Begoochelingen te boven komen in het vierde uur van het Nuctemeron op de twaalfvoudige inwijdingsweg

BESTEL HET NUCTEMERON EN COMMENTAREN VOOR € 9,50

In het vierde uur keert de ziel terug om de graven te bezoeken.
Het is het tijdstip waarop de magische lantaarns
op de vier hoeken van de cirkels worden ontstoken.
Het is het uur van de betoveringen en van de begoochelingen.

De bovenstaande tekst is een karakterisering van het vierde uur in de twaalfvoudige inwijdingsweg die van Apollonius van Tyana in de eerste eeuw van de jaartelling formuleerde in de tekst die bekend staat als het Nuctemeron. Eliphas Levi en Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) hebben daar commentaren bij geschreven. Hieronder volgt een gedeelte van de beschouwing van Jan Rijckenborgh over het vierde uur van Apollonius van Tyana

De kandidaat is (in het derde uur van het Nuctemeron) aan de drievoudige muil van Cerberus ontkomen. De gevaren van vrees, dogmatiek en afgoden heeft hij geneutraliseerd door de drie tongen van de bliksem, door de drievoudige kracht van de vernieuwde slangenstaf. En nu wordt hij geplaatst voor het vierde uur van het Nuctemeron:

‘In het vierde uur keert de ziel terug om de graven te bezoeken.
Het is het tijdstip waarop de magische lantaarns
op de vier hoeken van de cirkels worden ontstoken.
Het is het uur van de betoveringen en van de begoochelingen.’

Als u onze onderzoekingstocht tot dit punt goed gevolgd hebt, zult u begrijpen dat de kandidaat in de universele mysteriën, als hij het vierde magische uur betreedt, zal hebben te bewijzen of hij inderdaad als autonoom mens de wegen van de grote magische zelfbevrijding zal kunnen bewandelen.

Hij heeft zich daarop voorbereid. Hij voldoet aan de elementaire eisen. Hij heeft voor deze grote reis alle paden vrij gemaakt. Cerberus, de poortwachter, is terzijde getreden. De kandidaat gáát door de poorten, hij is daartoe nu vrij gemaakt. Alle bevrijdende krachten zijn in hem geconcentreerd. Nu moet hij gaan tonen welk gebruik hij daarvan zal gaan maken.

Denk u zelf eens in deze situatie in: U bent toegerust voor de reis. Uw garderobe is voorzien. Uw reisgeld staat u ter beschikking. Het doel van de reis is u bekend. Principieel kan niets u meer in de weg treden of weerstaan. Bij uw reis door de universele mysteriën wordt u echter niet als het ware opgepakt, ingebakerd, meegenomen en afgeleverd aan het doel. Of, romantischer uitgedrukt: als op engelenvleugelen met muziek en psalmgezang voortgedragen naar het doel.

Nee, toegerust met alle mogelijkheden en krachten dient u stap voor stap zelf de richting te bepalen. Inzake ieder onderdeel van het reisplan moet u zelf een beslissing nemen. De nieuwe vermogens moeten dus gebruikt, getoetst worden, en u moet leren ze te hanteren en in de praktijk te oefenen. De gehele reis wordt dus afhankelijk gemaakt van uw eigen oordeel.

Als u hersenen hebt moet u ze gebruiken. Als u een hart hebt moet u het laten stralen. Zo dienen alle vermogens van de mensheidbevrijdende zielestaat in de praktijk te worden geoefend. Daarom vangen vele moeilijkheden in de ontwikkeling van de kandidaat eerst aan nadat hij Cerberus wist te passeren. Moeilijkheden die voortvloeien uit de ongeoefendheid van het beginstadium, uit de prilheid van de nieuwe geboortestaat.

Wij herhalen: de gehele nu aan te vangen reis dient te worden gebaseerd op het eigen nieuwe oordeelsvermogen. Niet een ander zal hebben te beslissen wat u in het vierde uur te doen of te laten hebt, doch u zelf moet uw oordeel vormen, de beslissing nemen en haar uitvoeren. In het vierde uur zwijgen de stemmen van al uw broeders en zusters.

