Hieronder volgen de tekst van strofe 32 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het eerste commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
Tao is eeuwig en heeft geen naam.
Ofschoon zo simpel-klein van natuur,
durft de gehele wereld het niet te onderwerpen.
Als prinsen en koningen het konden handhaven,
zouden de tienduizend wezens en dingen
zich aan hen onderwerpen.
Hemel en aarde zouden zich verenigen
en een zoete dauw doen nederdalen,
en het volk zou, zonder bevelen,
vanzelf tot harmonie komen. Lees verder