De grote drie – boek van Paul Boersma over pioniers van universele wijsheid: Guenon, Coomaraswamy en Schuon

BESTEL DE GROTE DRIE – PIONIERS VAN UNIVERSELE WIJSHEID

Het idee dat er één universele metafysische visie in alle religies aanwezig is, werd vorige eeuw in Frankrijk gelanceerd door René Guénon en sindsdien in vele landen uitgewerkt en in leven gehouden door een klein, maar onopvallend aantal auteurs. De school die in het kielzog van Guénon, Coomaraswamy en Schuon ontstond wordt ‘traditionalisme’ of ‘perennialisme’ genoemd.

In dit boek van Paul Boersma worden de drie kopstukken van deze stroming geïntroduceerd. Het veronderstelt geen speciale voorkennis, wel een levendige belangstelling voor religie of spiritualiteit. Het poogt niet de ideeën van de drie auteurs samen te vatten of te vereenvoudigen, maar het begrip ervan te bevorderen door een didactisch verantwoorde uitleg. Dankzij de vele citaten gaan de drie auteurs werkelijk leven, en wordt hun scherpe intuïtie zichtbaar voor de lezer. Een aanrader voor iedereen die belangstelling heeft voor de innerlijke en de symbolische kant van religie.

René Guénon (1886-1951) leidde een bescheiden en onopvallend leven, maar oefende een enorme invloed uit door zijn geschriften die vier onderwerpen beslaan:
de bestrijding van het occultisme en de theosofie, de onthulling van de ene oorspronkelijke traditie die aan alle religies ten grondslag ligt, en een grondige kritiek op de westerse samenleving, spirituele realisatie of initiatie. Hij eindigde zijn leven als soefi in Cairo.

Ananda Coomaraswamy (1877- 1947) was een vooraanstaand kunsthistoricus die 37 talen
beheerste en na kennismaking met het werk van Guénon baanbrekende werken over traditionele kunst, symboliek en metafysica produceerde. Als eerste academicus zette hij helder uiteen waarin traditionele kunst verschilt van alle westerse kunst vanaf de renaissance. Hij was thuis in christendom, neoplatonisme en Aziatische wereldbeschouwingen.

Het hele leven van Frithjof Schuon (1907-1998) stond in het teken van de eenheid van de religies. Als tienjarige las hij de Koran en de Bhagavad Gita, als 90-jarige had hij
meer dan 25 internationaal bekende boeken over dit thema geschreven. Hij was naast een gerespecteerd kenner van religies ook een leidsman voor spiritueel zoekenden van allerlei religieuze en geografische achtergronden.

INHOUDSOPGAVE

Inhoud
Inleiding
De School zonder Naam
De verborgen eenheid van de religies
Ruwe schets van de gemeenschappelijke zienswijze
Te haastige kritiek op de idee
De School zonder Naam
Andere auteurs van de School zonder Naam
Andere universalistische visies

DEEL I – RENÉ GUÉNON

1. Leven en werk van René Guénon (1886-1951)
1.1 Verhouding tussen leven en werk
1.2 Beschrijving van het werk
1.3 De eenheid van zijn werk
1.4 De beslissende eye-opener
1.5 Een oeuvre zonder ontwikkeling
1.6 Jeugd
1.7 Kennismaking met oosterse tradities
1.8 Debuut als auteur
1.9 Huwelijk en broodwinning
1.10 Vrijmetselarij en katholicisme
1.11 Doorbraak bij een groter publiek
1.12 De ommekeer
1.13 Vertrek naar Caïro
1.14 Invloed vanuit Caïro
1.15 Na de Tweede Wereldoorlog

2. Eerherstel voor ‘oorspronkelijke Traditie en metafysica
2.1 Oorspronkelijke Traditie
2.2 Guénons definitie van religie
2.3 Metafysica
2.4Theologie en mystiek
2.5 De moderne filosofie
2.6 Esoterie en exoterie
2.7 Het onderscheid opgeheven tussen kennis en zijn

3. Formulering van de metafysica
3.1 De vele gewaden van de ene metafysica
3.2 Guénons eigen formulering van de metafysica
3.3 De leer van de vele staten van het wezen/zijn
3.4 Het hindoeïstische gewaad van de metafysica: de vedanta

4. De initiatie
4.1 Guénons ruime opvatting van dit begrip
4.2 De persoonlijke geschiktheid
4.3 Het doorgeven van de spirituele invloed
4.4 Het innerlijke werk
4.5 Rituelen en symbolen

5. Op weg naar een universele symboliek
5.1 De noodzaak en alomvattendheid van symboliek
5.2 Het middelpunt, een voorbeeld van universele symbolick

6. Fundamentele kritiek op de westerse samenleving
6.1 Het begin van het verval
6.2 Kennis en handeling
6.3 Het individualisme
6.4 Het egalitarisme en de democratie
6.5 Is er redding mogelijk?

