De zeven trappen van de christelijke inwijdingsweg en van de rozenkruisers-inwijding volgens Rudolf Steiner

BESTEL DE THEOSOFIE VAN DE ROZENKRUISERS

Rudolf Steiner (fakkeldrager van het rozenkruis 16) verzorgde een serie van veertien lezingen over ‘De theosofie van de Rozenkruisers’ van 22 mei t/m 6 juni 1907 in München. De voordrachten zijn gestenografeerd en  in de Nederlandse taal uitgebracht in het gelijknamige boek. In de laatste  voordracht gaat hij in op het principe van inwijding, de zeven trappen van de christelijke inwijding en de zeven trappen bij de Rozenkruisers. Hieronder volgt de tekst van het eerste deel  van de lezing van Rudolf Steiner over de christelijke inwijdingsweg en de Rozenkruisersweg.

Vandaag zullen we spreken over het principe van de inwijding of de esoterische scholing. En we zullen onze aandacht met name richten op de beide scholingsmethoden die aansluiten bij hetgeen hier over de ontwikkeling van de mensheid naar voren is gebracht; want men moet zich realiseren dat de waarheid in zekere zin kan worden gevonden door zich te verplaatsen in vroegere ontwikkelingstoestanden van de mensheid.

Ik heb u verteld dat de mensen uit het oude Atlantis wijsheid konden ontdekken in alles wat hen omringde. Hoe verder wij teruggaan in oeroude tijden, des te meer vinden wij bewustzijnstoestanden die de mens in staat stelden de scheppende krachten die de wereld doordringen, de geestelijke wezens die ons omgeven waar te nemen. Alles wat ons omringt is ontstaan door deze scheppende wezens, en wie hen ziet doorziet dan ook de wereld.

Toen de mensheid zich tot onze tegenwoordige bewustzijnstoestand had ontwikkeld, eigenlijk pas ten tijde van ons vijfde na-Atlantische tijdperk, voelde ze het innerlijke verlangen om weer in de geestelijke werelden door te dringen. En ik heb u verteld hoe in het oude Indische volk oorspronkelijk dit diepe verlangen leefde om achter alles wat ons in de wereld omringt het eigenlijk geestelijke te ontdekken, hoe bij dit volk de opvatting ontstond: alles wat ons omringt is een droom, een illusie; onze enige opgave is in onszelf de oude wijsheid te ontwikkelen die scheppend werkzaam is geweest in vroegere tijden.

De leerlingen van de oude ‘risji’s’ trachtten langs de weg van de yoga een blik te werpen in de werelden waaruit zijzelf waren afgedaald. Het was hun streven ‘maya’ achter zich te laten en weer in deze geestelijke werelden door te dringen. Dat is de ene weg die de mens kan gaan. De nieuwste weg om tot deze wijsheid op te klimmen is de Rozenkruisersweg. Deze weg verwijst de mens niet naar het verleden maar naar de toekomst, naar die ontwikkelingstoestanden die de mens weer door zal maken.

Met behulp van bepaalde methoden wordt geleerd hoe de wijsheid die in de mens in aanleg aanwezig is uit het eigen innerlijk tot ontwikkeling kan worden gebracht. Dat is de weg die ons is aangereikt door de grondlegger van de esoterische Rozenkruisersbeweging, die voor de wereld de naam Christian Rosenkreutz droeg. Dit is zeker geen onchristelijke weg; het is slechts een aan de moderne omstandigheden aangepaste christelijke weg die tussen de eigenlijk christelijke en de yogaweg in ligt.

Deze weg is ten dele reeds lang voor het ontstaan van het christendom voorbereid. Op een bijzondere wijze werd hieraan gestalte gegeven door de grote ingewijde die in de esoterische school van Paulus in Athene als Dionysius de Areopagiet de grondslag heeft gelegd voor een vorm van scholing, waaruit alle latere esoterische wijsheid en scholing is voortgesproten.

Dit zijn de beide met name voor het avondland geëigende esoterische scholingswegen. Alles wat met onze cultuur en met het leven dat wij leiden en ook moeten leiden verband houdt, wordt op een hoger plan gebracht en tot het principe van de inwijding verheven door de christelijke scholing zowel als die van de Rozenkruisers. De zuiver christelijke weg is voor de tegenwoordige mens wat moeilijker te begaan; daarom is de Rozenkruisersweg geïntroduceerd voor de mens die in onze tijd moet leven.

Wie de oude, zuiver christelijke weg te midden van het moderne leven wil gaan, moet de mogelijkheid bezitten zich een tijdlang uit het uiterlijke leven terug te trekken, om daarna weer des te actiever aan dit leven deel te nemen. Maar de Rozenkruisersweg kan iedereen volgen, welk beroep hij ook uitoefent en in welke levenssituatie hij zich ook bevindt.

We zullen eerst de zuiver christelijke weg proberen te karakteriseren. Wat de methode betreft wordt deze weg beschreven in het meest diepzinnige christelijke geschrift – dat door de vertegenwoordigers van de christelijke theologie het minst wordt begrepen – het Johannes-evangelie, en wat de inhoud betreft in de Apocalypse of Geheime Openbaring.

