Inleiding en inhoudsopgave van ‘Beschouwingen over de Stem van de Stilte’ door J. van Rijckenborgh

BESTEL BESCHOUWINGEN OVER DE STEM VAN DE STILTE

Hieronder volgen de inleiding en de inhoudsopgave van het recent verschenen boek Beschouwingen over De Stem van de Stilte van H.P. Blavatsky. De beschouwingen zijn geschreven door J. van Rijckenborgh (1896-1968) – grootmeester van het Gouden Rozenkruis – en postuum uitgebracht in Haarlem op 24 augustus 2024, op de viering van het hond jarig bestaan van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis, ook bekend als het Lectorium Rosicrucianum

INLEIDING

Het buitengewone geschrift dat De stem van de stilte is, bevat 316 verzen. Helena Petrovna Blavatsky, die ze uit haar geheugen opschreef, deelt ons in haar inleiding al mee dat ze onderdeel waren van een groter geheel, dat het Boek der Gulden Voorschriften heette. Anderen delen ons mee dat ze afkomstig zijn uit een zesde-eeuwse boeddhistische school. Ze bevatten, net als de Daodejing of de Bergrede, een sleutel die toegang verleent tot de leerschool van het werkelijke leven, de universiteit van het hart.

De stem van de stilte wijst ons op de ene paradox die in het leven schuilgaat. Het begint jong, stralend en schoon, het eindigt oud en verschrompeld. Iedereen ondergaat het: jeugdige overmoed mengt zich met de krachten van de traagheid die alle stof kenmerkt; langzaam verdwijnt de bruisende energie en sijpelt die traagheid het wezen binnen, mogelijk wijsheid en bezonnenheid met zich meevoerend; vaker, als het hoge levensideaal niet gegrepen is, bitterheid en berusting. Waarna het dan na enige honderden jaren, als de aardse verhoudingen zich fundamenteel gewijzigd hebben, aan weer een ronde begint – als we tenminste de leringen volgen van die boeddhistische school waaruit het boekje stamt.

Waarom is dat zo? Waarom kan de mens niet eeuwig jong, stralend en schoon blijven, of dan in ieder geval zo eindigen?

Wel, omdat die eigenschappen niet van de aarde zijn, maar behoren tot dat wat haar leven geeft: de wereldziel, Alaya. Zij is het, die ze verleent aan alle stervelingen, onderhevig als zij zijn aan opgaan, opbloeien en weer ondergaan. De paradox wijst op de kortstondigheid van alle vormen, waarin aardse illusie ons hult. Geen enkele vorm is werkelijkheid, lijkt het te zeggen. Slechts transcenderen van de ene naar een volgende omhulling is werkelijkheid.

Het kleinood De stem van de stilte, dat gekenmerkt wordt door korte geconcentreerde teksten, is afkomstig uit een Inwijdingsschool; het is ook bestemd voor mensen in een School. Het is een geestelijke handleiding voor ‘bestudeerders der mystiek in het Oosten’, zegt de schrijfster in haar Voorwoord. ‘De kennis ervan is verplicht in die School, waarvan de leringen door vele theosofen worden aangenomen.’ Het boek is meer dan dat, het bevat een universele wijsheid en biedt wezenlijke inzichten aan ieder mens die naar waarheid streeft; het behoort dan ook al meer dan 100 jaar tot de kernliteratuur van vele zoekers over de hele wereld.

Daarom is een groot gevoel van erkentelijkheid op zijn plaats. Het is enerzijds een bijzonder voorrecht dat wij kennis kunnen nemen van deze leringen; anderzijds vergroot het bij een zoeker de honger. Eenieder die er zich toe aangetrokken voelt, kan ze lezen en bestuderen, zonder tot een School te behoren; toch kan men de diepte, de menselijkheid en de liefde van de leringen van deze werkelijk mededogende wijsheid onmogelijk ten volle proeven zonder deze tegelijk in een school, in groepswerk, met geestverwanten in praktijk te brengen. De lezer die de beschouwingen van J. van Rijckenborgh in de onderhavige publicatie tot zich neemt, zal begrijpen waarom dit gezegd wordt. Hij schreef deze in de jaren 1962-1963 dan ook als toespraken voor leerlingen van het Lectorium Rosicrucianum, dat een Inwijdingsschool is.

