Desiderius Erasmus levenswijsheden – samengesteld door Jan Bas

BESTEL DESIDERIUS ERASMUS LEVENSWIJSHEDEN

In 2009 werd Erasmus (1469? – uitgeroepen tot de grootste Rotterdammer. Deze status heeft hij vooral te danken aan de levenslessen die hij naliet en die niet aan actualiteit hebben ingeboet. De bovenstaande korte video geeft een indruk van zijn leven en werken. Hieronder volgt het begin van het boek ‘Desiderius Erasmus levenswijsheden’. Het is samengesteld door Jan Bas en maakt deel uit van een boekenserie met levenswijsheden van bekende filosofen. Naast veel quotes uit Erasmus’ omvangrijke oeuvre bevat dit fraaie boek, dat geschikt is als geschenk, informatie over diens leven en levensfilosofie.

BESTEL DESIDERIUS ERASMUS LEVENSWIJSHEDEN

TEN GELEIDE

Desiderius Erasmus: dwarsdenker en gids voor het leven

Dit boek biedt een introductie op het leven en werk van Desiderius Erasmus. In 2009 werd Erasmus uitgeroepen tot de grootste Rotterdammer. Deze status heeft hij vooral te danken aan de levenswijsheden die hij naliet en die niet aan actualiteit hebben ingeboet. De thematisch bij elkaar gezochte quotes vormen een kennismaking met zijn gedachtengoed. Het boek opent met een minibiografie die Erasmus plaatst in zijn tijd. Achter in het boek gaat samensteller Jan de Bas nader in op de levensfilosofie van de Rotterdamse denker, die duizenden en duizenden lezers tot op de dag van vandaag wist te inspireren.

INLEIDING

Desiderius Erasmus (1469?-1536)

Bijna alle Nederlanders kennen wel de Erasmusbrug of weten van het bestaan van het Erasmus MC. Dat bouwwerken vernoemd zijn naar de in Rotterdam geboren Desiderius Erasmus (1469?-1536) valt goed te begrijpen. Erasmus was in zijn tijd een beroemde schrijver, theoloog en denker en hij kan nog steeds bogen op veel waardering, zoals blijkt uit de naam van de brug en het ziekenhuis.

Erasmus werd geboren in de nacht van 27 op 28 oktober te Rotterdam. In welk jaar precies weten we niet; vermoedelijk was dit in 1469. De Rotterdammer, zoals hij zich in de meeste van zijn brieven noemt, was het kind van een priester; dus feitelijk een bastaardkind. Tot identiteitsproblemen leidde dit niet, maar Erasmus heeft wel meerdere keren zijn autobiografie verspreid waarin hij bewust het precieze van de aanvang van zijn levensgeschiedenis in het midden liet. In zo’n levensschets, opgenomen in een brief aan een bevriende Duitse humanist in het voorjaar van 1524, schrijft hij over zijn vader: ‘Wel zorgde hij dat het kind een goede opvoeding kreeg.’

Het feitelijk illegale kind bleek goed te kunnen leren. Hij doorliep de Latijnse school in Deventer. In 1487 deed hij zijn intrede in het klooster Steyn bij Gouda. Erasmus merkte echter – aldus de hiervoor aangehaalde brief uit 1524 – ‘hoe ver alles daar afstaat van de ware godsdienst’. In 1492 werd hij tot katholiek priester gewijd. Erasmus leefde in een tijd waarin de katholieke kerk steeds meer kritiek kreeg omdat veel geestelijken in de kerk zich vooral bezighielden met het vergaren van rijkdom ten koste van het gewone kerkvolk en daarbij de boodschap van de Bijbel verwaarloosden. Erasmus was zich hier voortdurend van bewust en het baarde hem permanent zorgen. De drang tot publiceren werd in 1496 bevredigd toen hij zijn eerste boek publiceerde: een gedichtenbundel.

Het was Erasmus van Rotterdam te doen om het zuivere verhaal van de Bijbel en de daaruit voortvloeiende consequenties voor het menselijk gedrag. Voor hem was Jezus het lichtend voorbeeld. Hij schrijft in de herfst van 1501 daarom aan de Mechelse wapensmid Johann Poppenruyter: ‘Ga om met mensen in wie je het ware beeld van Christus hebt aangetroffen.’ Erasmus probeerde ook zelf zich voortdurend in te spannen om zijn denken en leven te laten corresponderen met dat van Jezus Christus. Deze identificatie bracht hij onder andere onder woorden in een brief aan de bevriende Duitse humanist Wolfgang Faber Capito, wanneer hij op 9 december 1517 schrijft: ‘Ik zal er alles aan doen om nooit bewust iets te schrijven wat Christus onwaardig is.’

Om zijn ‘missie’ uit te voeren schreef Erasmus tientallen boeken en hij reisde kriskras door Europa om zijn boodschap te verspreiden. Erasmus ontdekte tijdens zijn reizen hoe ver de gewone man verwijderd was van hoe het leven volgens hem was bedoeld. Zo noteert hij bijvoorbeeld in Tegen de barbaren: ‘Denkt men echter dat een schoolmeester helemaal geen straf verdient wanneer hij de vruchtbare, nobele aanleg van de jeugd vult met doornenstruiken en brandnetels van onwetendheid, zodat deze met geen schoffel, ja met geen vuur kan worden gezuiverd?’ Zijn kruistocht tegen onkunde en domheid demonstreerde Erasmus ook met andere publicaties, zoals Colloquia (1518) en Adagia (1500).

