Het erfgoed der Katharen door Antonin Gadal – Hoofdstuk 6: De Graal in de Pyreneeën (1)

BESTEL HET ERFGOED DER KATHAREN

‘Het erfgoed der Katharen’ van Antonin Gadal  is een getuigenis van het zuiverste christen zijn van de Katharen, in het Zuid-Frankrijk van de 12e en 13e eeuw. Het geeft ook een beeld hoe “Graal, Kathaar en Rozenkruis” een driebond van het licht vormen, met name de broederschap van de katharen, de broederschap van de heilige Graal en de broederschap van het Rozenkruis. Deze broederschappen hadden vertakkingen over heel Europa. Het boek beschrijft bovendien de spirituele en historische ontwikkeling van de Katharen in Zuid-Frankrijk. Hieronder volgen de tekst van hoofdstuk 6 en de inhoudsopgave.

6. DE GRAAL IN DE PYRENEEËN (1)

De Graal is het meest mysterieuze geheim van de middeleeuwen, dat men in verschillende oorden aantreft: in Glastonbury, in Fécamp, in Brugge, langs de Rijn en in legendarische landen van het oosten. Met vindt het vooral in de Pyreneeën en de Languedoc en in het noorden van Spanje.

Het woord ‘Graal’ is een woord uit de langue d’Oc, de taal van Oc; het is afkomstig van het woord grasal. In het algemeen is dit de naam van een middelmatig grote vaas van aardewerk en soms ook van een vrij grote bokaal of schaal. De vrouwelijke vorm is grasalo of grote terrine. Dit woord wordt nog zeer veel in de bergdorpen van de Ariège gebruikt. De Tempelieren noemden de graal Sant Grésal of Sant-Gréal.

De oudste lezingen van de graallegende zijn de Perceval van Crestien de Troyes (1150-1191) en de Parzival en Titurel van Wolfram von Eschenbach (1170-1220). Aan deze laatste versie ontleende Wagner het grootste deel van zijn opera Parzival. Zij verschilt belangrijk van de legende van Galaad, die door Tennyson en Mallory gebruikt wordt. 

Wolfram von Eschenbach vertelt ons dat hij uit het werk van Chrestien de Troyes heeft geput, maar dat deze een zeer vrije bewerking gegeven heeft van een oudere tekst. Deze oudere Perceval was het werk van een dichter-troubadour, Kyot of Guyot genaamd, van Provins (Province?). Hij laakt Chrestien voor de wijzigingen die deze erin aanbracht en verklaart dat hij zelf de tekst van Kyot zal volgen:

Von Troyes der Meister Christian
Hat der Märe Unrecht angetan:
Mit Fug beklagt das Herr Kyot
Der uns die wahre Mär’ entbot.
Aus der Provence in Deutsches Land
Ward uns die rechte Mär’ entsandt
Und kamn zu rechtem End’ und Ziel.

Als meester Crestien de Troyes
aan dit verhaal heeft geknoeid,
mag Kyot, die ons de ware geschriften doorgaf,
zich terecht beklagen.
Vanuit de Provence werd het ware verhaal
naar ons in de Duitse landen gezonden
en kwam aldus eindelijk in behouden haven aan.

Crestien de Troyes schreef tegen het einde van de twaalfde eeuw: de datum van de Parzival van Wolfram is vastgesteld op 1210; die van de Titurel kan niet met zekerheid worden bepaald; het origineel van Kyot moet natuurlijk vóór de door van Crestien (in 1191) geschreven zijn. Wolfram deelt ons enkele gegevens mee over de oudere Perceval van Kyot. Hij zegt:

Ein Heid’, er hiess Flegetanis,
Den man um reiches Wissen preis,
Aus Salomons Geschlecht erkoren,
Vom Stamme Israel geboren,
De beut vom gral die erste Spur.
Im Staube zu Toledo fand
Kyot, der Meister wohlbekannt,
Die Sag’ in krauser Heidenschrift,
Die hier der Mären Urquell trifft.

Een heiden, Flegetanis geheten,
die men roemde om zijn grote wijsheid,
afstammeling van het geslacht van Salomo,
ontsproten aan de tronk van Israël,
kwam eerst op het spoor van de de Graal.
In het stof van Toledo vond.
Guyot, de meester van grote faam,
in verward en moeilijk heidens schrift,
de legende, die daart haar oerbron vond.

De geschiedenis kan ons enige inlichtingen verstrekken: Alarik, koning van de Visigoten, bracht in het jaar 410 ‘de schat van Salomo’ van Rome naar Carcassonne. Procopius bevestigt dat de voorwerpen die deel uitmaakten van de schat inderdaad aan Salomo hebben toebehoord en door de Romeinen uit Jeruzalem waren meegenomen. Theodorik bracht een groot gedeelte daarvan naar Ravenna en Belisarius vervoerde ze naar Byzantium.

De Visigoten werden door de Arabieren in de slag van Jerez de la Fontera in het jaar 711 verslagen. De ‘Schat van Salomo’ viel in Toledo in de handen van Muzelmannen, maar de ‘tafel van Salomo’ was daar niet bij. De Arabieren overschreden in 718 de Pyreneeën. Volgens oude Spaanse verhalen werd de ‘tafel van Salomo’, die zij ook ‘schrijn’ noemen, bewaard in de magische grot van Hercules. De koning der Goten, Roderik, zou de grot van Hercules zijn binnengedrongen en er de schrijn in een donkere hoek hebben ontdekt. En in de schrijn bevonden zich drie bokalen. 

De magische grot van Hercules is de grot van Lombrives, de ‘kathedraal’ der Albigenzen. Het is de grot waar Hercules de Tyriër de legende van Pyrène, de peetnaamgeefster van de Pyreneeën, aan de mensheid geschonken heeft. De Latijnse dichter Silius Italicus heeft ons deze mythe reeds twintig eeuwen geleden overgedragen. En het is opmerkelijk dat de Kathaarse bisschop Amiel Aicard opdracht kreeg, de heilige schat van de Katharen in de nacht van de overgave van de burcht van de Montségur in 1244 juist daarheen over te brengen. 

Parcival begeeft zich naar de burcht van de Graal, de graalburcht der Tempelieren, Mout Salvatge, Montréal, en neemt zijn intrek bij een heremiet, de parfait Trévizent. Deze nodigt Parcival uit zijn cel binnen te treden; brengt het paard in de voorste grot, Fontane la Salvatge, en leidt de ridder binnen in een tweede grot, waar zich een ongedekt altaar bevindt.

Dort stand auch, nach des Tages Sitte,
enthüllt der Altar; in der Mitte
stan jener Schrein.

Daar stond ook, volgens het gebruik van die dag (Goede Vrijdag)
het onbedekte altaar,
waarop in het midden het schrijn stond.

Zoals men ziet, bevinden wij ons in het land van de Graal. De Ariège, een zijrivier van de Garonne, begint haar loop in de Pyreneeën, bij de grens van Andorra, en mondt even voor Toulouse in de Garonne uit. Zij doorloopt het departement dat aan haar zijn naam dankt, van het zuiden tot aan de noordgrens. Dit departement vormde het graafgschap Foix, waartoe de heerlijkheid Sabartez, gesticht door Karel de Grote, behoorde. 

Ongeveer tweeëntwintig eeuwen voor onze jaartelling hadden de Iberiërs, die uit Azië kwamen, Spanje en geheel Aquitanië bezet. Later vermengden de Kelten zich geleidelijk met de Iberiërs en vormden de Keltiberiërs. Het Ariègegebied werd toen bewoond door de Keltiberische stam der Sotiaten, waarvan een gedeelte van de kust van de Egeïsche Zee was gekomen. Deze Egeeërs hadden zich rondom de talrijke grotten in het gebied van Ussat geconcentreerd en vormden in de Boven-Ariège het land der Tarusken (de Taruskonienses van Plinius), met Tarusco (Tarascon) als hoofdstad. 

Een merkwaardige zaak! Deze Tarusken hadden broeders aan de oevers van de Rhône, dicht bij Massilia (Marseille). Bij deze Tarusken van de Rhône nam Maria Magdalena en haar talrijke gevolg een grot tot woonplaats (balme, baume = grot, van het Gallische woord beer, baour = put). De Tarusken der Pyreneeën bezaten in hun gebied meer dan vijftig grotten. Aldus deed de Graal van Maria Magdalena, bij de Tarusken in het Rhônegebied, in spirituele zin niet onder voor de Graal der Pyreneeën. Een grote stroming was daarmee op gang gebracht. 

De Ariège neemt in Tarascon een zijrivier op, de Vicdessos, genoemd naar het oude oppidum van de Sotiaten Vicus sotiatum. Deze rivier stroomt door een aardig boerendorp, eveneens Vicdessos geheten. Omringd door hoge bergen, waarvan de zuidelijke groep het massief van de Montcalm vormt, een der reuzen van de Pyreneeën (3141 m), wordt Vicdessos in het oosten beheerst door een geweldige rotspiek, die zich tegenover het dorp langs de rivier verheft. 

Deze rotsmassa droeg een van de machtigste kastelen van het land van de Tarusken, het latere Sabartez. Van dit kasteel, Montréalp-de-Sos, gelegen op 1240 meter hoogte, zijn thans nog slechts ruïnes over. Richelieu liet het ontmantelen; de tijd en de mensen hebben de rest gedaan Slechts enkele brokstukken van de muur zijn nog overgebleven, alsmede een grot met twee uitgangen, een kleine inwijdingsgrot. 

In deze grot met twee, ja, zelfs drie uitgangen – ik leg hierop de nadruk om redenen die later besproken zullen worden – bevindt zich in drie kleuren (wit, zwart en rood) een muurschildering die direct betrekking heeft op de Perceval van Wales van Chrestien de Troyes. Men ziet hier op de rotswand, groot afgebeeld, hoewel licht beschadigd door de tand des tijds: een aantal rode kruisen, een gebroken zwaard, een lans, een versierde schaal met vijf bloeddruppels, en, in het midden, de Graal, in de vorm van een stralende zon. Als in één oogopslag staat het gehele boek van Perceval ons voor de geest.

In het kasteel van Peschor, koning van de Graal:

‘De zaal werd door vuur, kandelaars, toortsen en flambouwen zo luisterrijk verlicht, dat het leek alsof de sterren aan de hemel dit licht voortbrachten. En terwijl sommigen der aanwezigen met elkaar over allerlei onderwerpen spraken, kwam vanuit een aangrenzend vertrek een ridder die een witte lans in de hand hield.’

De lans

‘Zij was van hout […] en van staal. Het staal was wit als sneeuw, maar er liep een druppel bloed af tot in de hand van de ridder. Twee schildknapen traden de zaal binnen, die elk een prachtige gouden kandelaar droegen. Deze schildknapen waren rijk gekleed. Op iedere kandelaar brandden tenminsten tien kaarsen.’

De Graal

‘Daarna verscheen een schone jonkvrouw, die de twee schildkapen volgde. In haar handen droeg zij een graalbeker. Toen zij de zaal betreden had, lichtte de graalbeker met zulk een stralend licht, dat men het schijnsel van de kaarsen en toortsen niet meer opmerkte, evenmin als men het licht der sterren waarneemt als de zon of de maan schijnt. De graalbeker was bezet met kostbare edelstenen van verschillende soort en herkomst, die in waarde alle andere edelstenen uit de zee of de aarde overtroffen.’

De schaal

‘Na haar trad nog een jonkvrouw binnen, die een zilveren schaal in haar handen droeg. Vijf bloeddruppels waren op de schaal gevallen, als tekens en symbolen van Christus.’

Het gebroken zwaard

Gauvain was een buitengewoon edelman, die meende dat hij de queeste naar de graal – dat wil zeggen: het pad van het goede – met goed gevolg had doorstaan, zodat hij als ‘volmaakt ridder’, waardig om de heilige Graal te ontvangen, zou worden erkend. De deur van een ander vertrek werd geopend. De burchtheer trad binnen, een zwaard dragend van het fijnste geharde staal. Het was het zwaard van de ridder die in de kist lag. 

