LEES MEER OVER BRIEVEN OVER DE ESTHETISCHE OPVOEDING VAN DE MENS
BESTEL BRIEVEN OVER DE ESTHETISCHE OPVOEDING VAN DE MENS
Johann Cristoph Friedrich Schiller (1759-1805), toneelschrijver, filosoof en dichter in de Duitse Romantiek, heeft heel veel moeilijkheden gehad en is reeds op 46-jarige leeftijd gestorven. Hij kwam, als zoon van een officier van gezondheid, op zijn veertiende jaar op de militaire school te Ludwigsburg; in 1775 werd die school naar Stuttgart verplaatst. Deze werd door de hertog, van Württemberg – uitgebreid: het zou op den duur een soort universiteit worden. Schiller studeerde er in de rechten, later in de medicijnen.
Intussen, al had de school dan niet meer een militair karakter, er heerste nog steeds een harde tucht, die Schiller uitermate tegen de borst stuitte; hij voelde zich zeer aangetrokken door de dichters van de Sturm-und-Drang-beweging, wat wel op andere, namelijk zeer vrijheidslievende neigingen wijst. In 1780 werd hij benoemd tot officier van gezondheid. Hij had toen reeds zijn romantisch drama ‘De rovers’ geschreven, dat in 1782 te Mannheim werd gespeeld en een ontzaglijke indruk maakte.
Na ‘Die Räuber’ schreef Schiller nog twee stukken voor toneel: in ‘Die Verschwörung des Fiesko zu Genua’ hebben we een uitbundig uitrazende Galotti-geschiedenis; in ‘Kabale und Liebe’ (Intrigues en liefde) wordt nog eens alle kritiek van de Stürmer-und-Dränger op de maatschappij samengevat: de dwepende jongeling met het wereldomvattende hart, die in alle Sturm-und-drang-stukken optreedt, is hier zoon van de minister president van één van die Duitse vorstjes die in die tijd hun onderdanen naar Amerika verkochten om zo aan de dure grillen van een maîtresse te kunnen voldoen. Deze jongeman is verliefd op de dochter van een muziekmeester; welke liefde door zijn vader met behulp van diens secretaris Wurm op de allergemeenste wijze wordt gedwarsboomd; de dood van Luise, zo heet dit meisje, is het einde. Het hele geval druipt van sentimentaliteit aan de ene, en geraffineerde schurkachtigheid aan de andere kant.
Schiller heeft beter werk dan het tot nu toe vermelde geschreven. Behalve op een zeer groot aantal gedichten, waaronder vele die tot de beste culturele bezittingen van het Duitse volk worden gerekend – ‘Das Lied von der Glocke’, ‘Die Götter Griechenlands’, Ode an die Freude – en een aantal belangrijke prozawerken, berust zijn roem, bovenal, op zijn toneelwerken; het is dan, na de genoemde ‘Don Karlos, Infant von Spanien’, waarin de held uit de titel, met zijn vriend, de markies van Posa, het vrijheidsideaal vertegenwoordigt; tegenover hen staan koning Filips II en de inquisitie. Verder schreef hij de trilogie Wallenstein, bestaande uit de stukken ‘Walllensteins Lager’ – een echt ‘Soldatenstück’ – ‘Die Piccolomini’ en ‘Wallensteins Tod’.
Deze stukken hebben zich, evenals ‘Don Karlos’, nog steeds op het Duitse toneel gehandhaafd. Dit geldt ook voor zijn ‘Maria Stuart’, waarin hij de beide elkaar vijandige koninginnen tegenover elkaar zet; ook in letterlijke zin, in een volkomen onhistorische en ook in de werkelijkheid niet denkbare scène, die echter bij de vertoning het hoogtepunt van het stuk blijkt. Dan schreef hij ook een stuk over Jeanne d’Arc, ‘Die Jungfrau von Orleans’, waarin hij nog vrijer met de historische feiten omspringt, voorts ‘Die Braut von Messina’ en het wijd-vermaarde ‘Wilhelm Tell’, ook, als ‘Don Karlos’, een dramatisch-historisch pleidooi voor de vrijheid.
Sinds 1794 zijn Schiller en Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11) met elkaar in aaraking geweest; ze zijn enige tijd vrienden geworden en zijn dazt gebleven tot Schillers dood. Ze hebben veel voor elkaar gedaan: Schillers geestdrift heeft Goethe tot meer intense arbeid aangespoord, Goethe heeft zijn jongere vriend een zachte en verheven beschouwing van het leven bijgebracht, die voor Schiller meer heeft betekend dan allerlei filosofische stelsels waarin hij zich had verdiept. Samen hebben ze een reeks satiren geschreven, de ‘Xeniën’, verschenen in de Muzenalmanak van 1797 en in de daarop volgende jaargangen schreven ze een aantal balladen. De materiële moeilijkheden waarmee Schiller vele jaren te kampen heeft gehad, zijn allengs verminderd.
In 1788 had hij al, door Goethes toedoen, een professoraat in de geschiedenis te Leipzig gekregen, – maar dat leverde generlei inkomsten op! In 1790 geeft hertog Karl August hem dan een klein jaargeld; een aantal vereerders, vooral de Deense dichter Jens Baggesen, steunden hem ook. Als hij tenslotte in 1778 professor te Weimar wordt, kan hij zich – hij is ‘Honorarprofessor’ – ongestoord aan zijn kunst wijden.
Bron: ‘Het boek der wereldliteratuur’ door prof.dr. L.L. Walch
LEES MEER OVER BRIEVEN OVER DE ESTHETISCHE OPVOEDING VAN DE MENS
BESTEL BRIEVEN OVER DE ESTHETISCHE OPVOEDING VAN DE MENS
CITATEN UIT WERKEN VAN FRIEDRICH SCHILLER
Al het nieuwe, ook het geluk, beangstigt.
Als je jezelf wilt leren kennen, kijk dan naar wat anderen doen. Als je de anderen wilt begrijpen, kijk dan in je eigen hart.
Dat is de vloek van iedere slechte daad, dat die steeds doorgaat slechte dingen voort te brengen.
De jaloezie van vrienden richt mij te gronde, niet de haat van vijanden.
De mens groeit naarmate het doel dat hij zich stelt groter wordt.
De mooiste dromen over vrijheid worden in de kerker gedroomd.
De sterren van het lot, ze zijn in eigen borst.
De verschrikkelijkste van alle verschrikkingen is de mens in zijn arrogantie.
De wereld houdt ervan om het schitterende zwart te maken en het verhevene in het stof neer te halen.
Durf te dwalen en te dromen.
Een waarlijk voortreffelijk karakter wordt gevormd door gestrengheid jegens zichzelf te verbinden met zachtheid jegens anderen.
Er bestaat geen toeval; en wat ons blinde willekeur toeschijnt, juist dat vindt zijn oorsprong in heel diepe bronnen.
Er ligt een diepere betekenis in de sprookjes van mijn kindertijd, dan in de waarheid die door het leven wordt onderwezen.
Geen sterveling viel ooit in zijn leven onvermengde vreugde ten deel.
Grote zielen lijden in stilte.
Het genie blijft voor zichzelf steeds het grootste geheim.
Het heelal is een idee van God.
Het is de ware liefde die altijd en eeuwig hetzelfde blijft, of men haar nu alles toestaat of alles onthoudt.
Het is jammer dat slechts mensen, en niet wezens van hogere orde, de wereldgeschiedenis schrijven.
Het oude stort ineen, de tijden veranderen, een nieuw leven bloeit op uit de puinhopen.
In het kinderlijk spel ligt vaak een diepe betekenis.
Kort is de illusie, lang de spijt.
Leef met uw eeuw mede, maar wees niet haar schepsel; doe iets voor uw tijdgenoten, doch iets wat ze nodig hebben, niet wat ze prijzen.
Men moet de stemmen wegen en niet tellen.
Tegen de domheid strijden zelfs goden vergeefs.
Vrij van blaam te zijn, is de laagste graad en de hoogste; want alleen onmacht en grootheid leiden daartoe.
Waar geen verstand der verstandigen bij kan, dat doet in zijn eenvoud een kinderlijk gemoed.
Wat is de meerderheid? Meerderheid is de onzin; verstand wordt bij slechts weinigen gevonden.
Wat is het toeval anders dan de ruwe steen, die tot leven komt onder de hand van de beeldhouwer?
Weldadig is de macht van het vuur, als de mens haar temt, bewaakt.
Wetenschap: Voor de een is zij de hoge, hemelse godin, voor de ander een flinke koe, die hem boter verschaft.
Wie een meester in zijn vak wil worden, moet jong gaan oefenen.
LEES MEER OVER BRIEVEN OVER DE ESTHETISCHE OPVOEDING VAN DE MENS
BESTEL BRIEVEN OVER DE ESTHETISCHE OPVOEDING VAN DE MENS
LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER FRIEDRICH SCHILLER