levensfase, naar hetzelfde streven – een leven in vrede en veiligheid, met goed onderwijs en waardig werk, met liefde voor de familie, de gemeenschap en God’.

Je kunt je afvragen wat de zin is van dergelijke mooie woorden, wanneer je weet dat Obama’s speech niet door iedereen met gejuich werd ontvangen en de situatie in het Midden-Oosten nog steeds zeer gespannen is. In hoeverre zijn woorden bij machte om verandering in mensen te bewerkstelligen? Maar ook: In hoeverre is het realistisch om te streven naar een gemeenschappelijke en respectvolle vorm van samenleven? In hoeverre staan mensen open voor wat goed is en rechtvaardig? In hoeverre zijn we in staat om ons eigenbelang opzij te zetten voor de belangen van anderen en waarom zouden we? Het zijn vragen als deze die ten grondslag liggen aan dit boek, met alle twijfels die hierin doorklinken.

Toch heb ik gemeend om dit boek te moeten schrijven. De belangrijkste reden is dat ik geloof dat verandering mogelijk is. Noodzakelijk, maar ook mogelijk. Deze hoop wordt ingegeven door de gedachte dat onze geschiedenis niets anders is dan de optelsom van de keuzes en handelingen van individuele personen. En wat geldt voor ons verleden, geldt ook voor onze toekomst. Wij kunnen onze toekomst beïnvloeden, een nieuw begin maken, maar dan moet het roer wel radicaal om. In dit boek geef ik niet alleen richtlijnen voor wat deze ommekeer behelst, maar beschrijf ik met name de fundamenten waarop deze richtlijnen zijn gebaseerd. Deze fundamenten zijn direct terug te voeren tot de natuurlijke gesteldheid van ons als mens – onze aard − en van de wereld als geheel.

Anders gezegd, in dit boek beschrijf ik de kunst om het leven te leven zoals dat van nature bedoeld is. Probleem hierbij is dat niemand deze bedoeling kent. We weten niet eens zeker of er wel een bedoeling is. Toch kunnen we, door te kijken naar de natuur en door wetenschappelijke inzichten te verbinden met de inzichten van wijsheidstradities als het christendom en het boeddhisme, een heel eind komen. Wat deze wijsheidstradities ons al eeuwenlang proberen duidelijk te maken, is dat het leven niet om onszelf draait, maar om onze relatie met de ander en om de plek die deze relatie inneemt in een groter, alomvattend geheel.

Opmerkelijk is dat deze theologische en filosofische inzichten door de moderne natuurkunde, met name door de kwantummechanica, lijken te worden gedeeld. Kwantumfysici als Fritjof Capra en David Bohm legden gedurende de tweede helft van de vorige eeuw al verbanden tussen de wereld van de kleinste deeltjes en religie. In De Tao van de fysica uit 1988, legt Capra uit hoe fysica en metafysica tot dezelfde kennis leiden. En in zijn beroemde boek Heelheid en de impliciete orde (1980) maakt Bohm duidelijk dat onze zichtbare en fysieke werkelijkheid een onzichtbare orde kent van wat hij ‘onverbroken heelheid’ noemt.

Meer recent is Bernardo Kastrup een voorbeeld van een wetenschapper die in deze lijn onderzoek doet. Wat hij bepleit is dat de werkelijkheid, ook de materiële werkelijkheid, in essentie geestelijk – spiritueel – is. Met hun werk slechten deze onderzoekers de eeuwenoude kloof tussen religie en wetenschap door te laten zien dat de wereld van de religie en de wereld van de natuurwetenschappen dezelfde principes onderscheiden, zoals eenheid, verbondenheid, verscheidenheid, openheid en goedheid. In dit boek zal ik regelmatig naar deze natuurkundige inzichten verwijzen, alsook naar de wijze waarop deze inzichten verband houden met de theologische en filosofische opvattingen over dialoog.