Het Johannes-evangelie is een wonderbaarlijk boek; het moet geleefd worden, niet alleen gelezen. Dit is mogelijk wanneer men zich ervan bewust is, dat hetgeen hierin wordt beschreven, voorschriften zijn voor het innerlijke leven en dat deze op de juiste wijze moeten worden opgevolgd. De christelijke weg verlangt van de leerling dat hij het Johannes-evangelie als een meditatieboek beschouwt.

Een grondvoorwaarde, die bij de Rozenkruisersscholing min of meer wegvalt, is het onvoorwaardelijke geloof in de persoon van de Christus Jezus. Men moet tenminste de mogelijkheid in zich dragen om te geloven dat deze hoogste individualiteit, deze leider van de Vuurgeesten gedurende het Zonnestadium, als Jezus van Nazareth in een fysiek lichaam was geïncarneerd; dat hij niet slechts ‘de eenvoudige man van Nazareth’ was, niet een individualiteit zoals Socrates, Plato of Pythagoras. Men moet inzien dat er een principieel verschil bestaat tussen hem en alle anderen. Men moet in hem consequent de Godmens als uniek wezen zien wanneer men een zuiver christelijke scholing wil doormaken, anders heeft men niet de juiste instelling, het juiste gevoel, dat wekkend in de ziel optreedt.

Daarom moet men ook werkelijk in de beginwoorden van het Johannes-evangelie kunnen geloven: ‘In den beginne was de Logos, en de Logos was bij God, en de Logos was God’ tot aan de woorden: ‘En de Logos is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.’ Dus dezelfde geest, die de regent was van de Vuurgeesten, die met de omvorming van de aarde was verbonden en die we ook de Geest van de Aarde noemen, heeft werkelijk onder ons gewoond in een vleselijk omhulsel, heeft werkelijk in een fysiek lichaam geleefd.

Dat moet men erkennen. Kan men dit niet, dan is het beter een andere scholingsweg te doorlopen. Wie echter vanuit deze instelling de eerste zinnen van het Johannes-evangelie tot en met het veertiende vers [1:14] iedere morgen gedurende weken en maanden meditatief op zijn ziel laat inwerken, en wel zo dat hij deze woorden niet alleen begrijpt maar er ook in leeft, zal merken dat ze een wekkende kracht voor zijn ziel bezitten; want dit zijn geen gewone woorden, maar wekkende krachten die in de ziel andere krachten te voorschijn roepen. Alleen moet de leerling het geduld opbrengen ze iedere dag steeds weer op zijn ziel te laten inwerken. Dan worden de krachten die de christelijke scholing nodig heeft door de opwekking van zeer bepaalde gevoelens wakker geroepen. De christelijke weg is meer een innerlijke, terwijl het in de Rozenkruisersscholing de buitenwereld is die de gevoelens doet ontvlammen.

De christelijke weg is een weg die mogelijk wordt door het tot leven wekken van bepaalde gevoelens. Het zijn zeven gevoelsniveaus die wakker moeten worden geroepen. Hierbij komen nog andere oefeningen die alleen van mens tot mens worden aangereikt en op iemands individuele karakter zijn afgestemd. Het is echter beslist noodzakelijk het dertiende hoofdstuk van het Johannes-evangelie te beleven op de wijze waarop ik het nu zal beschrijven.

De leraar spreekt als volgt tot zijn leerling. Je moet zeer bepaalde gevoelens in jezelf ontwikkelen. Probeer je voor te stellen hoe de plant uit de aarde te voorschijn komt. Ze is een hoger ontwikkeld wezen dan de minerale aarde waarin ze groeit, maar ze heeft de aarde nodig. Zij, het hogere, zou zonder het lagere niet kunnen leven. En wanneer de plant kon denken, zou ze tegen de aarde moeten zeggen: ik ben weliswaar hoger dan jij, maar zonder jou kan ik niet bestaan – en ze zou zich dankbaar moeten neerbuigen voor de aarde. Hetzelfde zou ook het dier tegenover de plant moeten doen, want zonder de plant zou het niet kunnen leven, en dit geldt ook voor de mens ten opzichte van het dier.

En wanneer de mens weer een hoger niveau zal hebben bereikt, dan moet hij bij zichzelf denken: nooit zou ik op dit niveau kunnen staan zonder het lagere. Dankbaar moet hij zich neerbuigen voor de lagere bestaansvorm, want deze heeft zijn huidige bestaan mogelijk gemaakt. Geen wezen zou in de wereld kunnen bestaan zonder het lagere, waarvoor het dankbaarheid zou moeten voelen. Zo ook kon de Christus, het hoogste, niet bestaan zonder de twaalf, en op grandioze wijze wordt dit gevoel van zich dankbaar voor hen neerbuigen beschreven in het dertiende hoofdstuk van het Johannes-evangelie: Hij, de Allerhoogste, wast de voeten van zijn leerlingen.