Daarna liet de koning Gauvain opstaan en leidde hem naar de kist. Hij trok het zwaard uit de schede; het was gebroken en slechts de  helft ervan stak in de schede; de andere helft lag op de dode. ‘Edele heer ridder,’ sprak de koning, ‘dit zwaard zal, zo God wil, door u aaneengesmeed worden. Indien de twee delen zich met elkaar verbinden, houd het dan voor zeker en gewis, en alle twijfel zal daarover uitgesloten zijn, dat gij de beste en edelste ridder ter wereld zijt.’ Gauvain nam het zwaard aan, maar het bleef gebroken. 

De vijf bloeddruppels

Deze bloeddruppels komen overeen met de vijf wonden die aan Christus werden toegebracht: één druppel voor elke wonde. Ze hebben eveneens betrekking op de vijf stadia van volmaking, die men moet doorlopen om, indien mogelijk, de volmaakte staat van Christus te bereiken. 

De rode kruisen

De rode kruisen aan de rand van de tekening, zes rechts en zes links, hebben betrekking op de twaalf behoeders van de heilige Graal. Het dertiende kruis, in het midden, is bestemd voor de Christus, die altijd afwezig is, doch die bij elke gewijde samenkomst ‘in het midden’ is. 

Parcival was, evenals Gauvain, de eerste keer niet geslaagd, daar zijn queeste nog niet beëindigd was, zodat hij nog niet de staat van volmaaktheid had gekregen. De weg van de heilige Graal, van de vervolmaking, was zeer lang en zeer zwaar. 

Na zijn tweede queeste, na vijf lange jaren streven naar vervolmaking, had Parcival, bij het kasteel van koning Peschor aangekomen, de goede gedachte de heremiet Trévizent te bezoeken. Wij hebben reeds gezien dat deze parfait als vroom kluizenaar verblijf hield in de grot van Fontane-la-Salvatge en in een tweede grot, de magische grot van Hercules. De wijze raadgevingen van Trévizent, diens levendige, diepgaande uiteenzettingen, ruimen tenslotte voor Parcival de laatste hindernissen voor zijn queeste uit de weg.

Des Teufels Macht er widerstritt,
Indem er fastend Kummer littt.
Gott hatt’ihm solchen Sinn gegeben,
Dass er nur vorbereitend lebte
Der Zeit, wo er im Himmel schwebte.

Tegen duivels kracht vocht hij
in smart en pijn van ’t vasten,
want God gaf hem ’t gevoel
dat hij slechts leefde voor de tijd.
dat hij ten hemel op zou gaan.

Hij keerde terug naar het kasteel van koning Peschor en de graalprocessie schreed wederom langs hem heen. Een jonkvrouw, blanker dan een witte lelie, kwam uit een vertrek, terwijl zij de heilige graal in haar hand hield, en ging hem voorbij. Daarna trad een andere jonkvrouw naar voren, gekleed in een zeer fijn purperen gewaad, zij droeg de lans waaruit het bloed vloeide, druppel na druppel. Vervolgens verscheen er een schildknaap, die in zijn handen een gebroken zwaard droeg, dat hij naast de koning op tafel legde. De koning nodigde Parcival uit nogmaals een uiterste poging te wagen. Parcival nam het zwaard, dat zich onmiddellijk tot één geheel aaneenvoegde. Hij was dus de volmaakte ridder, de grootste ridder ter wereld.

Voordat Parcival zich terugtrok om een welverdiende rust te genieten, en voordat de koning hem in zijn ambt installeerde, gaf deze Parcival nog de volgende uitleg:

‘Toen Jezus aan het kruis hing in verheerlijkte staat, en zijn zijde doorboord werd, stroomde bij het terugtrekken van de lans het bloed tot aan zijn voeten. Jozef van Arimathea, een van de discipelen van Jezus, woonde zijn doodsstrijd bij en doorvoelde intuïtief het goddelijke mysterie. Uit eerbied voor onze God ving hij dit heilige bloed op in een beker. Dit bloed vulde deze beker. De schaal die wij hier bezitten, is dezelfde die de heilige Graal bedekte, toen deze zich met het heilige bloed gevuld had. Daarvan ben ik overtuigd. Het zwaard, dat ge weer aaneengehecht hebt, is dat van mijn broeder, koning Gondesert. Hij werd in het kasteel Quinqueneau door Espinègres belegerd. Deze gaf een geweldige slag op het hoofd van mijn broeder, waarbij hij hem tot de boog van zijn zadel doorkliefde en het zwaard van mijn broeder in tweeën brak.’

De verrader heette Pertinan of Pertinel, heer van de rode toren. Pertinel werd vervolgens overwonnen door Parcival, die zijn hoofd aan koning Peschor overgaf. Hij had het kwaad overwonnen.

Onder de vragen die Parcival aan koning Peschor stelde, was deze: ‘Hoe kwam de heilige graal in deze streek?’

De koning antwoordde: ‘Nadat Jezus gekruisigd was, nam Jozef van Arimathea, samen met Nicodemus, hem van het kruis af, Hiervoor werd Jozef door de joden in een donkere gevangenis geworpen, waar zij hem van honger en ellende wilden laten omkomen. Hij bleef hierin veertig jaar, zonder eten of dinken. 

Maar onze Heer en Heiland zond hem de heilige Graal om hem te bedienen, twee- of driemaal per dag. Hij gaf hem voedsel dat heerlijker was dan het hemelse manna. En zolang Jozef ingesloten bleef, onderging hij noch pijn noch smart, door het verschijnen van de Graal en door het heil dat daarvan uitging. Toen titus en Vespianus in het land van Judea kwamen, verlosten zij Jozef uit de gevangenis en namen hem mee naar Rome. Jozef nam de kostbare lans mee en daarna  kwam de ook de heilige Graal met Gods toestemming, terug. 

Enige tijd daarna, toen de discipelen van Jezus zich verspreid hadden, kwam Jozef in dit gebied. Hij bouwde dit ridderslot en werd koning van het land; ik ben van zijn nakomingenschap en van zijn geslacht. Toen hij zijn ziel in Gods handen overgaf, werden de kostbare relikwieën, de schaal, de Graal en de lans bewaard. Sedertdien zijn zij niet weggeweest en zullen, met Gods hulp, ook nimmer weggaan.’

Toen koning Peschor stierf, liet Parcival zich, bijgestaan door koning Arthur, in zijn plaats kronen, tijdens welke plechtigheid de heilige Graal het feestmaal aanrichtte:

‘Zij zagen hoe de onbedekte heilige graal, gedragen door een jonkvrouw, binnenkwam en driemaal rond de tafels ging, die daarna voorzien waren van de meest uitgelezen gerechten.’

Parcival woonde nog zeven jaar in de burcht, waarna hij zich terugtrok in een kluizenaarswoning. De Graal, de heilige lans en de heilige zilveren schaal volgden hem. Na vijf jaar wijdde de heremiet met wie Parcival samenwoonde, hem, op de geboortedag van Johannes, tot priester. Parcival leefde nog tien jaar, gedurende welke tijd hij at noch dronk.

Mount Salvatge was de burcht van de graal, de gralsburg van Wagner. De Tempeliers bewaakten de kostbare relekwieën; het symbool van deze tempelridders was de lans, het teken van hun strijdbaarheid.

Denn wohl bewährt und wohl bewahrt
Von Rittern diese Gegend is,
So dass man nie durch Trug und List
Das Waldgebiet durchreisen kann.

Want goed wordt het bewaakt
door ridders, dit gewest,
waar noch met list, noch met bedrog
men door zijn wouden komt.

Ja, het was een woeste en onherbergzame streek. Wat het kasteel zelf betreft staat er:

Nur eine Burg ragt ganz allein
Des Erdenwunsches höchster Preis.
Wer sie mit Vorbedacht und Fleisss
Will suchen, finden sie leider nie.

Slechts één kasteel verheft zich trots:
het hoogste loon van aardse wensen.
Wie ’t echter met verstand en ijver zoeken wil,
die zal ’t, helaas, nooit vinden.

