De imitatie van Christus – nieuwe vertaling als jubileumuitgave van het mystieke meesterwerk van Thomas Kempis

BESTEL DE IMITATIE VAN CHRISTUS – JUBILEUMUITGAVE

Op donderdag 26 september 2024 is de jubileumeditie gepresenteerd van De imitatie van Christus van Thomas Kempis, tot nu toe vooral bekend onder de naam De navolging van Christus. Het was de viering van de 600ste verjaardag van deze mystieke klassieker in Zwolle, de bakermat van de moderne devotie. De uitgave is een dikke hardback met een nieuwe en verbeterde vertaling, direct uit het Latijn, en toch in sprankelend Nederlands van Frank de Roo. Het omslag toont een gedeelte van het middenpaneel van het wereldberoemde veelluik ‘Het lam Gods’ van Jan van Eyck in Gent. Het notenapparaat ontsluiert de duizenden verborgen citaten en biedt een ongezien inzicht in zowel de Bijbelse als buiten-Bijbelse bronnen. In de inleidingen wordt alle relevante kennis over Thomas Kempis samengevat, en zijn bovendien veel nieuwe ontdekkingen bijeengebracht. Hieronder volgt het voorwoord van Frank de Roo. 

Thomas Hemerken van Kempen (1380-1471), studeerde in Deventer en trad in het klooster bij Zwolle. Zijn boek over ‘De imitatie van Christus’ is sinds 600 jaar het meest verspreide en geliefde boek na de Bijbel.

Frank Joris G.J. de Roo (Lommel, 1968), studeerde Latijn-Grieks in Turnhout en Rechten in Leuven. Eerder verschenen van zijn hand: Thomas Kempis, Dialoog met novicen (2018) en Thomas Kempis, Leven van Geert Grote (2021).

VOORWOORD

Zeker geloof ik jullie, lezers, verwondering, waarom, wanneer zoveel eminente geleerden en geestelijken zwijgen, juist ik spreek: een leek, die het ontbreekt aan ervaring, gezag en opleiding. Allen zullen echter instemmen dat de armste bedelaar ook de meeste dank is verschuldigd aan zijn weldoener. Zij mogen dus zwijgen, maar ik moet wel spreken.

Een buitenstaander biedt bovendien ook veel voordelen. Onwetend als hij is, bekijkt hij de zaak met nieuwe ogen. Ook zal hij minder voor vanzelfsprekend aannemen en minder jargon gebruiken, maar meer moeite doen om alles voor allen begrijpelijk te maken. Bovendien is hij niet gebonden aan enige club, instelling of organisatie, waardoor hij uit vrees voor gevoeligheden dingen zou kunnen verbloemen of verzwijgen of zelfs leugens om bestwil zou vertellen, maar kan hij vrijmoedig de waarheid spreken. En zeker geloof ik in de waarheid en dat die ons zal bevrijden. Niettemin zal ik ook vlug in veel dingen tekortschieten: daarvoor vraag ik vergiffenis, nu ik aanstalten maak om de resultaten van mijn onderzoek te delen.

De imitatie van Christus of Navolging van Christus (latijn: De imitatione Christi) is een geestelijk handboek zonder gelijke. Het heeft de voorbije zes eeuwen op eigen kracht een grote reputatie opgebouwd als het meest vertaalde en verspreide boek na de Bijbel. Het heeft op ontelbare mensen een grote invloed uitgeoefend, of ze het beseffen of niet. En dat is toch wel bijzonder voor een bescheiden auteur van eigen bodem: Thomas Hemerken van Kempen. Reden genoeg voor een jubileumuitgave bij de zeshonderdste verjaardag van het boek.

Zeshonderd jaar, weten we dat ook zeker? Ja, de datum van voltooiing is wonderlijk nauwkeurig te bepalen. Zeshonderd jaar geleden, rond 17 november 1424, bracht Thomas een bezoek aan het klooster van Windesheim. In een droom voorzag hij toen ook de dood van de prior van Win- desheim. Maar waarom vertelt hij dat allemaal, wat ging hij toen doen in Windesheim? Kenners vermoeden dat hij toen ook de laatste delen van de Imitatio Christi heeft ingeleverd. Immers, in 1425 konden de vier boeken gekopieerd worden in Windesheim, rechtstreeks van het manuscript van de auteur, zoals blijkt uit de colofon van de codex van Kirchheim. Bovendien begon Thomas in 1425 met een nieuw, groot project: zijn kopie van de Bijbel. Alles wijst er dus op dat in 1425 de Imitatio Christi volledig voltooid was – nadat hij hier bijna twintig jaar aan had gewerkt!