Wat deze inzichten duidelijk maken, is dat het leven niet bestaat uit losse bestanddelen die elk voor zich een rol in de wereld vervullen, maar dat het leven is opgebouwd uit elementen die deel uitmaken van een groter, alomvattend geheel en die ook allemaal een bijdrage hebben te leveren aan dat grotere geheel. Dit geheel bestaat niet alleen uit zichtbare of tastbare materie, maar ook uit onzichtbare, geestelijke of spirituele componenten. Het is een geheel waarin niets vastligt en alles in beweging is. In onze huidige wereld zie ik dat er niet of nauwelijks naar deze inzichten wordt gehandeld. Integendeel. We leven eerder langs elkaar heen dan met elkaar en voor elkaar.

We zijn niet gericht op de ander of op een groter geheel, maar op onze particuliere concerns. We hebben weinig oog voor het spirituele en intuïtieve, maar richten ons volledig op de dingen die we met behulp van onze fysieke zintuigen kunnen waarnemen. En we hebben, uit angst voor het onbekende, onze vrijheid en creativiteit (de voorwaarden om ons te kunnen ontwikkelen) ondergeschikt gemaakt aan de controleerbaarheid en beheersbaarheid van onze maatschappelijke en culturele systemen.

We leven, anders gezegd, in een wereld waarin de gelijkheid en eenvormigheid het wint van de diversiteit en waarin de korte termijn zekerheid van onze culturele systemen domineert over de dynamiek en het groeipotentieel van ons natuurlijke bestaan. Wat ik in dit boek duidelijk wil maken, is dat deze wereld een ernstige beperking vormt van onze creatieve vermogens en ons belemmert in onze (persoonlijke) ontwikkeling en in onze capaciteit om bij te dragen aan het grotere geheel waar wij allemaal deel van uitmaken.

Hoe de wereld er in de toekomst uit zal zien weet niemand. Waar we, denk ik, wel van uit kunnen gaan, is dat onze toekomst een confrontatie zal zijn tussen mensen die allemaal een verschillende toekomst willen. De vraag is hoe we al deze mensen met elkaar in gesprek kunnen brengen op een zodanige wijze dat ze samen kunnen werken aan een gedeelde toekomst, een toekomst voor ons allen. Dit is een enorme uitdaging waarin de uiteenlopende belangen van miljarden mensen moeten worden meegenomen en de effecten van hun handelen moeten worden afgewogen. De mate waarin we hierin slagen laat zien wie we zijn als mens.

In dit boek wil ik een appel doen op eenieder om dit gesprek te voeren. Ik wil laten zien welke belemmeringen er liggen en hoe we deze belemmeringen kunnen wegnemen. Uiteindelijk is het allemaal minder moeilijk dan we vaak denken. Er zijn maar twee dingen voor nodig. Het eerste is dat we ons niet langer zien als afzonderlijke delen, maar als deel van een groter geheel. Het tweede is dat we ons ego aan de kant schuiven en er de ander voor in de plaats stellen.

INLEIDING

Onze wereld wordt gekenmerkt door een kloof tussen enerzijds de gegevenheid van de culturele werkelijkheid (de opvatting dat de wereld is zoals ze is) met haar gesloten denkmodellen en haar vastliggende machtsstructuren en anderzijds de openheid en dynamiek van het leven zelf. De laatste jaren lijkt deze kloof steeds groter te worden. Een goed voorbeeld hiervan is de toenemende controle binnen onze samenleving als gevolg van onze toegenomen technische mogelijkheden.

Volgens de wet van Moore verdubbelt ongeveer elke twee jaar de rekencapaciteit en het opslagvermogen van computers. Door deze exponentiële groei raakt technologie steeds verder verweven met onze dagelijkse bezigheden. Deze technologie is in toenemende mate uitgerust met sensoren (camera’s, microfoons, cookies) die data vastleggen en/of doorgeven. Deze sensoren zijn terug te vinden in apparaten die we bij ons dragen of in huis hebben, zoals tablets, mobiele telefoons, horloges, gehoorapparaten en pacemakers.

