Het Nieuwe Testament van de Bijbel begint met het verhaal van Zacharias en Elisabeth, twee hoogbejaarde mensen die woonden in het land van Judéa. Vele jaren lang hadden zij het verlangen naar een zoon in hun hart meegedragen. Vaak spraken zij dat ook uit in hun gebeden. Maar omdat zij vroom en rechtvaardig waren, wensten zij in de eerste plaats, dat de wil van God zou gebeuren.
Dat is altijd het beste wat een mens wensen kan! Want alleen de wil van God is volkomen goed en zuiver! Toen zij dan ook op hoge leeftijd gekomen waren en toch nog geen zoon hadden ontvangen, legden zij zich daar vol overgave bij neer, maar het verlangen was gebleven.
Zacharias was priester. Hij verrichte dagelijks samen met andere priesters verschillende werkzaamheden in de tempel. Op een keer dat het zijn beurt was om daar een bepaalde taak te verrichten, ging hij geheel alleen binnen. De mensen die later de dienst wilden bezoeken, wachtten op het voorplein tot het hun tijd was. Toen Zacharias in de tempel de aan hem opgedragen taak vol aandacht en eerbied volbracht, stond daar opeens aan de rechterzijde van het altaar een engel. Zacharias ontroerde hevig bij deze ontmoeting, maar de engel sprak tot hem:
‘Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elisabeth zal u een zoon schenken en gij zult hem de naam Johannes geven. Blijdschap en vreugde zullen uw deel zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden. Hij zal groot zijn voor de Heer en vanaf zijn geboorte zal hij geen wijn of sterke drank gebruiken. Hij zal met de Heilige Geest vervuld worden en velen van de afgedwaalde kinderen van God zal hij terugvoeren tot de Heer hun God. Hij zal de Heer een weltoegerust volk bereiden.’
Deze engel kwam tot Zacharias als een lichtende straal van de Liefde van God en vertrouwde aan zijn verlangende hart een groot en heerlijk geheim toe! Want de zoon die Zacharias en Elisabeth zouden ontvangen, was geen gewoon mensenkind, zoals er zovelen in de wereld zijn. Neen, dit kind zou geboren worden met een goddelijke opdracht, met een gewijde taak.
Nu was het heel moeilijk voor Zacharias om zomaar te geloven, dat het grote verlangen van hem en zijn vrouw toch nog vervuld zou worden. En daarom zei hij voorzichtig tot de engel: ‘Waaraan zal ik weten dat dit waar is? Want ik ben een oud man en ook mijn vrouw is al op hoge leeftijd!’
De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël, die voor het aangezicht van God staat en ik ben uitgezonden om u deze blijde boodschap te brengen. Maar omdat gij mijn woorden niet direct hebt kunnen geloven, zult ge van nu af aan niet kunnen spreken totdat deze dingen hebben plaatsgevonden.’ Daarop verdween de engel.
Toen Zacharias naar buiten trad, om de wachtende mensen binnen te laten, kon hij niet tot hen spreken. En zij begrepen dat daar in het heiligdom van de tempel iets bijzonders was gebeurd. Elisabeth, zijn vrouw, twijfelde geen ogenblik aan de woorden van de engel! Ja, zij verheugde zich er zeer over dat hun innigste wens toch nog vervuld zou worden en dat hun zoon zelfs zo’n heerlijke taak zou mogen vervullen! Zij dankte God uit het diepst van haar hart en bereidde zich geheel voor op de komst van haar zoon.
Vele mensen denken dat men eerst moet sterven om tot het Koninkrijk van God terug te keren. Toch is dat niet zo! Men moet veranderen tot een nieuwe Mens. En om dat te bereiken, moet men eerst als Johannes worden! Het allereerste begin daartoe is de aanraking in de geestelijke kern in het hart van de mens. Een onbegrijpelijk heerlijk gevoel rijst dan op uit het hart van de mens. Bij alle dingen van het gewone leven is iets heel nieuws, iets heel bijzonders gekomen.
Het verstand kan dit alles nog niet dadelijk omvatten en twijfelt aan de mogelijkheid van zo’n grote vreugde. Daarom moet het verstand voorlopig zwijgen en wordt het eerste werk
van die grote wonderbare omkering volbracht in het hart. Daarom moeten we, als we lezen
dat Zacharias niet meer zal kunnen spreken totdat Johannes geboren is, niet denken dat
God de opdracht heeft gegeven om Zacharias te straffen wanneer hij de woorden van de
engel niet dadelijk geloven kan.