Een opmerking is hier op zijn plaats. H.P. Blavatsky schreef De stem van de stilte in 1889. Theosofen die zich wel eens tot haar richtten met zorgen over de toekomst adviseerde zij steeds: ‘Read the Voice – Lees De stem van de stilte – daarin staan alle antwoorden op uw vragen.’ Zij zag deze tekst als een laatste geschenk aan diegenen, die in staat waren iets van het Licht, en de wereld van het Licht die erachter staat, te ontwaren.

Het blijken er maar weinigen te zijn – reden waarom zij het werk ook opdroeg aan ‘de weinigen’. En hier past weer dezelfde vraag: Waarom is dat zo?

Er zijn niet veel zielen die fundamenteel het bestaan in deze driedimensionale werkelijkheid afwijzen. Niet als een interessante gedachte, een filosofische stellingname of vanuit een romantische idee die in het denken zijn oorsprong vindt en in het mentale voertuig zetelt. Nee, in het diepste wezen van dezulken is een celstructuur die maakt dat zij in onze wereld constant een gevoel van vervreemding ondergaan en in zekere zin ervaren hier niet thuis te horen.

Zeker, zij maken deel uit van de samenleving. Zij nemen hun werk, studie of vakmanschap serieus, maar weten dat er in hen een ziel huist die zwervend, zoekend is. Zij hebben gehoord – waar? ze zouden het niet kunnen zeggen – van een innerlijk juweel, een koninklijk leven; zij hebben gehoord over verborgen mogelijkheden in de mens, en vinden geen rust voor zij meer daarover weten. Als dan de gedachte van een School, waarover Blavatsky spreekt, hen bereikt, springt er iets in hen op. Hier spreekt iemand die weet welk diep zoekend gevoel in hen brandt, een hunkering naar een hogere dimensie, waar geestelijk bewust zijn en sereniteit hand in hand gaan.

Er is dan ook een onderscheid tussen de massale spiritualiteit van onze dag en het eenzame pad van de Lanoe, of discipel, die in De stem van de stilte voor zijn opdrachten komt te staan. Het spirituele bewustzijn dat in de samenleving opgeld doet, laat de mens zien dat er meer is dan het uiterlijke maatschappelijke en burgerlijke leven, meer ook dan opwekkingssamenkomsten of de vervoering tijdens muziekfestivals. Van de Lanoe wordt echter alles gevraagd, hetgeen hem niet meer dan billijk lijkt. Het Pad wil geleefd worden. Voor de zwervende ziel is dit een herkenning. Het komt overeen met zijn basisgevoel, het gevoel van vervreemding wordt eindelijk begrepen.

De stem van de stilte is een universeel geschrift; dankzij het werk van de Theosophical Society is het gaan toebehoren aan de gehele mensheid. Velen hebben zich erdoor laten inspireren of er hun commentaren op gegeven. Een Nederlandse vertaling verscheen voor het eerst in 1907. De tekst is ingedeeld in drie delen of ‘fragmenten’, ontleend als ze zijn aan een oorspronkelijk groter corpus van teksten. Alle drie fragmenten gaan over de reis die een pelgrim maakt op het pad naar innerlijke gewaarwording. Elk van de fragmenten behandelt die reis op een iets andere manier, maar alle drie leiden ze naar wat er aan het einde van de reis door de nacht wacht: ‘Een pelgrim is teruggekeerd van de andere oever. Een nieuwe Arhan is geborenVrede aan alle wezens.’

In het eerste fragment, ‘De stem van de stilte’, waaraan het hele boekje zijn titel ontleent, trekt de zoeker door drie hallen: de hal van onwetendheid, de hal van lering en de hal van wijsheid. De drie hallen zijn velden van heling, ze herstellen het evenwicht tussen de verschillende centra in ons, zodat we de reis kunnen beginnen.