Stelt u zich voor dat dit als fundamenteel gevoel in de menselijke ziel begint te ontwaken. Wanneer de leerling weken- en maandenlang leeft in contemplatieve beschouwingen, die in zijn ziel het gevoel verdiepen hoe het hogere dankbaar omlaag moet zien naar het lagere dat zijn bestaan mogelijk maakt, dan wordt dit eerste fundamentele gevoel tot leven gewekt; en men heeft dit voldoende geproefd en doorleefd op het moment dat bepaalde symptomen optreden: een uiterlijk symptoom en een innerlijk visioen. Het uiterlijke symptoom is dat de mens het gevoel heeft alsof zijn voeten door water omspoeld worden; in het innerlijke visioen ziet hij zichzelf als Christus de voeten van de twaalf wassen.

1 voetwassing

Dat is de eerste trap, die van de ‘voetwassing’. Dit is niet slechts een historische gebeurtenis; ieder kan dit beleven, deze gebeurtenis in het dertiende hoofdstuk van het Johannes-evangelie. Het is een uiterlijke symptomatische aanwijzing voor het feit dat de mens in zijn gevoelswereld zo ver gestegen is dat hij dit kan beleven, en hij kan zo ver niet stijgen in zijn gevoelswereld zonder dat dit symptoom optreedt.

2 geseling

De tweede trap, de ‘geseling’, maakt de leerling door wanneer hij zich in het volgende verdiept. Hoe zal het je vergaan wanneer de smarten en geselslagen van het leven van alle kanten op je afkomen? Je moet jezelf overeind houden, je moet je wapenen tegen alle leed dat het leven met zich meebrengt en je moet het geduldig verdragen. Dat is het tweede fundamentele gevoel dat moet worden doorgemaakt. Het uiterlijk symptoom hierbij is een jeukend en trekkend gevoel dat over het gehele lichaam merkbaar wordt, en meer innerlijk komt dit tot uitdrukking in een visioen waarin de eigen geseling beleefd wordt, eerst in de droom en daarna visionair.

3 doornenkroning

Vervolgens komt de derde trap, de ‘doornenkroning’. Hierbij moet de leerling zich weken- en maandenlang in het volgende gevoel verdiepen: hoe zal het met je gaan wanneer je niet alleen alle leed en smart van het leven moet doorstaan, maar wanneer zelfs het heiligste, je geestelijk wezen, met spot en hoon wordt overladen? En ook nu mag de leerling zich niet beklagen en moet hij beseffen dat hij ondanks alles stand moet houden. De innerlijke kracht die hij ontwikkelt moet hem in staat stellen ondanks spot en hoon overeind te blijven. Ook al wordt zijn ziel van alle kanten met vernietiging bedreigd, hij houdt zich staande! Dan ziet hij zichzelf in een innerlijk astraal visioen met de doornenkroon en voelt een stekende pijn aan de buitenkant van zijn hoofd. Dat is het symptoom dat hij zijn gevoelswereld ver genoeg heeft ontwikkeld om deze ervaring te mogen opdoen.

4 kruisiging

De vierde trap is de ‘kruisiging’. Hierbij moet de leerling weer een zeer speciaal gevoel aankweken. Tegenwoordig identificeert de mens zijn lichaam met zijn ik. Wie de christelijke inwijding wil doormaken moet zich aanwennen om zijn lichaam zo in de wereld met zich mee te dragen alsof hij een vreemd voorwerp, een tafel bijvoorbeeld, met zich meedraagt. Hij moet zijn lichaam als iets vreemds gaan ervaren. Als een vreemd iets draagt hij het met zich mee van de ene plaats naar de andere.

Wanneer de mens dit gevoel sterk genoeg heeft ontwikkeld, treedt datgene op wat het bloedgetuigenis wordt noemd. Op bepaalde delen van het lichaam verschijnen een soort rode vlekken op de huid, waarin de wondtekens van Christus herkenbaar zijn, namelijk op de handen, de voeten en aan de rechterzijde van de borst. Wanneer de mens door de warmte van zijn innerlijk gevoel in staat is het bloedgetuigenis in zich op te wekken, als uiterlijk symptoom, dan verschijnt ook innerlijk, astraal een visioen waarin de mens zijn eigen kruisiging ziet.

5 mystieke dood

De vijfde trap is de zogenaamde ‘mystieke dood’. De mens ontwikkelt in zichzelf steeds meer het gevoel: ik maak deel uit van de gehele wereld; ik ben net zo min een zelfstandig wezen als de vinger aan mijn hand. Hij voelt zich ingebed in de rest van de wereld, voelt zich als een deel ervan. Vervolgens heeft hij het gevoel dat alles om hem heen donker wordt, alsof een zwarte duisternis hem omhult, gelijk een gordijn dat hem steeds nauwer omsluit. Gedurende deze tijd leert de christelijke inwijdeling alle leed en pijn, al het kwaad en onheil waarmee de schepping is behept kennen. Dit is het neerdalen in de hel; dit moet ieder doormaken. Dan vindt er iets plaats dat lijkt op het scheuren van het gordijn, en nu kan de mens de geestelijke werelden zien. Dit wordt het scheuren van het gordijn genoemd.

6 graflegging en opstanding

De zesde trap is de ‘graflegging en opstanding’. Wanneer de mens zo ver is gekomen moet hij kunnen zeggen: ik ben er reeds aan gewend mijn lichaam als iets vreemds te zien, maar nu beschouw ik alles in de wereld als iets dat mij even vertrouwd is als mijn eigen lichaam, dat immers ook uit dezelfde substanties is opgebouwd; elke steen, iedere bloem is me even vertrouwd als mijn eigen lichaam. Dan voelt de mens zich alsof hij in de aarde begraven ligt. Deze trap is noodzakelijkerwijs verbonden met een nieuw leven, met een zich verbonden voelen met het diepste wezen van de aardeplaneet, met de Christus-ziel, die zegt: ‘Zij die Mijn brood eten, treden mij met voeten.’

7 hemelvaart

De zevende trap, de ‘hemelvaart‘ is niet in woorden uit te drukken. Men moet een ziel hebben die niet meer is aangewezen op het instrument van de hersenen om te kunnen denken. Om te kunnen beleven wat de betreffende persoon als de zogenaamde ‘hemelvaart’ doormaakt, moet men een ziel bezitten die dit gevoel kan ervaren.

Het wezen van de christelijke inwijding bestaat in het deemoedig en vol overgave doormaken van deze toestanden. Wie dit alles op ernstige wijze doormaakt, beleeft zijn opstanding in de geestelijke werelden. Niet iedereen kan dit tegenwoordig volbrengen. Daarom is het noodzakelijk dat er een andere methode bestaat die omhoogvoert naar de geestelijke werelden. Dat is de Rozenkruisersmethode.

Ook hiervan wil ik nu zeven onderdelen noemen die een beeld moeten geven van deze scholingsweg. Sommige dingen zijn reeds beschreven in het tijdschrift Luzifer-Gnosis, andere kunnen alleen binnen de scholing zelf van mens tot mens worden meegedeeld, maar men moet er zich enigszins een begrip van vormen wat deze scholing de mens te bieden heeft. Ook deze methode bestaat uit zeven trappen, maar deze hoeven niet na elkaar te worden doorgemaakt; bepalend is hier de individualiteit van de leerling. De leraar geeft de oefeningen aan die hij geschikt acht voor zijn leerling, en nog vele andere dingen spelen een rol, die niet in het openbaar kunnen worden meegedeeld.

De zeven trappen zijn de volgende:

    1. Studie
    2. Imaginatieve kennis
    3. Geïnspireerde kennis of het lezen van het occulte schrift
    4. Bereiding van de Steen der Wijzen
    5. Overeenstemming tussen macrokosmos en microkosmos
    6. Eenwording met de macrokosmos
    7. Godzaligheid

1 studie

De studie in de zin van de Rozenkruisers omvat het zich kunnen verdiepen in een gedachteninhoud die niet afkomstig is uit de fysieke werkelijkheid, maar uit de hogere werelden; het is datgene wat men het leven in het zuivere denken noemt. Het is iets waarvan het bestaan zelfs door de tegenwoordige filosofen meestal geloochend wordt; ze beweren dat ieder den- ken nog iets van een zintuiglijke voorstelling moet bevatten. Dat is echter niet het geval, want geen mens kan bijvoorbeeld een werkelijke cirkel zien. Een cirkel moet men in de geest zien; een op het bord getekende cirkel is alleen maar een verzameling van kleine krijtdeeltjes. Een werkelijke cirkel kan men alleen laten ontstaan wanneer men afziet van alle voorbeelden, van de uiterlijke werkelijkheid. Daarom is het denken in de wiskunde bovenzinnelijk van aard.

Maar ook met betrekking tot alle andere dingen in de wereld moet men bovenzinnelijk leren denken, en op dezelfde wijze hebben de ingewijden steeds nagedacht over het wezen van de mens. De theosofie van de Rozenkruisers is een dergelijke vorm van bovenzinnelijk kennen en het bestuderen hiervan, zoals we dat hier hebben gedaan, is de eerste trap binnen de Rozenkruisersscholing zelf. Niet om uiterlijke redenen geef ik deze uiteenzetting van de theosofie van de Rozenkruisers, maar omdat dit de eerste trap van de Rozenkruisers-inwijding is.

De mensen geloven maar al te vaak dat het onnodig is te spreken over de menselijke wezensdelen, over de evolutie van de mensheid of over de verschillende planetaire ontwikkelingen. Ze willen liever mooie gevoelens in zichzelf laten ontstaan, met ernst studeren willen ze niet. Maar ook al verzamelt men nog zo veel mooie gevoelens zelf in zijn ziel, het is onmogelijk alleen hierdoor in de hogere werelden binnen te dringen. De theosofie van de Rozenkruisers wil geen mooie gevoelens opwekken, maar door de geweldige feiten van de geestelijke werelden de gevoelens zelf in de ziel laten opklinken.

De Rozenkruiser ervaart het als een soort schaamteloosheid wanneer hij de mensen met gevoelens overrompelt. Hij maakt ze wegwijs in de ontwikkelingsgang van de mensheid in de veronderstelling dat de gevoelens dan vanzelf ontstaan. Hij laat voor hen het beeld oprijzen van de veranderende aardeplaneet in het wereldruim en wanneer de ziel dan deze feiten beleeft, moet zij hierdoor machtig in haar gevoelens worden aangegrepen. Het is slechts een uitvlucht wanneer wordt beweerd dat men zich rechtstreeks op het gevoel moet richten. Dat is maar gemakzucht.

De theosofie van de Rozenkruisers laat de feiten voor zich spreken, en wanneer deze gedachten vervolgens in het gevoel binnenstromen en het overweldigen, dan is dat de juiste weg. Alleen datgene wat de mens uit zichzelf ervaart, kan hem bezielen. De Rozenkruiser laat de feiten in de kosmos spreken, want dit is de meest onpersoonlijke onderrichtsmethode.

Het is volkomen onverschillig wie er voor u staat, want het gaat er niet om dat u door een persoonlijkheid wordt gegrepen, maar door hetgeen deze u meedeelt over de feiten van de kosmische ontwikkeling. Daarom is iedere rechtstreekse verering van de leraar in de Rozenkruisersscholing misplaatst. Hij maakt geen aanspraak op een dergelijke verering, hij heeft deze niet nodig. Hij wil tot de leerling spreken over datgene wat buiten hem om bestaat.

Wie nu wil binnendringen in de hogere werelden, moet zich gewennen aan een wijze van denken die de ene gedachte uit de andere laat ontstaan. Ik heb deze wijze van denken toe- gepast in mijn boeken De filosofie van de vrijheid en Wahrheit und Wissenschaft. Deze boeken zijn niet zo geschreven dat men een bepaalde gedachte zou kunnen nemen en deze op een andere plaats zou kunnen neerzetten; ze zijn veeleer geschreven op de wijze waarop een organisme ontstaat; de ene gedachte spruit als het ware organisch uit de andere voort. Deze boeken hebben helemaal niets uit te staan met degene die ze heeft geschreven. Hij heeft zich laten leiden door wat de gedachten zelf in hem lieten ontstaan, door hetgeen zich als een opeenvolgende gedachtenreeks in hem ontwikkelde.

Zo betekent de studie voor degene die deze op een bepaald elementair niveau wil volbrengen, dat hij kennis moet nemen van de elementaire feiten van de geesteswetenschap zelf, terwijl het voor degene die verder wil komen betekent dat hij zich moet verdiepen in een gedachtebouwwerk waarin de ene gedachte als vanzelf uit de andere voortkomt.

2 imaginatie kennis

De tweede trap is de imaginatieve kennis, de kennis die aansluit bij wat de mens tijdens de studie door het denken wordt aangereikt. Dat is de basis en deze moet door de eigen imagina- tieve kennis verder worden ontwikkeld. Wanneer u zich heldere voorstellingen maakt van bepaalde dingen die ik in de laatste voordrachten heb aangeduid, dan zult u bijvoorbeeld in de echo een herinnering beleven aan processen die op Saturnus schering en inslag waren.

De mogelijkheid bestaat om de gehele ons omringende wereld te beschouwen als de fysionomie van een innerlijke geestelijke werkelijkheid. Mensen lopen over de aarde; ze beschouwen deze als een conglomeratie van rotsen en stenen. De mens moet echter leren begrijpen dat alles om hem heen de ware fysieke uitdrukking is van de geest van de aarde. Evenals het menselijk lichaam bezield is, is de aardeplaneet de uiterlijke manifestatie van een innerlijke geest. Pas wanneer de mensen de aarde zien als een mens, met lichaam en ziel, kunnen ze begrijpen wat Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11) heeft bedoeld toen hij zei ‘Al het vergankelijke is slechts een gelijkenis.’

Wanneer u ziet hoe er op iemands wang een traan parelt, dan onderzoekt u niet met behulp van de wetten der fysica hoe vlug of hoe langzaam de traan naar beneden rolt, maar u ziet hierin een uiterlijke manifestatie van een innerlijk verdriet van de ziel, net zoals een glimlachend gezicht de innerlijke vreugde van de ziel tot uitdrukking brengt. De leerling moet zo ver komen dat hij, wanneer hij door een weide loopt, in elke bloem de uiterlijke manifestatie van een levend wezen, van een innerlijke aardegeest ontwaart. Sommige bloemen lijken op parelende tranen; in andere openbaart zich de blijdschap van de geest der aarde. Iedere steen, elke plant, elke bloem, alles is voor hem de uiterlijke manifestatie van de innerlijke aardegeest, diens fysionomie, die tot hem spreekt. En hij ervaart al het vergankelijke als een gelijkenis voor het eeuwige dat erin tot uitdrukking komt.

Dit soort gevoelens kwamen in de graal-leerling en Rozenkruiser tot leven. Gezegd werd tegen hem: Kijk naar de bloemkelk die de zonnestraal ontvangt. Deze roept de zuivere productieve krachten te voorschijn die in de plant sluimeren. Daarom wordt de zonnestraal de ‘heilige liefdeslans’ genoemd. Richt je blik nu op de mens. Hij staat hoger dan de plant. Hij heeft dezelfde organen in zich, maar bij hem is dat wat de plant volkomen zuiver en kuis in zich bergt doormengd met onkuise lust en begeerte.