En net zoals Thomas 600 jaar geleden heb ook ik nu lang en geduldig aan dit boek mogen werken – maar hij als een verlichte wijze, ik als een trage vertaler. Het resultaat is uiteindelijk niet alleen een nieuwe vertaling, maar ook een studie van de bronnen én van Thomas’ leven en werken, met daarbij vele verrassende vondsten. Dit laatste hoeft ook niet te verwonderen, want hier lag nog het meeste onontgonnen terrein: Thomas’ leven en werk blijkt nog maar amper onderzocht te zijn.

Zowel de vertaling als de inleiding zijn nu ingedeeld in vier delen: zoals het origineel 600 jaar geleden is verschenen. Dit is ook nuttig, want om deze boeken beter te begrijpen, moet men ze elk afzonderlijk bekijken. De structuur van de Imitatio Christi bestaat immers in de eerste plaats uit deze verdeling in vier boeken. Elk deel heeft ook een eigen titel, een eigen karakter en eigen thema’s. Stilzwijgend volgt de auteur daarbij een klassieke, drieledige structuur: van beginners over gevorderden tot volmaakten. Het eerste deel behandelt de beginselen van het geestelijk leven; het is tegelijk nederig én ambitieus, vurig en dynamisch. Het tweede deel trekt de lezer verder naar binnen en ontvouwt al de geheimen van vrede, vreugde en lijden. De laatste boeken voeren ten slotte omhoog naar mystieke hoogten en het einddoel van het leven; mystieke gevoeligheid gaat hier gepaard met de grootste gelijkmoedigheid.

Wat nog meer te vertellen over dit goddelijk boek? Thomas toont iedereen de weg naar een directe relatie met God. Terloops is hij ook een groot Bijbelleraar door de talloze citaten die hij verweeft in zijn tekst. Bovenal is hijzelf een meester in het schrijven van pakkende zinnen. Enkele voorbeelden: ‘Zonder liefde baat een uiterlijk werk niets, maar om het even wat uit liefde wordt gedaan, hoe klein en verachtelijk het ook mag zijn, wordt geheel vruchtbaar.’ ‘Hoe snel gaat ’s werelds roem voorbij!’ ‘Stoor je niet aan het gezag van de schrijver, of hij nu weinig of zeer belezen is, maar laat de liefde voor de zuivere waarheid jou trekken tot lezen. Vraag niet wie dit gezegd heeft, maar let op wat er gezegd wordt.’

Zijn zinnen blijven hangen en leiden tot verdieping en verbetering. Het gaat echter om meer dan wat losse spreuken. De Imitatio Christi blijkt uiteindelijk een complete samenvatting te zijn van de christelijke leer en wijsheid, echter zonder veel theorie of dogma’s, maar louter met het oog op de praktische toepassing in het dagelijks leven. Twee veelgeprezen eigenschappen zijn dan ook de eenvoud en doeltreffendheid. Door de eenvoudige stijl is het goed te begrijpen, ook al is het zeer diep. Bovendien is het zeer effectief: wie dit in praktijk brengt, gaat snel vooruit.

Het grote belang blijkt verder uit het brede publiek dat zich hierdoor aangesproken voelt. Heiligen en hervormers, schrijvers en schilders, wetenschappers en dichters, jonge beginners en oude pausen: allemaal hebben ze zich door dit boek laten inspireren. Als men de grote verscheidenheid onder zijn lezers bekijkt, is het zelfs wonderlijk hoe Thomas, ondanks zijn teruggetrokken leven in het klooster, zoveel mensen in de wereld weet te bekoren.

