BESTEL GNOSIS, GELOOF EN LOGICA
Wanneer een soefi-meester en religie-expert zijn blik richt op filosofie, theologie en psychologie komen deze disciplines in een heel nieuw licht te staan. Omdat Frithjof Schuon als metafysicus geïnteresseerd is in de volledige werkelijkheid, geeft hij alles zijn rechtmatige plaats. De hoogste plaats komt toe aan God, Nirwana, Advaita of welke namen men voor het Absolute ook gebruikt. Het is niet omdat de hoogste waarheid boven alle woorden uitstijgt dat logica geen enkele rol van betekenis zou spelen, integendeel.
In dit inmiddels klassieke werk komen onder andere aan de orde: de verhouding tussen geloof en gnosis, de rol die de logica op beide gebieden speelt, de verschillende niveaus van geloof, de vereiste eigenschappen voor gnosis, de waarde van godsbewijzen, de relatie tussen logica en mysterie, de ontmaskering van relativistische zienswijzen, de essentie en de waarde van de moraal, de metafysische visie op schoonheid.
INLEIDING
Logica en transcendentie
Dit boek verscheen voor het eerst in het Frans onder de titel Logique et trancendance (Editions traditionelles 1970). Het breekt met wijdverbreide opvatting dat logica en transcendentie tegengestelden zijn die elkaar uitsluiten, waarbij men meestal de logica aan het rationale denken van filosofie en wetenschap, en de transcendentie aan geloof en mystiek koppelt. Deze opvatting leeft op grote schaal als een onberedeneerde vage vooronderstelling en komt slechts een enkele keer aan de oppervlakte in een filosofische reflectie.
Frithjof Schuon (1907-1998) laat in dit boek zien enerzijds dat het accepteren van transcendentie de rationalist kan bevrijden uit een nauwe materialistische visie en anderzijds dat het niet nodig is om bij transcendente onderwerpen als geloof, mystiek en metafysica de logica buiten de deur te houden, dat integendeel een helder logisch redenerend verstand ook op dit terrein uitstekende diensten kan bewijzen.
Alle tradities zijn het erover eens dat de hoogste spirituele ervaringen onuitsprekelijk zijn en niet alleen de zintuiglijke en alledaagse ervaring maar ook alle woorden en alle redeneringen transcenderen, maar het onderscheidende redenerende verstand dat de hoogste ervaring niet kan beschrijven en niet vervangen, kan uitstekend gebruikt worden om spirituele kwesties te verhelderen en om foutieve denkwijzen te ontmaskeren, en dat is wat Schuon in dit boek op grote schaal doet.
Het logisch denken verdwijnt pas als de menselijke geest met het Onuitsprekelijke wordt geconfronteerd. Het is een vergissing te denken dat het opzettelijk verworpen moet worden. Deze vergissing wordt soms begaan door mensen die met het principe van advaita, non-dualiteit, in aanraking zijn gekomen en op grond van de verhevenheid van de non-dualiteit zo veel mogelijk onderscheidingen overboord willen gooien.
Maar onderscheidingen maken is een essentiële taak van het menselijk verstand; ook het spirituele pad heeft onderscheidingen nodig, bijvoorbeeld het zeer vruchtbare boeddhistische onderscheid tussen heilzame en onheilzame emoties en gedachten. Overigens moet iemand die helemaal geen onderscheidingen wil maken geen woord meer zeggen, want met elk bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord wordt de wereld in twee en gespleten, namelijk de dingen die wel de eigenschap hebben en de dingen die haar niet hebben.
Metafysische zienswijze
De denkwijzen en zienswijzen die Schuon ontmaskert betreffen voornamelijk de moderne filosofie en psychologie en de christelijke en islamitische theologie. Hoewel hij soms scherp uit de hoek kan komen overheerst niet de polemische toon; daarvoor is hij te zeer metafysicus, dat wil zeggen iemand die op de volledige werkelijkheid is gericht en alles zijn juiste plaats toewijst. Hier is niet zozeer iemand aan het woord die zich ergert aan verkeerde zienswijzen, als wel iemand die verder kijkt. De verkeerde, dat wil zeggen te nauwe zienswijzen, worden opgehelderd door Schuons metafysische blik: er ontstaan voor de lezer nieuwe vergezichten.