Hij verneemt de Roep op zeven manieren: als een nachtegaal, een zilveren cymbaal, een oceaanschelp, een snaarinstrument, een bamboefluit, een trompet en een donderwolk. De laatste wordt opgevolgd door stilte – de stem van de Stilte. De zeven klanken appelleren aan zeven aspecten van onze eigen natuur; ze zijn te zien als zeven inwijdingen of zeven stadia op het Pad, die leiden naar de achtste – het einde van de reis, de vallei der gelukzaligheid, die voorbij de hal van wijsheid ligt.

De grondtoon van dit eerste fragment is het antwoord. Als de stem van de Stilte spreekt, is dat het diepste in ons dat ons roept. De ware zoeker kan die stem niet meer negeren. Wie haar verneemt – ver weg, als de wegstervende toon van Dhyana, vol verlangen, of als donderwolk die hem wakker schudt – moet wel antwoorden, hij kan niet anders.

De stem komt niet van buiten, maar vanuit de roos der rozen, in het hart, de diepste kern van ons wezen. Het is niet vreemd om je een banneling in deze wereld te voelen, want je kent je ware aard nog niet. Het eerste fragment stelt ons daarom óók voor de vraag: ‘Wie ben ik?’

Het tweede fragment, ‘De twee wegen’, plaatst ons voor de essentie van het bestaan op aarde. Het bestaan op aarde eist een fundamentele keuze: welnu, kies!

Er is een dubbele structuur in de mens. De eerste gaat over de wonderschone aardse werkelijkheid, en stelt ons voor het in stand houden van het persoonlijke bestaan; de tweede verbindt ons met een kosmische, bovenzinnelijke, verheven wereld van goddelijkheid die geen verdeeldheid of scheiding kent. Inwijding eist een keuze, die we met gestaalde wil, nieuw te verwerven eigenschappen en vooral met liefde zullen kunnen maken.

Zeker, de ene richting leidt naar verder welzijn voor onszelf; de andere leidt naar wegschenken van het zelf aan het welzijn van de hele mensheid. De tweede rangschikt de zoeker onder de groten, die verheven wezens wier natuur wijsheid is en die in liefde alle leven verder helpen. De ene laat ons opgaan in onszelf, de andere in het geheel van alle leven en is – goddelijk.

In het derde fragment, ‘De zeven portalen’, gaat de schrijfster in op de eigenschappen die ‘de mens van de grootheid’ sieren: naastenliefde, harmonie, geduld, nieuwe waarneming, moed, contemplatie en wijsheid.

Hoewel ‘De zeven portalen’ het grootste deel van De stem van de stilte bestrijkt, heeft J. van Rijckenborgh hier op een gegeven moment zijn beschouwingen afgebroken. Reden om terug te komen op wat we hierboven reeds opmerkten: willen wij de genoemde eigenschappen werkelijk ervaren en deel van ons laten worden, dan is de scholing in een Inwijdingsschool onontbeerlijk. Van Rijckenborgh’s commentaar op het derde fragment is in feite groter dan een geschreven of uitgesproken tekst. Zij is het wonder van de Geestesschool, een levend geheel, een nieuw organisme dat, zevenvoudig van structuur, in zeven klanken resoneert op de zeven vibraties van de Zevengeest. Hij noemt het ‘een Levend Lichaam’.

Haar zeven stralen raken en werken door in ieder die in haar magnetisch veld verkeert, waardoor zij tot transmutatie worden uitgenodigd, om vervolgens in transfiguratie als een nieuwe mens, met een nieuwe celstructuur, op te gaan in een bestaansatmosfeer die zij, het Levende Lichaam, als een nieuw veld voor allen heeft bereid.