De toekomst van de menselijke ontwikkeling bestaat hierin dat de mens weer kuis en zuiver door middel van een ander productief orgaan, een omgevormd orgaan, zijn evenbeeld zal uitspreken en zo ter wereld zal brengen. Kuis en zuiver, zonder hartstocht, zonder begeerte zal dit productieve menselijke orgaan zijn, gelijk de bloemkelk die zich kuis omhoogricht naar de heilige liefdeslans. De mens zal zich openstellen voor de geestelijke straal van de wijsheid en deze zal hem bevruchten, opdat hij een wezen kan voortbrengen dat zijnsgelijke is. Dit orgaan zal het strottehoofd zijn. De leerling van de graal werd op dit feit gewezen: De lager ontwikkelde plant bezit deze kuise kelk, de mens heeft deze verloren. Hij is afgedaald tot de onkuise begeerte. Hij moet deze kelk weer laten ontstaan uit de vergeestelijkte zonnestraal. In kuisheid moet hij datgene ontwikkelen wat de heilige graal van de toekomst wordt.

Dit is het grote ideaal dat de leerling voor zich ziet. Datgene wat zich in een geleidelijke ontwikkeling binnen de gehele mensheid voltrekt, beleeft de ingewijde reeds eerder. Hij toont ons de evolutie van de mensheid in beelden en deze beelden werken heel anders dan de abstracte begrippen die het tegenwoordige materialistische tijdperk heeft voortgebracht. Wanneer u zich deze ontwikkeling voorstelt in zulke verheven en geweldige beelden als dat van de graal, dan is de werking die hiervan uitgaat een andere dan die van het gewone kennen, dat niet in staat is uw organisme diepgaand te beïnvloeden. De imaginatieve vorm van kennis werkt door in het etherlichaam en van hieruit in het bloed, en dit is de bemiddelaar waardoor tenslotte het organisme wordt omgevormd.

De mens zal steeds meer het vermogen ontwikkelen om via zijn etherlichaam aan zijn organisme te werken. Alle imaginatieve kennis die van de waarheid uitgaat is tegelijkertijd gezondmakend en heilzaam; ze maakt het circulerende bloed gezond. De beste opvoeder is de imaginatieve kennis, wanneer de mens maar voldoende kracht en toewijding bezit om deze op zich in te laten werken.

2 het lezen van het occulte schrift

De derde trap is het lezen van het occulte schrift, dat wil zeggen dat de leerling niet alleen afzonderlijke beelden waarneemt, maar dat hij de verhouding tussen deze verschillende beelden op zich laat inwerken. Hieruit ontstaat datgene wat men het occulte schrift noemt. Met behulp van de imaginatie begint men de krachtlijnen die in die gehele wereld scheppend werkzaam zijn, te rangschikken tot bepaalde figuren en kleurvormen. Men leert een innerlijke samenhang gewaar te worden die in deze figuren tot uitdrukking komt: dit werkt als geestelijke toon, als de harmonie der sferen, want deze figuren zijn een afspiegeling van de ware kosmische verhoudingen. Ons schrift is een laatste decadent overblijfsel van dit oude occulte schrift; oorspronkelijk is het hiervan afgeleid.

4 de bereiding van de steen der wijzen

De vierde trap, de zogenaamde ‘bereiding van de steen der wijzen’, bereikt de mens door middel van oefeningen die het ademhalingsproces zijn gericht. Wanneer de mens op de door de natuur voorgeschreven wijze ademhaalt, dan heeft hij de plant nodig om te ademen. Wanneer er geen planten zouden bestaan zou hij niet kunnen leven, want de plant geeft hem de zuurstof en assimileert de koolstof die hij zelf uitademt. De plant gebruikt de koolstof voor de opbouw van haar eigen organisme en geeft de zuurstof terug, zodat de voor de mens noodzakelijke zuurstof steeds wordt vernieuwd door de plantenwereld. De mensheid zou niet op zichzelf kunnen bestaan; wanneer u de plantenwereld wegdenkt zou de mensheid binnen afzienbare tijd uitsterven. Er is sprake van een kringloop: u ademt de zuurstof in die de plant uitademt; u ademt weer koolstof uit die de plant op haar beurt inademt en waaruit ze haar eigen lichamelijke substantie opbouwt. Op deze wijze maakt de plant deel van mij uit; zij is het instrument dat mij in leven houdt. Hoe de plant haar lichaam uit koolstof opbouwt ziet u aan de steenkool, die niets anders is dan afgestorven plantenresten.

De scholing van de Rozenkruisers leert de mens, hoe hij door een bepaalde regulering van het ademhalingsproces het orgaan kan ontwikkelen dat in hemzelf voor de omzetting van koolstof in zuurstof kan zorgen. Wat de plant tegenwoordig buiten de mens doet zal later door een orgaan van de toekomst, dat de mens door deze scholing nu reeds tot ontwikkeling brengt, in hemzelf worden bewerkstelligd. Dit wordt geleidelijk aan voorbereid. Door de regulering van het ademhalingsproces zal de mens het instrument voor de bereiding van de zuurstof zelf bezitten. Hij zal zijn natuur met de plant gemeenschappelijk hebben, terwijl hij thans mineraal is. Hij houdt de koolstof binnen en bouwt hiermee zijn lichaam op. Daarom zal zijn lichaam later meer op dat van de plant lijken; dan is hij in staat de heilige liefdeslans te ontmoeten.