De metafysische termen die Schuon gebruikt stammen voornamelijk uit platonisme en Vedanta, maar het is belangrijk om zien dat dit niets afdoet aan de objectiviteit van zijn betoog. Onder metafysica verstaan Schuon en andere auteurs van de Sophis Perennis zoals René Guénon (1886-1951), Ananda Coomaraswamy (1877-1947) en Titus Burckhardt (1908-1984) niet de keuze voor een of ander door een individu bedacht filosofisch systeem, maar een bovenpersoonlijke zienswijze op de diepere werkelijkheid, een zienswijze die op verschillende plekken op aarde verschillende uitdrukkingsvormen heeft gekregen, waarbij deze vormen voldoende harmonie vertonen om de onderliggende eenheid te kunnen waarnemen.
Met andere woorden, het doet er niet zoveel toe welke metafysische termen men kiest, zolang men maar consequent is en gebruikmaakt van een authentieke traditie, een traditie die naast de Openbaring werkelijk gebaseerd is op de diepste innerlijke ervaring die voor een mens mogelijk is. Alle metafysica’s ter wereld drukken eigenlijk hetzelfde uit; ze verwijzen allemaal naar het Ene, naar het Absolute; ze proberen alle het vormeloze in vorm te vatten via een symboliek, proberen alle te spreken over de relatie tussen het Ene Absolute en de vele dingen van de alledaagse ervaring.
De onderliggende eenheid van de verschillende metafysica’s is op niet makkelijk op te merken doordat de woorden het eerste gezicht elkaar lijken tegen te spreken. Om de eenheid op te kunnen merken moet men als het ware door de woorden heen kunnen kijken. En juist daarin is Schuon een meester. Hij toont zich in dit boek uitstekend op de hoogte van allerlei metafysische leren. Het regelmatig opduikende thema van de eenheid van alle echte metafysica’s en de eenheid van alle echte religies is door Schuon grondig behandeld in zijn werk De innerlijke eenheid van de religies.
Kritiek op moderne filosofie en psychologie
De kritiek op moderne filosofie en psychologie vindt vooral plaats in de eerste vier hoofdstukken. Zij trekt de logische consequenties uit de uitgangspunten van bijvoorbeeld rationalisme en relativisme en toont op die manier de onhoudbaarheid, ontoereikendheid of onwenselijkheid van deze twee denkhoudingen. De kritiek bestaat ook in het laten zien van de onvolledigheid van de visie. In dit verband maakt Schuon een belangrijke opmerking, die erop neerkomt dat door het ontbreken van de metafysische visie juist het vooroordeel de kans krijgt, hoewel men meent heel rationeel te zijn.
Hij zegt in hoofdstuk 3: ‘In de mate waarin de rede op kunstmatige wijze van het Intellect (de kern van het menselijk verstand en de oorsprong van de metafysische visie, vert) is losgemaakt, geeft ze dus ruimte aan individualisme en willekeur.’ En enkele regels daarvoor: ‘Dit betekent, dat een werelds denken altijd de karakterbeschrijving van een individu is. Dit is een diep inzicht en het krijgt reliëf wanneer men bedenkt dat de invloedrijke Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) na talloze filosofen bestudeerd te hebben ongeveer hetzelfde zegt maar dan zonder zich te beperken tot het ‘wereldse denken’: elke filosofie, is zijn slotsom, is de uitdrukking van wie iemand is. Nietzsche zag geen uitweg uit de relativiteit: de individuele verschillen kunnen nooit worden overbrugd.
Schuon kent een weg naar de onpersoonlijke waarheid: elk echt spiritueel pad leidt tot de absolute onpersoonlijke waarheid en vergt dan ook een verregaande discipline van de leerling: een afleggen van alle persoonlijke voorkeuren, afkeren, vooroordelen, kortom een extreme waarheidsliefde. Zij die dat opbrengen zijn eigenlijk meer filosoof dan de filosofische beroemdheden. Het toppunt van objectiviteit bestaat niet in het afweren van alle fouten en al het bijgeloof, maar in het verwerkelijken van een metafysische visie.