Neen, God straft niet, want Hij is geheel en al Liefde. God heeft al deze wonderbaarlijke werkingen tot bevrijding van de mens zo voorbereid, dat het met het geloof in het hart kan beginnen. En dat geloof wordt in de heilige taal voorgesteld als Elisabeth. Het verstand moet echter voorlopig nog stil zijn. Het moet dit grote wonder niet uitpluizen, maar rustig de tijd afwachten dat het gaat gebeuren. En dat verstand wordt ons voorgesteld als de man Zacharias.
Zo moet iedere mens dus eerst worden als Zacharias en Elisabeth: vol hoop en verlangen uitziende naar het nieuwe leven. Dan zal het Licht tot hem komen en hem beloven dat de Johannes-mens in hem zal worden geboren. Dat wil zeggen dat hij een heel ander mens gaat worden. Een mens die zijn leven zal willen wijden aan de dienst van God. Elisabeth had aan niemand verteld dat zij, op haar hoge leeftijd, een zoon zou krijgen. Zij bewaarde dit grote wonder voor zichzelf als een kostbaar geheim totdat de tijd daar was dat zij het aan iedereen kon tonen.
Toen dan eindelijk de dag aanbrak dat het kind geboren werd, waren allen vol verbazing. Niemand had dat verwacht. En familie, vrienden en buren verheugden zich over deze vreugdevolle gebeurtenis. Toch wisten zij toen nog niets van de grote en zeer gewijde taak die het kind zou gaan vervullen.
Volgens de gewoonte kwamen zij allen acht dagen na de geboorte van het kind bijeen om te bespreken hoe het kind zou heten. ‘Zacharias! Net als zijn vader!’ zeiden ze eenparig. Maar Elisabeth antwoordde rustig: ‘Neen, hij moet Johannes worden genoemd.’ want dat had de engel gezegd. ‘Maar er is niemand in uw hele familie die zo heet!’ riepen ze vol verbazing. En zij zeiden tot Zacharias dat hij moest beslissen welke naam zijn zoon zou krijgen. Zacharias kon nog steeds niet spreken en vroeg om een schrijftafeltje. Daarop schreef hij: ‘Johannes is zijn naam!’ Nu zwegen allen, hoewel ze zeer verbaasd waren.
Maar Zacharias, die in de tijd dat hij zwijgen moest had geleerd de woorden van de engel op de juiste wijze te verstaan en daardoor ook uit volle overtuiging de naam Johannes had
opgeschreven, kon vanaf dit moment weer spreken. En hij loofde en dankte God met zijn gehele hart.
Deze gebeurtenis was al gauw bekend geworden door het gehele bergland van Judea. De
mensen spraken er voortdurend met elkaar over. Het wekte bij heel velen grote eerbied en een onverklaarbaar gevoel dat er iets bijzonders ging gebeuren. En zij zeiden tot elkaar: ‘Wat zal er van dit kind worden? Want de hand van de Heer is met hem!’
Op dezelfde dag dat Johannes zijn naam kreeg, werd aan Zacharias nog een tweede wonder vervuld. Behalve dat hij weer spreken mocht, ontving hij ook de Heilige Geest! En daardoor was het hem mogelijk het gehele goddelijke plan van verlossing voor de mensheid te doorzien. En terwijl hij dacht aan Jezus de Heer, die enige tijd na Johannes zou komen, sprak hij:
‘Geloofd zij de Heer, God van Israël. Want hij heeft omgezien naar zijn volk, dat in duisternis is en heeft het verlossing gebracht. Hij heeft ons een hoorn van het heil opgericht, zoals Hij ons al van de allervroegste tijden af door de mond van zijn heilige profeten beloofd heeft, om ons te redden van alle boosheid en haat.
Om ons barmhartigheid te betonen en te gedenken zijn heilig verbond met onze voorvaderen en de belofte die Hij hun gaf. Namelijk deze belofte: dat Hij ons, zonder dat wij bevreesd behoefden te zijn, zou verlossen uit het leven van de vergankelijkheid met al zijn smart en dood. En dat wij weer voor eeuwig in zijn Koninkrijk zouden mogen terugkeren om hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid.’
En na dit alles gezegd te hebben, sprak Zacharias nog het volgende over zijn zoon
Johannes: ‘En gij, kind, zult een profeet van de Allerhoogste heten. Want gij zult uitgaan
voor het aangezicht van de Heer, om zijn wegen te bereiden. Om aan zijn volk (dat zijn
alle mensen in de wereld van de vergankelijkheid) te geven: kennis van het eeuwig heil,
door het vergeven van hun zonden, hun afgezonderd zijn van het Licht.
Door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de opgang uit de hoogte, naar ons zal omzien, om hen te beschijnen die zitten in duisternis en in de schaduw van de dood. Door onze voeten te richten op de weg van de vrede die alle verstand te boven gaat.’
Bron: Jeugdbijbel van Nita Abbestee