Daarnaast leggen veel mensen gegevens over zichzelf vast op sociale media. Door het verzamelen, analyseren en koppelen van de enorme hoeveelheden data die op deze manier worden verkregen, kunnen privacygevoelige gegevens, die tot voor kort ontoegankelijk waren voor derden, toegankelijk worden gemaakt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij wifitracking. Dit is een techniek om locatiegegevens van mobiele apparaten zoals een smartphone of tablet op te slaan en te verwerken. Winkeliers kunnen deze data gebruiken om te kijken welke producten of plekken populair zijn en gemeentelijke overheden kunnen deze techniek inzetten om verkeersstromen van mensen in kaart te brengen. Of denk aan de toename van het aantal camera’s op straat en in openbare gebouwen waarmee inbrekers, geweldsplegers of andere overtreders van wetten en regels gemakkelijk kunnen worden opgespoord.

Een stap verder dan het plaatsen van dergelijke apparatuur, is de koppeling van deze camera’s aan bijvoorbeeld gezichtsherkenningstechnologie. Overheden, maar ook bedrijven en burgers, kunnen deze techniek gebruiken om individuele personen te identificeren. Gezichtsherkenning kan worden gebruikt om personen toegang te geven tot bijvoorbeeld een afdeling van een bedrijf. De techniek kan ook worden gebruikt om personen de toegang te ontzeggen, bijvoorbeeld tot een bepaalde wijk in een stad, of tot een horecagelegenheid of een winkel. Deze toenemende controle vindt plaats onder het mom van onze eigen veiligheid, en wie kan daartegen zijn?

Parallel aan deze ontwikkelingen zien we een sterke toename van regels, voorschriften en protocollen, die onze individuele verantwoordelijkheden systematiseren en hiërarchiseren, zodat een beheersbaar en controleerbaar geheel blijft bestaan. Als gevolg van deze toedracht komt onze privacy steeds meer onder druk te staan en lopen we het risico om onze individuele vrijheid te verliezen.

Een tweede voorbeeld van het groter worden van de kloof tussen de culturele werkelijkheid en het leven zelf, is de systematische af breuk van onze sociale vangnetten en voorzieningen en de gelijktijdige toename van onze individuele verantwoordelijkheid zoals in de zorg of met betrekking tot onze pensioenen.

Deze ontwikkeling, die wordt aangeduid met de term participatiesamenleving (de opvolger van de verzorgingsstaat), zou in het ideale geval moeten leiden tot een versterking van een actieve vorm van burgerschap waarbij mensen meer oog zouden moeten krijgen voor de noden van anderen. In de praktijk echter blijkt deze nieuwe vorm van samenleven, in combinatie met een verscherpte controle en regelgeving om misbruik tegen te gaan, eerder te leiden tot het groter worden van de sociaaleconomische verschillen tussen mensen, dan dat het mensen dichter bij elkaar brengt.

Mensen ervaren bijvoorbeeld negatieve gevoelens als schaamte, miskenning en machteloosheid wanneer zij niet in staat blijken om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leefomstandigheden. Samen met de vermarkting en schaalvergroting van de publieke sector, heeft dit tot gevolg dat veel mensen zich door de gevestigde orde in de steek gelaten voelen en het idee hebben dat zij niet worden gehoord.

Een derde en laatste voorbeeld van de groter wordende kloof tussen de culturele en de natuurlijke werkelijkheid, is de toename van de economische, culturele, politieke en religieuze vervreemding. Deze toename is opmerkelijk, omdat we als gevolg van het proces van globalisering steeds vaker in contact komen met mensen die anders denken, anders leven of iets anders geloven dan wij. Hierdoor komen er meer mogelijkheden om met mensen die van ons verschillen in gesprek te gaan en met en van elkaar te leren.

Toch nemen de angst en de agressie ten overstaan van alles wat vreemd is toe. In plaats van ons open te stellen voor de andersheid van anderen, trekken we ons in toenemende mate terug binnen de muren van onze eigen waarheidsopvattingen. We stellen ons steeds harder op ten overstaan van eenieder die zich niet aan onze vorm van waarheid wil of kan conformeren. Gevolg hiervan is een toegenomen tweedeling binnen onze samenleving en een toename van verschijnselen als polarisatie en radicalisering.

Bovenstaande voorbeelden laten zien, dat het groter worden van de kloof tussen onze culturele en onze natuurlijke leefwereld zich op drie verschillende manieren manifesteert. Op de eerste plaats komt deze kloof tot uitdrukking in een toename van systemen van controle en beheersing. Door de koppeling van technologische vooruitgang aan bureaucratische systemen van macht en overheersing, komt onze individuele vrijheid steeds meer onder druk te staan.

Op de tweede plaats zien we het groter worden van de kloof tussen de culturele en de natuurlijke leefwereld terug in een versterking van gevoelens van miskenning en onmacht. Het overdragen van zorgtaken aan commerciële instellingen zonder de gelijktijdige uitbouw van mogelijkheden om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor de eigen leefomstandigheden, geeft mensen het gevoel dat ze niet door de overheid worden gezien of gehoord.

Op de derde plaats toont het groter worden van de kloof tussen cultuur en natuur zich in een intensivering van processen van vervreemding. Ondanks (of dankzij?) de toegenomen diversiteit, nemen de gevoelens van angst en agressie ten overstaan van het andere of de ander toe. Samengevat leiden deze ontwikkelingen tot een intensivering van de feitelijkheid en onpersoonlijkheid van onze culturele leefwereld, tot een versterking van de zelfingenomenheid en zelfgenoegzaamheid van de huidige generaties, en tot een toenemende verloochening van onze menselijke natuur.

Als gevolg van deze processen komen we steeds verder af te staan van onszelf en van het waarom en het waartoe van ons leven. We zijn, met andere woorden, hard op weg naar onze spirituele dood. We zijn, in spiritueel opzicht, stervende…

Behalve oorzaak, is de mens ook de oplossing van het door hem zelf veroorzaakte probleem. We kunnen er immers voor kiezen om niet een feitelijk, onpersoonlijk en zelfingenomen leven te leiden, maar ons over te geven aan de openheid en subjectieve betrokkenheid van het leven zelf. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er lijkt iets in ons te zitten, een mechanisme, dat ervoor zorgt dat we, ook wanneer het mis dreigt te gaan, meer blijven doen van hetzelfde. Dat we door blijven gaan op de weg die we zijn ingeslagen, ongeacht de dreiging die zich vóór ons ontvouwt.

Het wereldwijde verzuim om de naderende milieuramp als gevolg van de opwarming van de aarde structureel aan te pakken, ongeacht alle waarschuwingen van deskundigen, is hier een goed voorbeeld van. Dit mechanisme heeft ertoe geleid dat we binnen de westerse cultuur de laatste eeuwen meer kennis hebben nagestreefd dan wijsheid. Met deze kennis hebben we een wereld gecreëerd die we kunnen beheersen.

Deze wereld wordt gekenmerkt door een lineair en analytisch denkmodel. Dit model, dat terug te voeren is op het gedachtegoed van Isaac Newton (1643- 1727), gaat ervan uit dat de wereld een perfecte en vaste orde kent en dat in de beginvoorwaarden van deze orde al vastligt hoe de toekomst eruit zal zien. De wereld wordt in dit model vergeleken met een grote machine die je alleen maar uit elkaar hoeft te halen om hem te kunnen begrijpen. Het gedrag van de delen van deze ‘machine’ bestaat uit lineaire oorzaak-gevolg relaties (door de zwaartekracht valt een appel op de grond; door een lamp aan te sluiten op een elektrische stroom gaat de lamp branden), die de werking van alle natuurlijke verschijnselen kunnen verklaren. Volgens dit model is de optelsom van alle delen net zo groot als het geheel.

Er is in dit mechanistische denkmodel geen ruimte voor een andere, overkoepelende, wereld. Een wereld waarin de delen niet losstaan van elkaar, maar waarin alles aan alles is gerelateerd. Een wereld die niet beheersbaar is, die niet gecontroleerd kan worden, waarvan het einde niet bekend is en zich ook niet laat kennen. In dit boek ga ik er niet alleen van uit dat deze wereld bestaat, maar ook dat deze wereld onze meest natuurlijke manier van zijn vertegenwoordigd. Ik wil laten zien dat de verbinding met deze wereld de enige weg is om de problemen waarmee we wereldwijd worden geconfronteerd op te lossen. Het eenzijdig vasthouden aan het mechanistische denkmodel van de klassieke fysica staat een dergelijke oplossingsrichting in de weg.

De fout die dit model maakt is te veronderstellen dat de materie beheersbaar is. Het leven zelf, waar de materie deel van uitmaakt, is echter niet beheersbaar. In tegenstelling tot de klassieke fysica, laat de moderne fysica zien dat materie en geest geen tegenstellingen zijn, maar uitdrukkingen van één ongedeelde werkelijkheid. Deze werkelijkheid bestaat uit een netwerk van materiële en spirituele componenten die onderling met elkaar verbonden zijn. Een dergelijke werkelijkheid is veel te complex om in een enkelvoudig model, zoals het Newtoniaanse, weer te geven. Als we deze werkelijkheid beter willen begrijpen, zullen we de kloof tussen materie en geest en tussen cultuur en natuur moeten overbruggen en moeten samenbrengen in een meervoudig model, een model dat meerdere, verschillende opvattingen en zienswijzen omvat en met elkaar in gesprek brengt.

Het succes van deze operatie is onderworpen aan twee voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat we de onpersoonlijke en eenzijdige waarheden van onze culturele wereld verbinden met de persoonlijke waarheden en het particuliere handelen van individuele personen. Anders gezegd, om de kloof tussen onze culturele- en onze natuurlijke leefwereld te overbruggen dienen we het antwoord op de vraag naar het waarom of het waartoe van onze culturele werkelijkheid niet binnen, maar buiten de lineaire en gefragmenteerde wereld van de cultuur te zoeken. Het antwoord kan worden gevonden op de plek waar het echte leven zich afspeelt. Dit is in het concrete en alledaagse handelen van degenen die kritisch staan ten opzichte van de veronderstelling dat we voor ons doen en laten volledig afhankelijk zouden zijn van onze culturele verworvenheden.

De tweede voorwaarde is dat wij met ons individuele handelen niet gericht zijn op de realisatie van onze eigen, persoonlijke, waarheden en belangen, maar dat we gericht zijn op de realisatie van de wensen en dromen van anderen. Althans, voor zover deze wensen en dromen bijdragen aan het grotere geheel waar wij allen deel van uitmaken. De realisering van dit grotere geheel is afhankelijk van ons, mensen. Het is onze individuele verantwoordelijkheid om de hoop die we hebben voor de toekomstige realisering van dit geheel door middel van ons dagelijks handelen te realiseren.

Met het oog hierop wordt aan ieder van ons de bereidheid gevraagd om onze manier om naar de werkelijkheid te kijken te herzien en onze individuele mogelijkheden om aan een nieuwe wereld bij te dragen te heroverwegen. Immers, als op een dag zal blijken dat de waarnemingen van de moderne fysica en van veel wijsheidstradities kloppen en dat de werkelijkheid inderdaad relationeel van aard is, zullen al onze pogingen om onszelf te beschouwen als losstaande individuen vruchteloos zijn. En als op zekere dag zal blijken dat de wereld om de ander draait in plaats van om onszelf, zullen alle handelingen die voortkomen uit eigenbelang onacceptabel zijn.

Als we, tot slot, ooit zullen ontdekken dat het er in de werkelijkheid daadwerkelijk om gaat dat we van elkaar leren in plaats van elkaar vliegen af te vangen, zullen alle muren die we optrekken tussen ons en de ander verspilde moeite zijn. Erop vertrouwen dat de technologische ontwikkelingen alle benodigde oplossingen zullen bieden is niet voldoende. Wat nodig is, is gedragsverandering. Om de problemen waarmee we wereldwijd worden geconfronteerd het hoofd te kunnen bieden, zullen we anders moeten gaan leven.

We zullen onze fragmentarische en zelfingenomen levenshouding moeten verruilen voor een levenshouding die structureel recht wil doen aan wat anderen denken of voelen en die op respectvolle en constructieve wijze bij wil dragen aan de wording van anderen en aan de wereld als geheel. We zullen, met andere woorden, onze samenleving volgens dialogische principes moeten inrichten en dialogisch moeten gaan leven. Dialoog, zo zal ik bepleiten, is niet alleen het beste middel om onze problemen op te lossen, maar ook een levenshouding die aansluit bij onze natuurlijke bestaanswijze. Onze natuurlijke wijze van zijn, het echte leven, is dialogisch van aard. Dialoog is daarom niet primair een techniek, maar een levenswijze – een levenskunst – gebaseerd op respect, gelijkwaardigheid en wederkerigheid.

Dialoog zorgt voor een transformatie van individuele overtuigingen naar samen kijken, zoals Jan Bommerez dat zo toepasselijk formuleert. Dialoog zorgt voor de verbinding tussen ons en de ander, tussen ons en de wereld om ons heen, tussen onze culturele en onze natuurlijke manier van zijn. Wanneer we dialoog als manier van leven serieus nemen – wanneer we dialoog als levenskunst gaan toepassen – wordt het mogelijk dat we elkaar en de wereld anders gaan zien.

1 HET LEVEN ALS KUNSTWERK

‘Wat mij opvalt, is dat kunst in onze samenleving iets geworden is wat met voorwerpen te maken heeft, en niet met mensen of met het leven. Kunst is een specialiteit van experts die men kunstenaars noemt. Maar waarom zou niet iedereen een kunstwerk van zijn leven kunnen maken? Waarom is die lamp, dit huis wel een kunstwerk en mijn leven niet?’ (Michel Foucault in een interview met Paul Rabinov, 19844).

In ons dagelijks leven worden we voortdurend geconfronteerd met het doen en laten van andere mensen. Wanneer we andere mensen ontmoeten, merken we dat onze eigen opvattingen en gewoonten verschillen van de opvattingen en gewoonten van deze andere personen. Dit geldt des temeer wanneer we een zekere vreemdheid ervaren ten overstaan van de opvattingen of gedragingen van anderen.

Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer we iemand ontmoeten die afkomstig is uit een geheel andere cultuur dan die van ons. Of wanneer we in gesprek willen gaan met iemand die een andere taal spreekt dan dat wij doen. Of wanneer we willen samenwerken met iemand die er andere leefgewoonten of andere ideeën op nahoudt dan wij. Of wanneer we omgaan met iemand die in het leven andere keuzes maakt dan wij. In de meeste gevallen leidt het bestaan van deze verschillen niet tot onoverkomelijke problemen of conflicten. Natuurlijk hebben we allemaal wel eens een verschil van mening met iemand. Dit hoeft echter niet te betekenen dat we niet samen met die ander door één deur kunnen of dat we niet met die persoon zouden kunnen samenwerken.  Anders wordt het, wanneer we door deze vreemdheid in onze diepste gevoelens worden geraakt. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin we worden geconfronteerd met gedrag van anderen dat we als oneerlijk, kwetsend of onrechtvaardig ervaren.

De kans dat we geconfronteerd worden met vreemdheid is de laatste jaren als gevolg van de mondialisering sterk toegenomen. Je zou verwachten dat de toenemende hoeveelheid aan vreemdheidservaringen die hiervan het gevolg is, tot een soort van gewenning aan het vreemde zou leiden. Niets lijkt echter minder waar. Zowel de vervreemding als de polarisering nemen in onze westerse samenleving eerder toe dan af.

Onbekend maakt nog steeds onbemind. In de media zien we dagelijks voorbeelden van gebeurtenissen die deze waarneming illustreren. We kunnen geen krant openslaan of geen nieuwsprogramma starten, of situaties van uitbuiting en uitsluiting, van de grove overtreding van mensrechten, van zelfgenoegzaamheid en egoïsme, trekken aan ons oog voorbij. En ook in onze eigen omgeving komen we dagelijks voorbeelden tegen van polarisering op grond van etniciteit, huidskleur, geloof of cultuur. Op de een of andere manier lijkt het ons − mensen − maar steeds niet te lukken om over onze eigen grenzen heen te stappen, de ander tegemoet.

We lijken vaak vooral voor onszelf te leven en hebben vaak moeite om iets van onszelf op te geven ten gunste van anderen. En toch zit in dat laatste de sleutel naar een zinvol en betekenisvol bestaan. Succes, in spirituele of morele zin, ligt niet verscholen in onszelf, in ons eigen ‘ik’, maar in de wederkerige en respectvolle of dialogische relaties die wij onderhouden met anderen. In de volgende paragrafen ga ik eerst nader in op de term dialoog. Vervolgens leg ik uit wat een dialogisch leven tot levenskunst maakt.

Dialoog als manier van leven

De term ‘dialogisch’ of dialoog moet hier breder worden verstaan dan het beeld van dialoog dat door de meeste woordenboeken, maar ook door de meeste communicatiehandboeken, wordt aangereikt. In deze lexica wordt dialoog veelal getypeerd als ‘gesprek tussen twee of meer personen’. In dit boek over ’dialoog als levenskunst’ verwijst de term dialoog niet alleen naar een bepaalde − dialogische − vorm van verbale communicatie. Ik gebruik de benaming dialoog ook om er een bepaalde − dialogische − manier van leven, of beter, een bepaalde − dialogische − manier van handelen, mee aan te duiden. Onder dialogisch leven versta ik een wederkerige vorm van verbaal en non-verbaal handelen, waarbij tegelijkertijd de grenzen van eigenheid en de openheid naar anderen toe worden gerespecteerd. Laten we deze definitie eens wat verder uitpluizen door in te zoomen op drie aspecten van het leven die het leven en ons handelen daarbinnen dialogisch maken: het leven als relatie, het leven als gebeuren, het leven als uiting.

Het leven als relatie

Als mens staan we niet los van andere mensen – we bestaan niet als afzonderlijke delen – maar zijn we aan elkaar gerelateerd. Denken in termen van dialoog, is denken in termen van relatie. Ik bedoel dit heel letterlijk. Strikt genomen, staat alles in het leven met elkaar in verbinding. Er is niets, maar dan ook werkelijk niets, dat niet is verbonden met iets anders. Ook wij – mensen – zijn altijd en overal verbonden met andere mensen en met de wereld om ons heen. Deze verbondenheid gaat zover, dat we niet anders dan in relationele termen kunnen worden gedefinieerd. De enige correcte manier om onszelf te omschrijven is door te zeggen dat we ‘relatie zijn’, de relatie tussen ons ‘zelf’ en alles wat niet tot dat ‘zelf’ behoort. En ook in deze omschrijving is dat wat ik ‘zelf’ noem, niet een eigenstandig, maar een relationeel begrip. Ook ons eigen ‘zelf’ is een samenstel van de ideeën en opvattingen van vele anderen. Ons ware wezen – ons bewustzijn, onze ziel – is een voorval met altijd méér dan één hoofdrolspeler. Bewustzijn is co-bewustzijn, het bestaan, co-bestaan.

Denken in termen van relatie maakt het mogelijk om het dualiteitsdenken, het denken in tegenstellingen of polarisaties, te overwinnen en te vervangen door drievoudig denken, of denken-in-drieën: ik, ander en de relatie tussen ik en ander; arm, rijk en de relatie tussen arm en rijk; yin, yang en de relatie tussen yin en yang. Welke elementen we ook bij elkaar brengen er is altijd een derde, verbindend element dat de tegengestelde posities met elkaar in evenwicht brengt.

Dit verbindende element zorgt er binnen onze interpersoonlijke relaties voor dat we elkaar voortdurend beïnvloeden. Deze beïnvloeding neemt toe, naarmate onze sociale werkelijkheid complexer wordt. Denk bijvoorbeeld aan de groeiende invloed van de sociale media op onze communicatie, aan de sterke toename van het aantal inwoners van de grote steden, of aan de toenemende diversiteit als gevolg van de globalisering. In dit relationele spanningsveld, waarin we anderen beïnvloeden en door anderen beïnvloed worden, worden we uitgedaagd om tegelijkertijd recht te doen aan wat we kennen én open te staan voor wat we niet kennen. Dit vraagt veel van ons als dialoogpartners.