Wolfram von Eschenbach voerde Parcival naar de meest verborgen plaatsen op bergen en in bossen, waarvan hij de namen onthouden heeft en die hij zelf bezocht schijn te hebben, zo duidelijk en nauwkeurig komen de details met de werkelijkheid overeen:

Zur Fontane la Salväsche es ging,
Zu einer Klaus im Fels verloren,
Die Trevizent zum Sitz erkoren.
Bei ihm erfährt nun Parzival
Geheime Kunde von dem Gral.
Zu einer Höhl’ der Wirt ihn führte …

Naar la Fontane de la Salvatge ging men,
waar Trevizent zijn kluis eens koos
als hoge woonst, verloren in de rotsen,
en Parcival het geheim
der Graal van hem leert kennen,
want in een grot werd hij geleid ….

Talrijke overeenkomsten bestaan er ook tussen het lied van Esclarmonde in de cyclus van Huon en de gedichten van de graal: kroon en lans, de magische bokaal, het woud, de visser, het meer en het kasteel. De auteur van het lied zegt ons: ‘Sire, deze stad, Terrasconne is haar naam.’ Terrascone, Tarascon, het oude Tarusko uit de tijd der Romeinen, was de behoeder van de dalen van de heilige graal: de weg naar Montréalp-de-Sos en de weg naar de grotten van Ussat-Ornlac (de drie Églises, de grot van Bethlehem, Fontane-la-Salvatge en de Kathedraal).

De wanden van de grotten van Tarascon zijn als de bladzijden van een heilig boek, waaruit de ingewijden hun leer konden aflezen. Iberiërs, Eusken, Bebryken, Sotiaten. Tarusken en Visigoten hebben de Sabartez toebereid. De zonnehymne, de mythe van de grote Moedergodin, de mythe van Ram en van de Aum, het oorspronkelijke christendom, het Katharisme der Pyreneeën, het rijk van de liefde en de ridderschap, hebben er in meerdere of mindere mate door de eeuwen heen hun sporen achtergelaten: de zon, omgeven door een rode cirkel, de halve maan, witte slangen, ingegrifte afbeeldingen van dieren, godinnen en de heilige voorwerpen van de Egyptische mysteriën, de schildpad-sirene der Egeeërs en de symbolen die de Katharen er achterlieten.

Duizenden jaren gingen voorbij, eeuw na eeuw verzonk in de tijd, maar de bijbel der mensheid bleef wijd open voor de zoekende mens, want de Geest blaast de stof tot leven en de levende materie bezingt de glorie en de eer van haar Schepper.

‘Maurice Barrès heeft eens geschreven dat er plaatsen zijn waar de geest waait. Ussat kan men een van deze verheven gewijde plaatsen noemen, waar de geest gedurende vele duizenden jaren heeft gewaaid. De grotten van deze gebenedijde streek vormden de cultusplaats van de magiërs uit het magdalénien, van de priesters uit het neolithicum en die van het bronzen en het ijzeren tijdperk en tenslotte werden zij gebruikt door de wijzen der Albigenzen, die ook nu nog hun volgelingen hebben,’ aldus A. Glory in zijn boek ‘À la découverte des hommes préhistorique’ (Op zoek naar de prehistorische mens).

INHOUDSOPGAVE

  1. Bethlehem – de maagd Maria (I)
  2. Bethlehem – de maagd Maria (II)
  3. Het katharisme der Pyreneeën
  4. Gnosis en Gnostieken (I)
  5. Gnosis en Gnostieken (II)
  6. De Graal in de Pyreneeën (I)
  7. De Graal in de Pyreneeën (II)
  8. Op weg naar de heilige Graal (I)
  9. Op weg naar de heilige Graal (II)
  10. De grottenrepubliek van de Sabartez
  11. Het tribunaal van de Inquisitie van Pamiers (I)
  12. Het tribunaal van de Inquisitie van Pamiers (II)
  13. Eeuwige liefde

Bron: Het Erfgoed der Katharen door Antonin Gadal

BESTEL HET ERFGOED DER KATHAREN

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE VIJF BOEKEN OVER DE GRAAL