De gehele mensheid zal dan een bewustzijn bezitten zoals de ingewijde dat tegenwoordig ontwikkelt, wanneer hij zich verheft tot de hogere werelden. Men noemt dit de omvorming van de menselijke substantie in die substantie, waarvan de koolstof zelf de basis vormt. Dat is de alchemie die ertoe leidt dat de mens zijn eigen lichaam op soortgelijke wijze zal opbouwen als de tegenwoordige plant. Dit wordt het bereiden van de Steen der Wijzen genoemd, en de koolstof is hiervoor het uiterlijke symbool. Maar pas dan is dit de Steen der Wijzen, wanneer de mens deze met behulp van zijn gereguleerde ademhalingsproces zelf zal kunnen voortbrengen. Deze leer kan alleen van mens tot mens worden meegedeeld; ze is in een diep mysterie gehuld en pas nadat de leerling geheel gelouterd en gezuiverd is kan hij dit mysterie deelachtig worden. Wanneer men het thans in de openbaarheid zou brengen, dan zouden de mensen in hun egoïsme met dit hoogste geheim de laagste behoeften bevredigen.

5 overeenstemming tussen macrokosmos en microkosmos

Het vijfde is de overeenstemming tussen macrokosmos en microkosmos. Wanneer we de wordingsgang van de mensheid overzien, dan zien we dat al wat tegenwoordig in de mens te vinden is, zich geleidelijk aan van buiten naar binnen heeft ontwikkeld; het was immers zo dat de klieren bijvoorbeeld op de Zon buiten groeiden net zoals tegenwoordig de paddestoelen. Alles wat tegenwoordig door de menselijke huid wordt omsloten bevond zich dus ooit buiten de mens. Het menselijk lichaam bestaat als het ware uit kleine stukjes die zijn samengevoegd uit wat buiten over de omgeving was verspreid. Elk deel van uw fysieke lichaam, etherlichaam en astraal lichaam bevond zich ergens buiten in de wereld. Dat is de macrokosmos in de microkosmos. Uw ziel zelf bevond zich immers nog buiten in de godheid. Wat in onszelf is komt overeen met een ding dat buiten is, en we moeten deze werkelijke overeenkomsten
in ons ervaren.

U kent het punt op het voorhoofd, vlak boven de neuswortel; dit drukt uit dat een bepaald iets, dat vroeger buiten de mens was, zijn intrek in hem heeft genomen. Wanneer u zich met meditatieve aandacht op dit orgaan concentreert, zich erin begeeft, dan betekent dit meer dan alleen maar een broeden op dit punt; dan leert u het deel van de buitenwereld kennen dat met dit punt overeenstemt. Ook het strottehoofd en de krachten die dit hebben opgebouwd leert u op deze wijze kennen. Zo leert u de macrokosmos kennen, doordat u in uw eigen lichaam onderduikt.

Dit is iets anders dan in zichzelf zitten broeden. U moet niet zeggen: daarbinnen is God, hem wil ik zoeken! U zou alleen maar de kleine mens vinden, die uzelf tot God opblaast. Wie alleen maar spreekt over dit broeden in het eigen binnenste komt nooit werkelijk tot inzicht.

6 eenwording met de macrokosmos

Het verwerven van inzicht langs de weg van de theosofie van de Rozenkruisers is minder eenvoudig en vereist concrete inspanning. De wereld is vol heerlijke en grootse dingen. Men moet zich daarin verdiepen; men moet God in zijn afzonderlijke aspecten kennen, dan kan men hem in zichzelf vinden en dan leert men God pas in de totaliteit kennen.

De wereld kan met een groot boek worden vergeleken. In de scheppingsvormen kunnen we de afzonderlijke letters vinden; deze moeten wij van het begin tot het einde lezen: dan leren wij het boek microkosmos en het boek macrokosmos van begin tot eind lezen. En dit is dan geen louter begrijpen meer; het zijn gevoelens die zich ontplooien, het is een versmelting van de mens met de gehele wereld, en hij ervaart nu alle dingen als een manifestatie van de goddelijke geest van de aarde.

7 godzaligheid

Wanneer de mens zo ver is, dan handelt hij geheel vanzelf vanuit de wil van de gehele kosmos en dat is de godzaligheid.

Wanneer wij in staat zijn zo te denken, dan gaan we de weg van de Rozenkruisers. De christelijke scholing baseert zich meer op het gevoel, dat in het innerlijk wordt ontwikkeld; de scholing van de Rozenkruisers laat op ons inwerken wat zich over de fysieke werkelijkheid heeft uitgebreid als het goddelijke wezen van de aarde en laat dit in innerlijke beleving uitmonden. Dit zijn twee wegen die ieder mens kan gaan. Wanneer u denkt in de geest van deze tijd, dan kunt u de weg van de Rozenkruisers gaan, ook al bent u nog zo wetenschappelijk ingesteld. De moderne wetenschap is zelfs een hulpmiddel, wanneer u de ontwikkeling van de werelden niet alleen in letters volgt, maar ook zoekt in datgene wat hierachter verborgen ligt, net zoals men in een boek ook niet de letters bekijkt, maar al lezende de betekenis hieruit opmaakt. U moet de geest achter de wetenschap zoeken, dan is de wetenschap voor u alleen maar de letter van de geest.