Wat heeft Ignatius van loyola gemeen met Margareta van York? En Teresa van Avila met Thomas More? Wat verbindt Don Bosco met Agatha Christie? En Theresa van Lisieux met Honoré de Balzac? Wat hebben Padre Pio en Samuel Beckett gemeen? Of Filippus Neri en Oscar Wilde? Wat verbindt Franciscus van Sales met George Eliot? En Vincent de Paul met George Sand? Wat heeft Pierre Corneille gemeen met Joost van den Vondel? En kardinaal de Richelieu met Carl Jung? Wat verbindt Vincent van Gogh met James Joyce? Of Desiderius Erasmus met Jeroen Bosch? Wat heeft Maria Mazzarello gemeen met Edith Cavell? Of John Newton met John Wesley? Wat verbindt Bernadette de Soubirous met André Ampère? En Gottfried Leibniz met Willem Teellinck? Wat heeft luis de Granada gemeen met Samuel Johnson? En Louis de Montfort met Samuel Richardson? Wat verbindt Jean-Jacques Rousseau met Rudolf Steiner? En Søren Kierkegaard met Jiddu Krishnamurti? Wat heeft Swami Vivekananda gemeen met Auguste Comte? En Benoît Labre met Emile Zola? Wat verbindt Johann Jordan met Willem Kloos? En Jan David met José Rizal? Wat heeft Bill Naughton gemeen met Umberto Eco? En Eknath Easwaran met Amado Nervo? Wat verbindt Titus Brandsma met Dietrich Bonhoeffer? En Thomas Merton met Dag Hammarskjöld? Zij allen bevelen het boek aan, zij allen lazen de Imitatio Christi, en zijn hierdoor vooruitgegaan.

De filosoof Fontenelle noemde dit ‘het mooiste boek geschreven door een mensenhand (want het Evangelie komt niet uit een mensenhand)’. De bisschop Bossuet gaf het de eretitel ‘het vijfde Evangelie’. Theresa van Lisieux schreef: ‘Dit kleine boek verliet me nooit, in de zomer in mijn zak, en in de winter in mijn mouw. Ik kende bijna alle hoofdstukken vanbuiten.’ Don Bosco getuigde: ‘dit kleine, grootse boek bevat in één enkele regel meer wijsheid dan de dikke delen van de antieke schrijvers.’ Vincent van Gogh noemde het ‘een heerlijk boek, dat veel licht geeft’; ‘daar zijn woorden in zo diep en ernstig, dat men ze niet zonder ontroering en bijna vrees kan lezen.’ Honoré de Balzac stelde dat het ‘onmogelijk is om niet gegrepen te worden door de Imitatie’; hij noemde het ‘een betrouwbare vriend’, en ‘het Evangelie, vertaald en aangepast aan alle tijden’. George Eliot getuigde: ‘Dit kleine, ouderwetse boek, waarvoor je maar zes stuivers hoeft te betalen in een boekenstalletje, verricht tot op de dag van vandaag wonderen en ver- andert bittere wateren in zoetheid; terwijl dure preken en nieuw uitgegeven verhandelingen alles bij het oude laten.’ De lamartine schreef: ‘De imitatie van Christus bevat op zich meer filosofie en poëzie, dan al die poëten en filosofen.’ Shailer Mathews verklaarde: ‘Iemand die nooit onder de invloed hiervan is gekomen, heeft iets gemist waardoor hij nederiger zou zijn geworden en meer ambitieus voor een zuiver leven.’ Robertus Bellarminus getuigde: ‘Ik heb dit werkje vanaf mijn jeugd tot in mijn oude dag vaak gelezen en herlezen, en het heeft mij steeds nieuw geschenen.’ John Wesley schreef: ‘Een ernstige geest zal hier nooit genoeg van krijgen, ook al herleest men het duizend keer.’

Thomas is niet alleen een origineel schrijver en zeer belezen, hij is ook een uitstekend latinist. Zijn gevarieerde woordenschat is indrukwekkend, zonder dat hij ooit zijn toevlucht neemt tot gewichtige woorden. Het spel met beelden en klanken maakt dit al tot poëtisch proza. Dit wordt bekroond door een ritmische stijl, die Cicero zelf de loef afsteekt. Dit schitterende latijn heeft dan ook van in het begin veel bijgedragen tot het succes van het boek. Dit virtuoze taalgebruik recht doen in een vertaling, is helaas onmogelijk. Een groot kenmerk van het origineel is echter ook de eenvoud en helderheid. Het voornaamste doel van de vertaling is dan ook om even helder en eenvoudig te blijven. Daarnaast is echter getracht om toch ten minste hier en daar ook iets te bewaren van de vele stijlfiguren, zoals het ritme en rijm, de alliteraties en assonanties, de anaforen en inclusies.

Waarom echter een nieuwe vertaling maken, als er al zoveel vertalingen zijn? Hadden wij dan niet een oude vertaling kunnen nemen en die wat opkalefateren? Als dit zo een belangrijk boek is, heeft de lezer echter ook recht op de best mogelijke vertaling. Bovendien is ook in het Nederlands ruimte voor meerdere vertalingen – in het Engels en Italiaans zijn zelfs tientallen edities tegelijk beschikbaar – zodat eenieder kan bediend worden naar eigen smaak. De ene verkiest misschien een vlotte bewerking, terwijl een ander de voorkeur geeft aan een klassieke, trouwe vertaling, en een derde leest graag meerdere verschillende vertalingen.