7. Betekenis van Guénons oeuvre

DEEL 2 ANANDA COOMARASWAMY

1. Leven en werk van Ananda K. Coomaraswamy (1877-1947)
1.1 Zijn kennismaking met het werk van Guénon
1.2 Samenwerking met Guénon
1.3 Leven en werk, eerste indruk
1.4 De eerste stappen
1.5 Tussen twee beschavingen
1.6 De Rajput schilderingen
1.7 Zoekende naar een levensbeschouwing 1912-1917
1.8 Vertrek uit Engeland 1917
1.9 Huwelijken
1.10 De eerste jaren in Amerika 1917-1927
1.11 De overgangsperiode 1928-1932
1.12 De periode van rijpheid: 1932-1947
1.13 De laatste dagen
1.14 Korte bibliografie

2. De traditionele opvatting van kunst
2.1 Inleiding
2.2 Kunstenaar en ambachtsman tegelijk
2.3 Noodzaak en nut tegenover aangenaam gevoel en plezier
2.4 Schoonheid als aantrekkingskracht van de volmaaktheid
2.5 Eisen gesteld aan de kunstbeschouwer
2.6 De noodzaak van het kunstwerk: functie en betekenis tegelijk
2.7 Het concipiëren van het oerbeeld
2.8 Een bijzondere vorm van zelfexpressie
2.9 Contemplatie belangrijker dan ‘genie’
2.10 De zeer relatieve waarde van de verschillende kunststijlen
2.11 Belang van het bovenpersoonlijke voor zowel kunstenaar als opdrachtgever
2.12 Gebrekkig begrip van de westerling
2.13 Vrijwillige armoede
2.14 Iconoclasme

3. Een voorbeeld van zijn behandeling van de metafysica
3.1 Inleiding
3.2 De vedanta
3.3 Misverstaan van de vedanta in het Westen
3.4 Vedanta is geen filosofie, maar is wel Philosophia perennis
3.5 Vedanta is geen filosofie, geen literatuur, geen magie en geen psychologie
3.6 Atman, het centrale begrip van de vedanta
3.7 De hoog gezeten Toeschouwer en het ronde plein van de wereld 209
3.8 De schuttingen ofwel de beperkte werelden van de spelers; karma
3.9 Wat gebeurt er bij de dood? Reïncarnatie
3.10 Wat gebeurt er nog meer bij de dood?
3.11 Zijnsbesef en zijnsstaten
3.12 Het laatste doel van de religies
3.13 Het laatste doel van de metafysica
3.14 Conclusie

4. Mythologie en symboliek
4.1 Inspiratie voor de volgende generatie
4.2 Het grote belang van mythen
4.3 Zijn visie op het boeddhisme
4.4 Over symboliek in het algemeen
4.5. Zijn manier van uiteenzetten van symboliek

DEEL 3 FRITHJOF SCHUON

1.Leven en werk van Frithjof Schuon (1907-1998)
1.1 Groot verschil met Guénon en Coomaraswamy
1.2 Jeugd
1.3 Ingewijd door sjeik Ahmad al-‘Alawi en zelf sjeik geworden
1.4 Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog
1.5 Het begin van een oeuvre; verhouding tot Guénon
1.6 Tweede levenshelft
1.7 Persoonlijke indruk
1.8 Schuons oeuvre
1.9 Boeken met één thema
1.10 Beschrijving van enkele andere boeken in chronologische volgorde

2. De onmisbaarheid van de deugd op het spirituele pad
2.1 Verschil met Guénon
2.2 Waarom de deugd spiritueel noodzakelijk is
2.3 Welke deugden noodzakelijk zijn
2.4 Het verschil tussen ‘wereldse’ en ‘spirituele deugden’
2.5 Voorbij moralisme en zelfs voorbij morele regels

3. Spirituele waarde van de schoonheid
3.1 Een andere benadering dan die van Coomaraswamy
3.2 Schoonheid is objectief, is de glans van het ware, niet slechts een kwestie van smaak
3.3 Lelijkheid van de moderne wereld
3.4 Naast waarheid zijn er in de schoonheid ook andere ongrijpbare elementen
3.5 Schoonheid en verleiding
3.6 Deugd, schoonheid en waarheid

4. Drievoudig mensbeeld
4.1 Visie op mens en wereld: niet materialistisch maar spiritueel
4.2 Het drievoudige mensbeeld
4.3 Intellect en cognitie
4.4 Diepte van gevoel/liefde en van de wil
4.5 De theomorfie van het menselijk lichaam

5. De structuur van het goddelijke
5.1 Korte terugblik op de metafysica van Guénon
5.2 De drie dimensies van het Principe
5.3 De drie niveaus van het Principe
5.4 De drie modi van het Principe
5.5 De bestaansvoorwaarden
5.6 Overal God zien

6. Spirituele methoden
6.1 De weg van de kennis en de weg van de liefde
6.2 Schuons spirituele methode

7. Eenheid van de religies
7.1 Het onderscheid exoterisch en esoterisch 7.2 De sacrale kunst
7.3 Een universele visie op het hiernamaals

Nabeschouwing

BESTEL DE GROTE DRIE – PIONIERS VAN UNIVERSELE WIJSHEID