Het is dan ook juist wanneer men stelt dat de grondtoon van het derde fragment is het openen. De reis is gemeenschappelijk; als we in dit ondermaanse niet kunnen samenwerken in dit grootse doel, hoe zouden wij dan mogen hopen dat wij in het leven hierna in staat zouden zijn een gemeenschappelijk doel voort te zetten, wanneer we niet meer beschikken over het stoffelijke lichaam dat ons hier in staat stelt autonoom eigen beslissingen te nemen?

Die voorbereiding vereist dat we alle poorten van onze natuur openen. We zullen ons zeker niet terugtrekken uit het leven, we willen er volledig en totaal bij betrokken raken – op de juiste manier en met het juiste doel. Zeven deuren opent de scholing van het Levende Lichaam, waarmee ze ons op een nieuwe manier in het leven stelt: als autonome, weldoende wezens, werkend voor het heil van allen.

Zo vindt het rusteloze hart vrede – en keert vanuit die vrede terug om anderen te helpen. Zo leren we de stem van binnen te beantwoorden, zo bepalen wij onze keuze, zo leren we alle portalen en mogelijkheden van ons wezen te ontsluiten. We hoeven nu alleen maar een begin te maken, en samen te beginnen aan deze reis.

Een Geestesschool is een levenslange voorbereiding, die, terwijl zij ons voorbereidt, ons tegelijk de progressie en de genade van het Pad doet ervaren, ons de verheven, goddelijke aanwezigheid van Alaya, de wereldziel, als in voorsmaak doet ondergaan, en ons bovenmate gelukkig doet zijn.

Na 1963 zijn deze voordrachten van J. van Rijckenborgh in veel landen tijdens vernieuwingsconferenties nog diverse malen herhaald. Ze zijn zodoende het onderwerp van bezinning door vele duizenden Rozenkruisleerlingen geweest. Wij hopen dan ook in een behoefte te voorzien door deze teksten nu in boekvorm te doen verschijnen.

Lectorium Rosicrucianum

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

Fragment I De stem van de Stilte

1 Dharana
Het ware denkvermogen
Wat is de ziel?
De twee werelden van de ziel

2 De hal der smarten
De grote ketterij
Het doel van de ziel is liefde
De opstanding van de ziel uit de persoonlijkheid

3 Waartoe voert het pad?
De wijzen talmen niet
De vuren van levensvervulling
De opbouw van zielekwaliteit

4 De hal van wijsheid
Het centrale mysterie van het Rozenkruis
De kundalini van het hart
De zeven werkzaamheden van de Geestesschool

5 De oorsprong van de mens
De zeven stemmen van de innerlijke God
Het maanlichaam en de opgaaf van het aardetijdperk
De Jupitermens

6 De liefde
Het wezen van de liefde
Het wonder van het medelijden
De genade van het erbarmen

7 Eeuwig leven
De wachter op de drempel
Het astrale lichaam
De vrees voor de dood

8 De twee bloeiperioden van de roos
Het wezen van leed en smart
Laat het verleden los
Wedergeboorte

9 Akasha
Akasha’s hoogten
De etherkwaliteit in de zeven hersenholten
De werkzaamheid van de vuurether

II Fragment II De twee paden

10 Alaya
De wondere wereld van Alaya
De diamanten ziel
De waarheid van het verloren vaderland

11 De archeus
Het wiel des levens
De werkzaamheid van de Archeus
De Goede Wet

12 De monade
Handelen en niet-handelen
Zaai vriendelijke daden
De vaderster

13 De drie gewaden
De sterrengang van de kinderen Gods
De drievoudige Broederschap der Bevrijden
Het verborgen pad

14 Het wezen der zelfovergave
De werkelijke verzaking
De karmische cyclus
Laat varen de angst

15 De zonnekrachten van de logos
De twee menstypen
De uitbreiding van het zintuiglijke vermogen
Een constante van bewustzijn

Fragment III De zeven portalen

16 De rozenkracht
Het spoor van het Pad
De zeven gouden sleutels

17 Zeven tonen in één
Epiloog

BESTEL BESCHOUWINGEN OVER DE STEM VAN DE STILTE

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH