De weg van de ziel – inleiding door Peter Huijs van het boek ‘Mysteriën en symbolen van de ziel’

BESTEL MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL

Op 9 september 2023 gaat de driejarige online leergang Eeuwige wijsheid nu! van start met het eerste hoofdstuk van het boek Mysteriën en symbolen van de ziel, een door de geest bezielde mens worden . De inloopochtenden die daarbij aansluiten vinden plaats op dinsdag 12 september in Haarlem en op vrijdag 22 september in Arnhem: zie het activiteitenoverzicht. Hieronder volgt de tekst van de inleiding die Peter Huijs schreef voor ‘Mysteriën en symbolen van de ziel’. Deze begint met canto 1 van de Divina Commedia van Dante en eindigt met canto 100 van dit meesterwerk. ook de inhoudsopgave is weergegeven. De bovenstaande afbeelding is een deel van het wandkleed Tijd en eeuwigheid van naaldkunstenares Truus Waszink die in het boek is opgenomen. 

Op ’t midden van ons levenspad gekomen,
Kwam ik bij zinnen in een donker woud,
Want ik had niet de rechte weg genomen.

Rondom mij dicht en doornig kreupelhout;
Ik kan niet zeggen hoe het mij bezwaarde,
Nu de herinnering mij weer benauwt:

Een bitterheid die doodsnood evenaarde.
Maar om het andere, het goed dat
Ik ondervond, zeg ik wat ik ontwaarde.

Ik weet niet meer, hoe ik er binnen dwaalde;
zo had de slaap mij in dat uur vermeesterd
toen ik de ware weg de rug toekeerde.

Maar bij de voet van een heuvel aangekomen,
daar waar het uiterste einde was van de kwelling
die mij van angst het hart had dichtgesnoerd,

keek ik omhoog en zag de flanken van de heuvel
al omgeven door de stralen van die planeet
die ieder veilig leidt langs alle wegen.

Alighieri Dante,
Divina Commedia, Canto 1

Hoe kan een pen beschrijven wat boven woorden uitgaat? Hoe kan stukwerk eenheid benaderen? Hoe kan de mens gedachten denken die boven het denken uitgaan – of denkbeelden geven aan het denken zelf? Hoe kan hij, sterfelijk in een lichaam, gedachten hebben over dat wat boven het sterfelijke uitgaat? Dante probeert het, en hem, zo zegt men, komt de eer toe ‘s werelds grootste dichter te zijn.

Iedere mens bezit een ziel, zoals hij leven bezit, maar er is geen mens die haar zo bezingen kan dat zij in al haar rijkdom is omschreven. Zegt men van de ziel niet dat zij onsterfelijk is? Maar wat is dan onsterfelijk? Waar houd ik op, en waar begint de ziel?

‘De ziel is één,’ lezen we in de wereldliteratuur. ‘Zij is zo eenvoudig, dat ze ons steeds verbaast, ontroert, beweegt. Wij danken heel wat waardevolle opmerkingen aan mensen, die niet zeer scherp of diep zijn, en die zonder inspanning juist dat zeggen, wat wij nodig hebben en wat wij lang vergeefs nagejaagd hebben. De ziel handelt vaker door wat gevoeld wordt en onuitgesproken blijft, dan door hetgeen in een gesprek gezegd wordt.’

De ziel is de waarnemer en openbaarder van waarheid. In een seconde voelt zij, weet zij wat waar is – en wat ik herkennen kan aan schoonheid, goedheid en waarheid – heb ik van haar. Slechts eenvoud, zuiverheid en moed kunnen haar verdragen. Een gedachte uit Mozarts Zauberflöte komt op:
‘Sein Geist ist kühn, sein Herz ist rein, Bald wird er unser wuerdig sein.’

De geest koen, het hart rein, uit één stuk, zo nader je haar. Helaas, wij mensen zijn niet een, wij zijn stukwerk, als in een caleidoscoop schieten de kleuren en scherven van onze belangen en zorgen, verrukking en vertwijfeling in ons heen en weer.

Maar zij, de ziel overkoepelt ieder gezelschap en onbewust zoeken wij haar in vriendschap en liefde. En hoeveel ruimer is zij! Zij sluit niet uit – en in haar gloed staand, als zij mij bij tijd en wijle overgiet met haar stralend zijn, omhul ik ieder, ben ik met ieder één, omvang ik met liefde iedereen, ook zij die mij honen en verwonden. O, niet ik, dat zij verre — maar zij in mij!

‘Wij weten beter dan wij doen’, zegt Emerson. ‘Wij bezitten onszelf nog niet volkomen en tegelijk weten wij dat wij veel meer zijn.’ In dat spanningsveld staan wij, en de elektrische energie knettert in me, terwijl dit langzaam helder wordt. Hoe vaak ervaar ik niet dat dit waar is, als ik gewoon omga met collega’s, mijn naasten, die vaak mijn tegenpolen zijn! Is er niet altijd iets hogers in, of achter de eeuwige wisselwerking tussen mensen? Drijft niet achter elk van ons de ziel, op zoek naar ziel? Ziel tot ziel. Geest tot geest. Eenheid tot het Ene? Is dat dan de ziel? Dat wat er nog niet is, wat nog moet worden? Maar toch – ik leef, ik spreek, en openbaar wat in mij woelt en spreekt. Dat is toch ook ziel, wat is het anders!

‘Watervloed roept tot watervloed, bij het gebruis van uw wateren,’ hoe juist overbrugt dit oude woord de beide uitersten; oud, maar absoluut nieuw voor ieder die het weer ontdekt.

Plato leert ons dat de menselijke ziel te vergelijken is met een wagenmenner achter een tweespan. De beide paarden die de wagen trekken zijn vurig en gevleugeld, zij kunnen tot grote hoogten stijgen, ja, zelfs de gebieden van de goden doorkruisen. Er is een edel en elegant dier, dat passie kent, dat een vaste wil heeft en een lange adem. Er is een onstuimig en weerbarstig paard, vol gulzigheid, en drift, en er is de wagenmenner, de weter, de kenner, geest zelf. Doorkruist het span de velden der goden, dan worden de vleugels van de ziel bij uitstek gevoed en tot wasdom gebracht. Het tegendeel echter, het lelijke en slechte, doet hen verkommeren en te gronde gaan.

In dit mooie beeld uit de Phaedrus schetsen Socrates en Plato de aardse strijd om tot bewustzijn te komen. Voed je met de juiste ideeën, leef een waardig leven, herinner je! Als de wagenmenner dan zijn paarden goed in toom heeft, ontsluit zich voor hem de toegang tot de wereld van de ziel, die Plato het hemelruim noemt. De krachten van de hemel (de goden) helpen de ziel bij elke volgende stap, en er volgt er ontwikkeling op ontwikkeling.

‘Talrijk en verrukkelijk zijn de bewegingen binnen het hemelruim’, laat Plato Socrates vertellen, ‘waar de gelukzalige goden rond gaan en ieder zijn eigen taak vervult. Al wie het wenst en ertoe in staat is, doet mee en volgt. Want er is geen afgunst in de rij der goden. De wagens van de goden zijn moeiteloos te mennen want het span is in evenwicht. Maar de andere wagens hebben er problemen mee. Het slechte paard bokt en heeft de neiging de wagenmenner die zijn paard niet goed heeft afgericht, naar de aarde te trekken. Daar staan die ziel de grootste moeilijkheden en strijd te wachten. De zielen echter die onsterfelijk genoemd worden, treden, zodra zij de top bereikt hebben, naar buiten en stellen zich op aan de rand van het hemelgewelf.’

Nu neemt Socrates zijn toehoorder mee naar het uiterste punt van het hemelruim, daar waar de ziel geheel lichtend en transparant is geworden en opgaat in de geest. Hij vertelt verder:
Terwijl de zielen daar aan die rand staan… ‘voert de omwenteling van het hemelgewelf hen rond en zij nemen waar wat buiten de hemel is’. Dit gebied dat zich boven de hemel bevindt, is nog nooit door een aards dichter naar waarde bezongen, noch zal het ooit zo worden bezongen. Daar heerst de kleurloze, vormeloze en onstoffelijke essentie, door kennis omgeven.’ – Geest zelf!
Oneindig eeuwige ontwikkeling, daar heersen nooit eindigende verrukking, altijd nieuwe scheppende energieën, overvloeiend mededogen en waarheid, die de kennis draagt van alle oorzaken – Gnosis – waar de zielen zelfscheppende oorzaak zijn!

Socrates vertelt verder: ‘Aangezien de goddelijke geest gevoed wordt met begrip en zuivere kennis is hij verheugd tijdelijk de [grote] werkelijkheid [van de wereld van de geest] terug te zien. In de aanblik van het ware vindt die goddelijke geest zijn voedsel en gedijt hij, totdat de omwenteling hem naar dezelfde plaats heeft teruggevoerd. Tijdens de omwenteling ziet die geest de rechtvaardigheid zelf; hij ziet zelfbeheersing en kennis: niet de kennis die een begin heeft en ook niet de kennis waarbij nu eens het ene en dan weer het andere van wat hij werkelijkheid noemt, behoort, maar de kennis die verblijft in het Zijn zelf.’