Dit alles is niet bedoeld als een volledig overzicht van de Rozenkruisersleer; het zijn slechts aanduidingen die doen vermoeden wat in deze leer gevonden kan worden. Het is een weg voor de tegenwoordige mens, een weg die hem in staat stelt aan de toekomst te werken. Dit zijn slechts de grondbeginselen om deze weg te karakteriseren. Hierdoor krijgen we een idee hoe de mens met behulp van de Rozenkruisersmethode zelf kan doordringen in de hogere geheimen.

De mensheid heeft de geesteswetenschap nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen.  Wat noodzakelijk is opdat de mensheid grondig verandert, moet door de mensen zelf teweeg worden gebracht. Wie in zijn tegenwoordige incarnatie de waarheid in zich opneemt, zal in latere incarnaties zelf vorm geven aan de uiterlijke gestalte waarin de diepere waarheden kunnen verschijnen.

Zo voegt dat wat wij in deze cursus hebben besproken zich samen tot één geheel. Het is het instrument dat scheppend werkzaam moet zijn voor de toekomstige cultuur. Dit alles wordt nu onderwezen, omdat de toekomstige mens deze visies nodig heeft, omdat ze deel moeten gaan uitmaken van de ontwikkelingsgang van de mensheid. Iedereen die deze waarheid van de toekomst niet in zich op wil nemen leeft op kosten van anderen. Daarentegen leeft degene die haar in zich opneemt juist vóór de anderen, zelfs wanneer het verlangen dat hem naar de hogere werelden drijft in het begin egoïstisch van aard is. Wanneer de weg maar de juiste is, dan wordt het verlangen vanzelf uitgeroeid en door onzelfzuchtigheid vervangen.

De mensheid heeft de occulte ontwikkeling nu nodig, en deze moet haar ingeplant worden. Alleen een ernstig, oprecht streven naar de waarheid dat de dingen een voor een onderzoekt leidt tot ware broederschap, dit alleen is de grote tovenaar die de mensheid verenigt. Dit moet als middel dienen om het grote einddoel van de mensheid, de eenheid, naderbij te brengen, en dit doel zullen we bereiken, wanneer we de middelen hiervoor in onszelf ontwikkelen, wanneer we proberen deze middelen op de edelste en schoonste wijze te verwerven, want waar het om gaat is de heiliging van de mensheid door deze middelen.

Zo verschijnt de geesteswetenschap voor ons niet alleen als een groot ideaal, maar ook als een kracht waarmee we ons doordringen, en uit deze kracht stroomt ons de ware kennis toe. De geesteswetenschap zal zich steeds meer onder de mensen verbreiden, ze zal alle religieuze en praktische levensgebieden steeds meer doordringen, net zoals de grote wet van het bestaan alle wezens doordringt; ze is een factor in de ontwikkeling van de mensheid.

In deze zin is de theosofie van de Rozenkruisers hier uiteengezet. Wanneer ze is begrepen, niet alleen als een abstractie maar zodanig dat ze langs de weg van de inzichten tot gevoelens heeft geleid, dan kan ze rechtstreeks in het leven doorwerken. Wanneer deze inzichten in alle delen van ons organisme, van het hoofd in het hart en van hieruit in onze handen, in al ons doen en laten binnenstromen, dan hebben we de grondslag van de geesteswetenschap begrepen. Dan hebben we de belangrijke culturele taak die ons in handen is gegeven begrepen en dan ontwikkelen zich uit deze inzichten ook de gevoelens die een gemakzuchtig iemand graag direct zou willen ontwikkelen.

De theosofie van de Rozenkruisers wil niet in gevoelens zwelgen, ze wil u de geestelijke feiten onder ogen brengen. De mens moet meewerken, hij moet zich door de feiten die hem worden beschreven laten activeren, hij moet daardoor bepaalde gevoelens en belevingen in hem tot leven laten komen. In deze zin moet de theosofie van de Rozenkruisers een machtige impuls worden voor de gevoelswereld, maar tegelijkertijd moet ze iets zijn wat ons rechtstreeks binnenleidt in de feiten van de bovenzinnelijke waarnemingen, wat deze feiten eerst als levende gedachten laat ontstaan en de zoekende mens vervolgens omhoogvoert naar de hogere werelden.

Dit kan worden gezien als de eigenlijke zin van deze voordrachten.

Rudolf Steiner,(fakkeldrager van het Rozenkruis 16), De theosofie van de rozenkruisers, voordracht München 22 mei 1907

BESTEL DE THEOSOFIE VAN DE ROZENKRUISERS

LEES OVER DE BOVENSTAANDE VIJF BOEKEN VAN RUDOLF STEINER