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord
Inleiding

Hoofdstuk 1 – Het leven als kunstwerk
Dialoog als manier van leven
Het hart van dialogisch leven: moreel verantwoordelijk handelen
Uitvoering geven aan levenskunst
Openheid creëren
Interacteren met andersdenkenden
Resumé

Hoofdstuk 2 – Het probleem van de twee werelden
Het onderscheid tussen productdenkers en procesdenkers en hun afzonderlijke werelden
Het menselijk handelen als oplossing voor de disbalans tussen de ervaring van de wereld als cultureel product en de ervaring van de wereld als gebeuren
Resumé

Hoofdstuk 3 – Moreel verantwoordelijk handelen en de vraag naar het goede
De relatie tussen uniciteit en individuele verantwoordelijkheid
Morele verantwoordelijkheid en de menselijke vrije wil
Moreel verantwoordelijk handelen en het menselijk ego
Moreel verantwoordelijk handelen als vorm van authentiek handelen
Resumé

Hoofdstuk 4 – ’Dialoog als levenskunst’ als vorm van esthetiek
Het verschil tussen scheppen en geschapen worden
Voorwaarden om te kunnen scheppen
Scheppen als meer compleet maken
Enkelvoudige- en meervoudige scheppers
Naar een dialogische invulling van de rol van schepper
Dialoog en autoriteit
Resumé

Hoofdstuk 5 – Bouwen aan het kunstwerk van het leven
Afhankelijkheid van een hogere macht
Zelfontkenning als natuurlijke manier om in het leven te staan
Profane en niet-profane waarheden
Geloof, hoop en vertrouwen
Recht doen aan onze menselijke natuur
De ultieme werkelijkheid als dialogische entiteit
Dialogische scheppers met gezag
Resumé

Hoofdstuk 6 – De rol van taal in het waardegeladen scheppingsproces
Ideologie
Ideologie en de rol van taal
Dialogische communicatie
Resumé

Hoofdstuk 7 – Van bewustzijn naar discours
Betekenis als sociaal fenomeen
Taal, beïnvloeding en macht
Het verschil tussen officiële taal en alledaags taalgebruik
Het meervoudig discours als dialogische ruimte voor de interactie tussen de officiële taal en het alledaags taalgebruik
Impact van het discours georiënteerd paradigma voor onze subjectwording
Het onderscheid tussen extrinsiek gezaghebbende discoursen en intrinsieke overredingsdiscoursen
Relatie met een hoger discours
Resumé

Hoofdstuk 8 – ’Dialoog als levenskunst’ en de kracht van humor
Dialoog, wijsheid en humor
Serieuze en niet-serieuze vormen van waarheid
De kracht van satire
Oude en nieuwe vertolkers van de satire
De impact van satire
Satire: middel of doel?
Resumé

Hoofdstuk 9 – ’Dialoog als levenskunst’ en de taal van de liefde
Uitstaan naar de ander of het andere, zowel in als buiten onszelf
De ander boven jezelf plaatsen
Deelnemen aan ultieme goedheid
Resumé

Hoofdstuk 10 – Leefregels van ‘dialoog als levenskunst’
Leefregel 1: Ga uit van heelheid
Leefregel 2: Leef niet voor jezelf, maar voor anderen
Leefregel 3: Sta open voor wat anderen je te zeggen hebben
Leefregel 4: Accepteer je afhankelijkheid van anderen
Leefregel 5: Bied weerstand tegen krachten die de openheid bedreigen
Leefregel 6: Heb anderen lief als jezelf

Bijlage – Overzicht van kenmerken van de culturele wereld en de natuurlijke wereld per hoofdstuk

Dankwoord
Geraadpleegde literatuur

BESTEL DIALOOG ALS LEVENSKUNST