Is er een betere omschrijving van wat Gnosis werkelijk is denkbaar? Dat is de weg van de strevende ziel.
‘Nu de andere zielen. De ene volgt de goden zeer goed en gelijkt op hen. Zij heft het hoofd van de wagenmenner op naar de buitenhemelse sfeer en wordt meegevoerd in de omwenteling, ofschoon zij wel gehinderd wordt door de paarden en met moeite de werkelijkheid kan aanschouwen. Een andere ziel richt zich op, valt weer terug en door de onhandelbaarheid van de paarden ziet zij dan weer wel, dan weer niet. Alle andere zielen blijven hardnekkig proberen op te stijgen, maar zij zijn er niet toe in staat en worden in de lagere sferen rondgevoerd, waar zij elkaar vertrappen en verdringen en elkaar proberen voorbij te streven. Zo ontstaat verwarring en wedijver en een hevig gezwoeg, waarbij vele zielen door de onbekwaamheid van de wagenmenners gewond raken en de vleugels breken; allen gaan na veel inspanning onverrichterzake heen, zonder de werkelijkheid ooit te hebben gezien; en wanneer zij eenmaal zijn weggegaan, voeden zij zich met valse voorstellingen. De reden waarom de ziel zich zo zeer inspant om de Vlakte der Waarheid te aanschouwen is, dat het juiste voedsel voor het edelste deel van de ziel te vinden is in de sappige weiden van die Vlakte en dat dit voedsel de vleugels waarmee de ziel zich kan verheffen, doet groeien. Nu is het een wet van de Gerechtigheid dat iedere ziel die ook maar iets van de waarheid heeft mogen zien in het gezelschap van een god, ongedeerd blijft tot de volgende rondgang. Als de ziel erin slaagt dit vol te houden, zal zij voor altijd ongedeerd blijven.’

Er is zelden een schoner en vuriger pleidooi geschreven dan het bovenstaande. Neem het niet letterlijk, want aan ‘ziel’ is niets letterlijks. Lees het als een pleidooi om datgene terug te winnen wat zo onaardig snel dreigt te verdrinken in de onstuimigheid van de uiterlijke factoren: de ziel. Het zijn niet de menselijke factoren en vermeende ondeugden die ons afhouden haar beter en inniger te leren kennen. Die horen bij de mens, en het is de taak van de wagenmenner die in balans te brengen en te houden. Wat ons in eerste instantie het meest benauwt, is de onrust, die ons dwingt weg te blijven van bezinning en contemplatie. Onrust die in de atmosfeer lijkt te zitten, en die ons afhoudt van de ongekende vergezichten ‘die zich ontsluieren in het Licht van de ziel’, zoals de rozenkruisers dat zeggen.

De Mysteriën van de Ziel kennen geen beperking, geen sterven, geen lijden. Zij zijn onsterfelijk, bieden eeuwige verdieping en onpeilbaar geluk, omdat dat – naast talrijke andere – de eigenschappen van de ziel zijn. Het onderhavige boek, dat dezelfde hoog reikende titel meekrijgt, poogt een handreiking te bieden, om met deze nooit eindigende ontdekkingstocht een begin te maken.

Peter Huijs,
Haarlem 2016

Ik kan niet zeggen dat die klare gloed
Meer vormen kreeg terwijl ik ernaar staarde –
Het is zoals het was, volmaakt en goed –

Maar wel dat, toen mijn blik meer kracht vergaarde,
Het zich allengs, door mijn verandering,
In andere gedaante openbaarde;

Want in de diepe, klare fonkeling
verschenen er drie cirkels voor mijn ogen,
anders van kleur, gelijk van tekening.

Twee waren identiek, als regenbogen
elkaar weerspiegelend; de derde leek een vuur,
aan beide andere onttogen.

Hoe ontoereikend is mijn woord, hoe bleek,
door deze machteloze pen beschreven,
de weergave van dat waarnaar ik keek.

O eeuwig licht, slechts door Uzelf omgeven,
dat slechts Uzelf doorgrondt en, zo doorgrond,
Uzelf bemint en toelacht, bron van leven!

Alighieri Dante,
Divina Commedia, Canto 100

 

LEES MEER OVER MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL

LEES REVIEWS OVER MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL

BESTEL MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL

INHOUDSOPGAVE VAN ‘MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL’

Woord vooraf

Inleiding: De weg van de ziel, door Peter Huijs

MYSTERIËN VAN DE ZIEL

  1. Leven vanuit eenheid
  2. Ontstijgen aan dualiteiten
  3. De drie graden van de ziel verbinden
  4. Ontwikkelen in de vier werelden
  5. De vijf denktoestanden besturen
  6. Vernieuwen door de zes emanaties
  7. De zeven gouden sleutels hanteren
  8. Het achtvoudige pad uitdragen
  9. Werken met de negen geestelijke gaven

SYMBOLEN VAN DE ZIEL

11. De ziel als midden, essay 1
12. De ziel als boom, essay 2
13. De ziel als vlam, essay 3
14. De ziel als reiziger, essay 4
15. De ziel als burcht, essay 5
16. De ziel als schepper, essay 6
17. De ziel als zevenvoud, essay 7
18. De ziel als spiegel, essay 8
19. De ziel als wereldwerker, essay 9

Literatuurverwijzingen

BESTEL MYSTERIËN EN SYMBOLEN VAN DE ZIEL

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKENSERIE VOOR DE LEERGANG ‘EEUWIGE WIJSHEID NU!’