Het tijdstip is aangebroken waarop de magische lantaarns van een autonome oordeelsstaat worden aangestoken op de vier hoeken van de cirkels en u dient erop te letten of de ziel, na de graven te hebben bezocht, daarvan inderdaad terugkeert. Met het graf wordt hier de doodsnatuur bedoeld. De doodsnatuur met al haar zogenaamde levensuitingen is in wezen één gigantisch kerkhof. Er is niets dat in werkelijkheid de vergankelijkheid te boven komt. Het leven van de dialectiek, met al zijn aspecten, is één formidabele grafspelonk.

Het vierde uur moet nu aantonen of de kandidaat, die principieel en fundamenteel voor de grote reis toegerust is, die daartoe alles in gereedheid heeft gebracht, ook inderdaad in volstrekte zin afscheid genomen heeft van de immense valkuil van de dialectiek.

Die grafkuil is gecompliceerder dan de kandidaat aanvankelijk meent. Zij heeft niet slechts grove stofaspecten, doch zij bevat ook vele uiterst verfijnde en gecultiveerde toestanden-van-zijn. En wanneer u het grove, het meest alledaagse te boven bent gekomen, komt het verfijnde, het gesluierde, het selecte op u af. Wie het vierde uur betreedt, ervaart derhalve het uur van de betoveringen en van de begoochelingen. Juist dan heeft hij dringend de magische lantaarns op de vier hoeken van de cirkels nodig.

De hier bedoelde cirkels zou men ook kunnen aanduiden als sferen of levenskringen. De dialectische levensstaat in haar totaliteit bevat diverse sferen of levenskringen, waarin zich verschillende toestanden-van-zijn openbaren. Onder de verzamelnaam ‘spiegelsfeer’  begrijpen wij al deze verschillende levenskringen en de zich daarin manifesterende processen. Het is duidelijk dat, wanneer de kandidaat zijn reis aanvangt en dus opgestaan is uit de grofste sfeer van het dodenrijk, hij vervolgens door alle andere kringen van de natuur des doods zal hebben heen te trekken, in kennend en overwinnend beleven. Daartoe dient hij in iedere levenskring die hij wenst te passeren de vier magische lantaarns te plaatsen, opdat in het viervoudige licht van het magische oordeel de betovering en begoocheling van iedere levenskring teniet zal kunnen worden gedaan.

Apollonius van Tyana doelt hier dus op een proces, dat in alle heilige taal en in alle universele leer wordt aangeduid. Denk bijvoorbeeld aan de reis van de Pistis Sophia: zij kan geen enkele levenskring overslaan op haar terugkeer naar de dertiende eoon. In iedere levenskring die zij passeert zijn de eonen en krachten er op uit haar op te houden of vast te houden.

Denk aan de reis van Dante in de Divina Commedia. Als hij de betrokken reis aanvangt, zijn hellevaart begint, bevindt hij zich in een donker woud. Onmiddellijk moet hij een beroep doen op het vermogen van de eigen staat-van-zijn en herstelt hij zich van een aanval van vrees:

‘Maar toen ik aan de voet van een heuvel was gekomen,
Daar waar het dal een einde nam
Dat mij van vrees het hart had doen krimpen,

Zag ik omhoog, en ik zag zijn schouders
Reeds bekleed met de stralen van de planeet
Die de mens terecht leidt langs alle wegen.

Toen werd de vrees een weinig gestild,
Die in het meer van mijn hart had voortgeduurd,
De nacht, die ik in zoveel ellende doorbracht.

En zoals hij, die met hijgende adem
Uit de diepe zee aan de oever gekomen,
Zich naar ‘t gevaarlijke water terugwendt, en ‘t aanziet,

Zo wendde mijn ziel, die nog vluchtend was,
Zich achterom om de doortocht te beschouwen,
Die nooit een levende achter zich liet.’

En van Jezus de Heer wordt ons gezegd dat Hij is gestorven, begraven, neergedaald in het dodenrijk, opgestaan of doorgegaan tot de opvaart naar zijn Vaderland. Dat is de universele weg voor en van iedere kandidaat. Daarom wordt ons in het vierde uur van het Nuctemeron deze hellevaart, deze tocht door alle kringen van de dialectische natuur, consequent aangeduid.