Kritiek op de theologen; reikwijdte van rede en verstand
De kritiek op theologie van christendom en islam is vooral te vinden in hoofdstuk 6 en ook in hoofdstuk 5 en 14. Hier luidt het bezwaar niet dat de metafysische of bovennatuurlijke dimensie geheel ontbreekt, maar wel dat zij gebrekkig wordt weergegeven. De oorzaak ligt in een te absoluut stellen van de dogma’s en rituelen (terwijl alleen het transcendente absoluut is) en in een eenzijdige benadrukking van moraliteit en wil, die de verstandelijke kant van de mens te weinig ruimte geeft.
Niet alleen het verstand in ruime zin, maar ook de rede of de logica heeft zijn rechten, en beide verdedigt Schuon tegenover de theologen. Met klem verzet hij zich tegen een recht op onlogica dat zou bestaan op sommige gebieden van de theologie, een recht dat zich zou uiten in contradictoire geloofswaarheden. Het onderscheid tussen verstand en rede wordt heden ten dage nauwelijks meer benadrukt, maar is essentieel om Schuon goed te begrijpen. De rede redeneert en gebruikt logica, het verstand begrijpt, ziet in en laat dingen tot zich doordringen; het staat voor Schuon bijna gelijk aan het bewustzijn.
Hoe ruim Schuon het verstand wel opvat blijkt in hoofdstuk 9.1, waar zelfs het gevoel of de emotie als een modus (de meest subjectieve) van het verstand wordt opgevat. Om het beeld van het verstand compleet te maken moet ook gezegd worden dat het menselijk verstand zijn wortel in het transcendente heeft: de kern ervan bestaat in het Intellect dat onvergankelijk is. Dit is cruciaal. Door het aannemen van deze goddelijke kern onderscheidt het esoterisme zich van het exoterisme.
Alleen in het esoterisme kan de eenheid van de religies gevonden worden, en wel dankzij de kern van het menselijk bewustzijn die door Schuon (in navolging van onder anderen Meester Eckhart) Intellect wordt genoemd. Het Intellect wordt geïntroduceerd in hoofdstuk 9.1. Enkele parallellen in diverse religies zijn: buddhi (hindoeïsme): oog van het hart (soefisme), tathagatagarbha (kiem van verlichting) (mahayanaboeddhisme): boeddhanatuur. Ook mindfulness of sati uit het theravadaboeddhisme is verwant aan het Intellect.
Schuons kritiek op de theologen kan men samenvatten in de stelling dat zij de reikwijdte van zowel de rede als het verstand onderschatten. Als hij helder onderscheidend nadenkt, behoeft de mens niet bij de door de theologen ‘mysteries’ genoemde contradicties te blijven staan; en als hij het verstand volledig gebruikt (inclusief zijn goddelijke kern, het Intellect) kan de mens waarheden bevroeden die de theologen hier op aarde voor onmogelijk houden.
INHOUDSOPGAVE
Inleiding – Paul Boersma
Voorwoord
- De tegenstrijdigheid van het relativisme
- Verkeerd gebruik van de begrippen ‘concreet’ en ‘abstract’
- Echt en schijnbaar rationalisme
- Over godsbewijzen
- Het argument van de Substantie
- Evidentie en mysterie
- De oosterse betoogtrant en zijn verankering in het geloof
- De demiurg in de Noord-Amerikaanse mythologie
- De alchemie van de gevoelens
- De symboliek van de zandloper
- Het probleem van de geschiktheid voor de gnosis
- Begeleidingsverschijnselen van de liefde voor God
- Begrijpen en geloven
- De dienaar en de vereniging
- De spirituele meester en zijn functie
- De bevrijde en het goddelijke beeld
- Waarheden en onwaarheden over de schoonheid
- De gelofte van Dharmakara
- Mens en zekerheid
Lijst van toelichtingen bij termen en citaten
Verklarende woordenlijst
Register