Nu heeft de vertaling van de classicus Gerard Wijdeveld van 1957 de lat wel hoog gelegd, en toch moet ook deze verbeterd worden. Na zeventig jaar is zijn taalgebruik immers licht verouderd. Ik noem Wijdeveld als voorbeeld, omdat het een uitstekende vertaling is, zowel door zijn goede aanvoelen van het latijn als door zijn mooie Nederlands. Zijn vertaling heeft dan ook veel invloed gehad op alle vertalers na hem, en werd na vijftig jaar nog herdrukt. Niettemin is ook Wijdeveld niet geheel vrij van fouten. Een mooie, symbolische fout is bijvoorbeeld Boek I,16,13, waar hij in het begin van de zin dit belangrijk zinsdeel is vergeten: ‘want niemand is zonder fout’.

Interessant is ook Boek I,18,20, waar hij vertaalt: ‘… dat zij echt heilige en volmaakte mensen zijn geweest, die in manmoedige strijd de wereld met voeten traden.’ Dit heeft hij wellicht overgenomen van de vertaling van Rutger Bouman (1904). Nu kan men in het latijnse ‘suppeditare’ met enige fantasie wel de woorden ‘sub pedibus’ (‘onder de voeten’) lezen; toch betekent dit niet ‘onder de voeten treden’, maar iets heel anders, namelijk: ‘(rijkelijk) voorzien van’. De vertaling wordt dan: ‘dat zij werkelijk heilige en volmaakte mensen waren, die de wereld hebben voorzien van zo dappere militanten.’ In plaats van een cliché over het ‘vertrappelen van de wereld’ is het nu een originele gedachte. Dit is bovendien interessant, omdat het al een heel oude fout blijkt te zijn, die in alle vertalingen voorkomt (ook in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Spaans …). Hier wordt dus al zeshonderd jaar een fout overgenomen van oudere vertalingen, zonder dat ooit iemand de moeite nam om het na te kijken in het woordenboek!

Een kruis voor de vertaler is dat een latijns woord vaak meerdere betekenissen kan hebben. Bijvoorbeeld: het latijnse ‘proprietas’ kan zowel ‘eigendom’ als ‘eigenschap’ betekenen. Velen zullen Boek IV,37,2 dan eenvoudig vertalen als: ‘… blijf zonder enige eigendom …’ Dat zou echter toch opnieuw eerder een platitude zijn. Zoals blijkt uit het onderliggende citaat van Hendrik Mande, bedoelt Thomas echter: ‘… blijf vrij van alle eigenschappen …’ Zo is het een mystieke gedachte, goed passend in het mystieke Vierde Boek.

Dit klopt ook beter met de rest van de zin: ‘Blijf vrij van keuze en van alle eigenschappen …’ Bij Thomas’ veelvuldig gebruik van parallellie liggen de twee delen gewoonlijk dicht bij elkaar; vaak zijn het bijna synoniemen. Hier gaat het dus om een zuiver geestelijke raad: de aanbeveling van een verregaande meditatieve staat, van totale geestelijke ont- hechting. Zoals de staat van ‘een vreemdeling in ballingschap, die niets te maken heeft met de zaken van de wereld’, die hij aanbeveelt in het Eerste Boek; of de volkomen gelijkmoedigheid en onverschilligheid, waarover hij elders in het Vierde Boek schrijft. In hetzelfde hoofdstuk IV,37 zegt hij ook dat men zich moet ontdoen ‘van alle eigen wil’. Dit is daarom niet allemaal voor iedereen meteen te begrijpen. Hoe kan een mens nu vrij zijn van alle keuze en eigenschappen en eigen wil? Maar daarom is het ook een mystiek boek. Als het allemaal gemakkelijk te begrijpen was, dan zou het niet mystiek genoemd worden.

Een laatste voorbeeld uit het allerlaatste hoofdstuk, Boek IV,59,17. Wijdeveld vertaalt heel origineel: ‘… de diepste grond van ons spreken zijt Gij …’ Het latijnse ‘profunditas’ betekent echter niet ‘de diepste grond’, maar juist ‘de (peilloze) diepte’. Het gaat ook niet over ‘ons’ spreken, maar over Gods oneindige kwaliteiten. Het blijkt een citaat te zijn van Augustinus, die schreef over God: ‘Wonderlijk is de diepte van uw welsprekendheid’. Thomas gaat dan nog een stapje verder en zegt: ‘U bént de diepte van welsprekendheid’. Zo is ook dit een mystieke gedachte, goed passend in het mystieke Vierde Boek.

Zulke inhoudelijke verbeteringen in de vertaling zijn uiteraard zeldzaam, in een boek dat al zo vaak is vertaald en dat ook zo helder is geschreven. De verbeteringen hoeven daarom ook niet allemaal zo moeilijk of mystiek te zijn. Zo wordt voor het eerst ook de indeling in alinea’s toegepast, zoals Thomas zelf heeft aangeduid in zijn manuscript. Dit geeft immers toch meer inzicht waar hijzelf de nadruk op wilde leggen.

Zelfs de plaats van de interpunctie is behouden, want ook hierin was hij een pionier: Thomas was bij de eersten in de geschiedenis om moderne stijl interpunctie te gebruiken. Hiermee geeft hij aanwijzingen voor een ritmische lezing, en duidt hij ook rustpunten aan waar men even kan stilstaan bij de inhoud, om hierover na te denken.

Zoals al aangestipt, is ook bijkomende aandacht besteed om de poëtische stijl van het origineel zoveel mogelijk te bewaren. Maar hoeveel zorg ook is besteed aan de vertaling, om deze trouw te maken aan de letter en de geest van het origineel – om de lezer toch niet alleen maar een nieuwe vertaling in handen te geven, is deze nog voorzien van een toelichting en een inleiding.

Studies over de Imitatio Christi zijn relatief zeldzaam. Het is zelfs verbazend hoezeer Thomas Kempis wordt genegeerd door de Kerk en de academische wereld, hoewel hij nu al zes eeuwen door zoveel mensen overal ter wereld wordt gelezen. Als een werkinstrument wordt hier nu dus een verbeterde vertaling aangeboden met een diepgravend bronnenonderzoek én een studie over Thomas’ leven en werk. Het resultaat is wel dat de studie nu meer bladzijden beslaat dan de vertaling: hiervoor vraag ik vergiffenis. Het is uiteraard de bedoeling om de vertaling ook apart uit te geven, zonder enige extra’s.

Waaruit bestaat dus deze toelichting en studie? Vooreerst is het bronnenonderzoek verder doorgevoerd. Door de cursivering in de tekst worden talloze citaten aan het licht gebracht, zowel uit de Bijbel als andere bronnen. Hierdoor kan men in één oogopslag zien waar de auteur bronnen gebruikt, maar ook hoe hij hiervan vaak maar enkele woorden gebruikt, om hiermee een heel eigen zin te bouwen. De vindplaats van de bronnen wordt toegelicht in de voetnoten, genummerd volgens versnummer. Vaak combineert hij in een zin ook twee of meer bronnen: dit wordt aangegeven door plustekens tussen de bronnen, die dan zijn geordend in de volgorde van de vertaling.

Zoals de lezer snel zal merken, is dit hele bronnenonderzoek zeer arbeidsintensief, en niet iedereen zal tijd of zin hebben om zich daarin te verdiepen. Niettemin biedt het voor eenieder de mogelijkheid, wanneer men door een bepaalde zin wordt getroffen, om even te gaan kijken naar de bronnen in de voetnoten. Het blijkt bovendien nog het beste uit dit bronnenonderzoek hoeveel werk Thomas zelf in zijn boek heeft gestoken.

Hoeveel en welke bronnen hij het meest gebruikt, wordt vervolgens kort samengevat in de inleiding bij elk boek. Omdat dit voor het eerst voor elk deel apart gebeurt, kan men hierdoor ook goed de evolutie zien, want in elk deel blijken bepaalde bronnen meer aandacht te krijgen. Thomas heeft deze boeken dan ook niet in slechts enkele jaren geschreven, maar hier bijna twintig jaar aan gewerkt: van omstreeks 1406 tot einde 1424.

Vaak denkt men zelfs dat hij ze nog bleef verbeteren tot in 1441, omdat hij zijn manuscripten toen pas definitief liet inbinden. De vele verbeteringen in zijn autograaf heeft hij echter al aangebracht vóór 1425, zoals blijkt uit een vergelijking met de oudste tekstgetuigen; tussen 1425 en 1441 bracht hij nog slechts zes kleine wijzigingen aan. De reden waarom hij zijn boe- ken nog zo lang bij zich hield, moet dan vooral worden gezocht in het feit dat dit ook zijn persoonlijk geestelijk handboek was.