Vervolgens moeten wij even stilstaan bij de magnetische lantaarns, die geplaatst worden op de vier hoeken van iedere te passeren cirkel. Deze vier lichten vormen natuurlijk een magisch vierkant, een tapijt, een basis voor en van bouw, een absolute sleutel. U kent het algemene magische vierkant van het tapijt van het Rozenkruis: groepseenheid, eenpuntige gerichtheid, strijdloosheid en harmonie in alle levensuitingen.

Het magische vierkant van het geadelde zelfoordeel, waarin de kracht gelegen is om door alle betoveringen en begoochelingen van de cirkels heen te gaan, kan men aanduiden als:

  • de zuivere rede,
  • de zuivere wil,
  • het zuivere gevoel of hart
  • en de zuivere handeling.

Het absolute oordeel is afhankelijk van de vraag of uw rede geheel veilig gesteld is in de gnosis en daarop zonder enige weifeling gericht is. Uw wil moet niets anders willen dan wat de gnosis wil. Uw hart moet alleen dat liefhebben wat de gnosis wenst dat het liefheeft. Uw handeling moet niets anders verwerkelijken dan hetgeen zo met rede, wil en hart in overeenstemming is.

Dat zijn de vier lichten van de magie, die in iedere levenskring, bij iedere doorgang, de kandidaat moet omvatten. Het is bekend dat in de rede, in de wil en in het hart, ontzaglijke krachten verborgen liggen. Als de mens, gedreven door deze drie, overgaat tot handeling, tot verwerkelijking, dan is hij aan haar resultaten gebonden, dan wordt hij er door opgehouden, totdat hij de handeling in al haar gevolgen weer teniet heeft kunnen doen.

Daarom verstaat u hoe dringend noodzakelijk het is de vier lichten van de gnostieke magie in de praktijk te oefenen. De desbetreffende kennis en de ervaring komen u niet aanwaaien, zij moeten veroverd worden! Zij dienen te bewijzen of de ziel in alle opzichten is teruggekeerd van het bezoeken van de graven.

Laten wij ons tenslotte nog even bepalen bij de betoveringen en begoochelingen zelf. Zij zijn eveneens vier in getal, onder te brengen in vier rubrieken, als slagschaduwen of imitaties van de vier magische lichten.

  1. De eerste imitatie is de in de ijlere levenskringen van de dialectische natuur veel voorkomende vermenging van waarheid en leugen, van werkelijkheid en schijn, tengevolge waarvan een bijbedoeling, een ikcentrale gerichtheid, een begeerte des doods zich verhult in de schone taal en het gewaad van de waarheid, om gehoor en vervulling te kunnen verkrijgen.
  2. De tweede imitatie is het gif van de valse leringen, het dodelijke slangengif, ten gevolge waarvan hij die het indrinkt of er een injectie mee krijgt, gebonden blijft aan de doodsnatuur.
  3. De derde imitatie is die van de liefde. De liefde is in al haar aanzichten, tot in het meest verfijnde aanzicht, ook in het zogenoemde passieloze, eindig. Wij bedoelen, dat in de dialectische natuur ook een gevoelsverhouding gericht is op het ik, op het zelf, op zelfbevrediging en zelfhandhaving, op uitbuiting, op de verhouding tussen heer en slaaf, op zelfverheffing. Het is een liefde, een gevoelstoestand die niets te maken heeft met de liefde- aard, de liefdesfeer van de ziel.
  4. De vierde imitatie is die van de speculatie, van het ondoordachte, van het onredelijke, van negatief spontaan handelen zonder basis, zonder rede, gedreven door neigingen of invloeden.

Welnu, deze vier speculaties bedreigen iedere kandidaat op zijn zielereis door de cirkels van de doodsnatuur. Als hij evenwel zijn vier magische lantaarns brandend weet te houden en volkomen is teruggekeerd van het bezoeken van de graven, zal niets hem kunnen deren.

Bron: Het Nuctemeron van Apollonius van Tyana door J. van Rijckenborgh

BESTEL HET NUCTEMERON EN COMMENTAREN VOOR € 9,50