Citaten en aforismen van Desiderius Erasmus

Desiderius Erasmus was een kritische filosoof, theoloog en humanist, maar tegelijkertijd ook een verzoener. Veruit het bekendste werk van deze invloedrijke schrijver is Lof der Zotheid, waarin hij kritiek uit op de toenmalige kerk van Rome. Als de protestanten zich afscheiden blijft Erasmus zich inzetten voor kerkelijke hervorming van binnenuit. Twee belangrijke motieven bepalen het gedachtegoed van Erasmus: de vrijheid van mensen en vrede. Over de vrijheid schreef hij onder meer in 1516 de vorstenspiegel Institutio, opvoeding van een christelijke vorst, voor de jonge koning van Spanje, de latere keizer Karel V. Daarin stelt hij dat de mens vrij is en dat een christen daarom niet tiranniek mag heersen over christenen en hen niet als slaven mag behandelen. In 1517 schreef hij Querla pacis, De klacht van de vrede. Hij richt zich daarin onder meer tegen het nationalisme. Hieronder volge een selectie van citaten en aforismen van de dwarsdenker Erasmus.

Afstand scheidt enkel de lichamen, niet de geesten.

Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.

Als er onder de sterfelijke mensen iets bestaat dat uitgeroeid moet worden en dat ieder verplicht is met alle wettige middelen tegen te gaan en te helpen voorkomen, dan is het zonder twijfel de oorlog.

Als ik weinig geld heb, koop ik boeken; als ik dan nog iets overhoudt, dan koop ik eten en kleren.

De christelijke godsdienst is in zekere mate verwant met een bepaald soort dwaasheid, maar heeft heel weinig overeenkomsten met de wijsheid.

De Heilige Geest is neergedaald in de gedaante van een duif, niet als een adelaar of havik.

De opgaande zon vindt meer aanbidders dan de ondergaande.

De wil kijkt vele malen door het venster voordat de daad de deur uitgaat.

Een arend vangt geen vliegen.

Een groot deel van de vrede bestaat erin de vrede van harte te willen.

Een grote stad betekent grote eenzaamheid.

Een leven zonder boeken is onleefbaar.

Filosofen zijn volkomen ongeschikt voor de praktijk van het dagelijks leven.

Heel de wereld is mijn vaderland.

Het begin van wijsheid is dat je jezelf kent.

Het is de grootste dwaasheid, dingen te leren, die men later weer moet vergeten.

Het is niet het onbelangrijkste deel van een taak te weten hoe je hem aanpakt.

Het leven van de gehele christenheid wemelt van dwaze instellingen. De priesters laten dit alles oogluikend toe, ja kweken dit zelfs aan, zich er wel van bewust dat een en ander hun geen windeieren zal leggen.

Het meest banale wordt altijd het luidst toegejuicht, omdat het merendeel van de mensen, zoals ik al meer heb gezegd, nu eenmaal door dwaasheid is bevangen.

Het volk sticht en kweekt de steden, de dwaasheid van de vorsten verwoest ze weer.

Ik ben een veelschrijver die niet ophoudt met mijn pen mij tegen de oorlog te
verzetten.

Ik zal de kerk verdragen, totdat ik een andere, betere vind.

In een vrije staat moeten ook de tongen vrij zijn.

Kan de bouwkunst op prestaties als die der bijen bogen? Heeft ooit een filosoof een zo
volmaakte gemeenschap ontworpen?

Kan iemand die zichzelf haat, wel van een ander houden?

Liefde kun je evenmin verbergen als hoest.

Men moet het huwelijk eerbiedigen, zolang het nog maar een vagevuur is, maar het ontbinden als het een hel wordt.

Mensen worden niet geboren maar gevormd.

Niemand wordt voor zichzelf geboren.

Niets is dwazer dan wijs te zijn op het verkeerde moment.

Niets is goedkoper dan om zich van de ernstigste levensvragen met een dooddoener af te maken.

Niets is lager dan te censureren wat men niet begrijpt.

Niets is zo zot als zelfingenomenheid en zelfverheerlijking.

Nog een niet te versmaden eigenschap van de dwazen: zij zijn de enigen die ronduit de waarheid zeggen.

Onwetendheid is de moeder van de hoogmoed.

Wat is de wereld trouwens anders dan een groot schouwtoneel, waarin ieder, onder het masker van een ander optreedt en zijn aangenomen rol speelt, totdat de grote Regisseur hem van het toneel laat verdwijnen.

Ook onder doornstruiken groeien rozen.

Per slot van rekening is de menselijke ziel nu eenmaal zo ingesteld, dat eerder de schijn dan de werkelijkheid haar imponeert.

Wanneer iemand in woede zou uitroepen dat ik hem beledigd heb, laat hij dan wel bedenken, dat wie de schoen past, hem mag aantrekken.

Wat gebeurd is, laat zich niet meer ongedaan maken.

Wat mooi is, kost moeite.

Wie de kunst begrijpt met zichzelf te leven zal zich nooit vervelen.

Wie gelooft, dat het menselijk geluk is gelegen in het bezit van kennis, van een voorwerp of eigenschap, vergist zich schromelijk. Het ware geluk bestaat slechts in het inzien van de illusie, die men zich daarover maakt.

Wie het roer van het schip van staat hanteert, moet slechts het algemeen belang en niet zichzelf dienen.

Wilt goed naar mij luisteren, niet met dat halve oor, dat u aan boetepredikers pleegt te schenken, maar met de aandacht, waarmee u marktschreeuwers. piassen en hansworsten aanhoort.

Zolang de pot op het vuur staat, leeft de vriendschap.

Zotheid te veinzen te zijner tijd is de hoogste vorm van wijsheid.

BESTEL ERASMUS DWARSDENKER – EEN BIOGRAFIE