Dit wordt nader uiteengezet in de inleiding, c. 2: Ontstaansgeschiedenis van het Eerste Boek. Nieuw is hier ook een anekdote uit de Kroniek van Windesheim, waaruit blijkt dat Johan Cele al omstreeks 1414 in Thomas’ cel kon lezen in het Eerste Boek. Deze vroege datering wordt ook bevestigd door het oudste afschrift van het Eerste Boek, de codex Riant van 1416: zie hiervoor het overzicht in c. 3, De oudste manuscripten (1416- 1431).

Maar eerst worden in c. 1: Het beknopte leven van Thomas Kempis, de voornaamste feiten uit zijn leven samengevat. Deze nieuwe levensbeschrijving is beperkt tot feiten, maar ook stevig onderbouwd. Hierin worden dan ook al enkele vergissingen rechtgezet die door de eeuwen heen zijn ontstaan, zoals betreffende zijn juiste latijnse naam, zijn juiste sterfdag, zijn leeftijd en geboortejaar, hoe vaak hij de Bijbel kopieerde en de datering van zijn Kroniek.

Hoe deze fouten konden ontstaan, wordt nader bekeken in de inleiding bij het Tweede Boek, c. 3: Veelgemaakte fouten over Thomas Kempis. Daar zijn ook de drie getuigenissen opgenomen die tijdgenoten na zijn dood over hem schreven, met inbegrip van de volledige lijst van zijn werken. De enige Middelnederlandse tekst van zijn hand, Van goeden woerden, kan dan weer gelden als een eigenhandig testament van zijn leven.

Bij het Derde Boek volgt nog een onderzoek naar Thomas’ graf. Een vergelijking van de Kroniek van Sint-Agnietenberg, die details bevat over de begrafenissen in het klooster, met het verslag van de opgravingen tweehonderd jaar na zijn dood, laat toe om met zekerheid te bepalen aan wie de thans nog bewaarde beenderen in de Basiliek van Zwolle toebehoren. Ook de historische verwisseling van de volgorde van het Derde en Vierde Boek wordt besproken. Een onderzoek naar de brede doelgroep van de Imitatio Christi helpt dan weer om het succes van het boek beter te begrijpen. Dit wordt bovendien geïllustreerd aan de hand van een tijdlijn van beroemde lezers door de eeuwen heen.

Reeds in de inleiding bij het Eerste Boek wordt toegelicht hoe Thomas voortdurend werkt met verborgen citaten én met combinaties van citaten. In een bijdrage bij het Derde Boek over Citaten als miniaturen: Jan van Eyck en Thomas van Kempen, wordt zijn techniek van gecombineerde citaten dan verder verduidelijkt aan de hand van enkele voorbeelden.

In enkele artikelen bij de eerste drie delen worden ook aspecten van de vertaling besproken. Daar wordt ook verklaard waarom de titel nu voor het eerst wordt vertaald als De imitatie van Christus in plaats van De navolging van Christus. Een belangrijke reden hiervoor is Thomas’ gebruik van inclusies, waarmee hij de nadruk legt op bepaalde ideeën, met als voornaamste het idee dat wij Christus moeten imiteren, om in ons hele leven meer op Hem te gelijken.

In de inleiding bij het Vierde Boek wordt kort de structuur uitgelegd van dit werk, dat op zich bijna de helft uitmaakt van de hele Imitatio Christi. Zoals bij elk deel mochten ook hier een ontstaansgeschiedenis en een beknopte analyse van de bronnen niet ontbreken. Daarbij hoort ook een samenvattend overzicht van de bronnen van de vier boeken. Als extraatje volgt dan nog een korte geschiedenis van Kempen. Als algemeen besluit wordt ten slotte gesteld dat de Imitatio Christi een geïnspireerd boek is.

Hoe beroemd en geliefd ook, zo blijkt toch hoe weinig de wereld dit boek en zijn schrijver nog maar kent. Het Thomas Kempis-onderzoek is nauwelijks begonnen. Studie is een daad van liefde: moge deze uitgave een aanzet geven tot meer studie.

Uiteindelijk is deze uitgave bedoeld als een eerbetoon en een dankbewijs aan de schrijver en zijn Schepper. Daarom verzoek ik de lezer mij te vergeven, dat ik soms ook de schrijver heb geprezen: in hem wil ik immers enkel zijn Schepper eren.

BESTEL DE IMITATIE VAN CHRISTUS – JUBILEUMUITGAVE

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE MODERNE DEVOTIE