In het laatste boek verzamelde hij aforismen uit de oudheid en voorzag deze van uitleg en commentaar. Veel van deze wijze spreuken hebben betrekking op het menselijk gedrag, zoals het bekende: ‘Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.’ Ook uit andere publicaties blijkt dat Erasmus zeer veel waarde hechtte aan juiste omgangsvormen; aan het gedrag dat mensen waardig maakt. Hij publiceerde Handboek voor een christensoldaat (1503), De opvoeding van kinderen (1529) en in 1530 zijn Etiquette, een boek vol gedragsvoorschriften. In het laatste boek staan imperatieve spreuken als: ‘Overigens geldt het overal als een gebrek aan goede smaak als je kleren te kort zijn om je edele delen te bedekken wanneer je je vooroverbuigt’ en ‘Je wangen moeten een blos krijgen van een aangeboren en opgerichte schroom, niet van rouge of een andere kleurstof.’

Erasmus raakte meer en meer bekend en werd steeds vaker gevraagd om adviezen te geven over godsdienstige en maatschappelijke vraagstukken. Zo adviseerde hij de toenmalige groten der aarde als koning Hendrik VIII van Engeland en de Duitse keizer Karel V. In de meer dan 3000 brieven die hij naliet, pleitte hij bij vorsten, pausen, bisschoppen, graven, hertogen, kardinalen, drukkers, schrijvers en ook gelijkgestemde humanisten voor het bestuderen van de literatuur. Hij schrijft op 24 december 1533 aan een bevriende Spaanse humanist: ‘Ik geef toe dat een leven zonder letteren geen leven is.’ Erasmus was een ware humanist die niet zonder taal en menselijke wijsheid kon. Hij zag het als zijn levenstaak om mensen de liefde voor taal en in het bijzonder voor het Woord bij te brengen.

Zijn bekendste boek is Lof der zotheid (1511). Hierin uit hij enerzijds felle kritiek op de onkunde van geestelijken, schoolmeesters en filosofen en doet hij anderzijds op hen een oproep om toch vooral verstandig te leven door veel te lezen, want ‘niets is dwazer dan misplaatste wijsheid’. Duizenden en duizenden pagina’s schreef Erasmus. Het verhaal gaat dat hij dat zelfs zittend achter op een paard deed. Erasmus was in zijn tijd bekend door zijn publicaties, brieven en zijn grote netwerk dat hij onderhield door zijn vele reizen dwars door Europa. Hij kan dan ook worden getypeerd als een ‘nergens-man’ of misschien beter als een wereldburger.

Als wereldburger was het voor Erasmus niet te verteren dat burgers uit verschillende landen, maar met hetzelfde christelijk geloof elkaar in woorden en met wapens bestreden. Hij probeerde in een indringend betoog – vooral bestemd voor de politieke leiders van zijn tijd – de Europeanen ervan te overtuigen dat oorlog niet door oprechte gelovigen en humane burgers gevoerd dient te worden. In De klacht van de vrede die overal door alle volken verstoten en versmaad wordt (1516) schrijft hij: ‘Er is nauwelijks een vrede zo onrechtvaardig, dat hij niet te verkiezen is boven de rechtvaardigste oorlog.’ En hij vraagt zich op typisch Erasmiaanse wijze cynisch af: ‘Door wie zijn de kanonnen uitgevonden? Soms niet door christenen?’

Erasmus was een criticaster van zijn tijd, maar ook een kind van zijn tijd. Dat blijkt uit zijn opvatting over Turken; vandaag de dag zouden we zeggen aanhangers van de islam. Hij is kritisch over de cultuur van de Turken die hij typeert als barbaars. Maar hij stelt ze in Oproep tot de bestudering van de filosofie van Christus (1516) ook tot voorbeeld, wanneer hij over aanhangers van de islam stelt: ‘De mohammedanen onthouden hun leerstellingen, de Joden leren ook vandaag de dag vanaf hun vroegste jeugd de boeken van Mozes. Waarom doen wij niet hetzelfde voor Christus?’ Erasmus is evenmin positief over de Joden, maar op basis van zijn brieven en publicaties kan en mag hij geen antisemiet worden genoemd. Want wat te denken van de volgende passage uit een brief aan de dominicaan Jacob van Hoogstraten d.d. 11 augustus 1519: ‘Als Jodenhaat christelijk is: dan is ieder van ons in dit opzicht meer dan voldoende christelijk’?

Erasmus was, zoals zijn biograaf Sandra Langereis schrijft, een eigenzinnige, beetje ijdele en authentieke denker. Zij noemt hem in Erasmus, dwarsdenker: een biografie (2021) op pagina 161 ‘een dwarsdenker’: ‘Dwarsdenken was noodzaak, wist Erasmus. Noch de gevestigde kerk, noch de nieuwe kerk waarop Luther aanstuurde verdiende zijn gezeglijkheid, vond hij. (…) Dat dwarsdenken een levensstaat was die duur werd gekocht wist hij ook.’

De Rotterdamse denker hield tot het eind van zijn leven voet bij stuk: de mensen dienden in contact te komen met de wijsheden die in het verleden aan het papier waren toevertrouwd. Dat gold in het bijzonder voor het Nieuwe Testament. De lezer moest in staat worden gesteld om de oorspronkelijke tekst van deze jongste Bijbelboeken te kunnen lezen en bestuderen. Hij publiceerde daarom in 1516 zijn Novum Instrumentum. Veel lezers werden in hun denken door deze nieuwe Griekse bijbelvertaling gevormd en in hun geloof gevoed of versterkt.

Het dwarse denken van Erasmus bleek ook uit zijn opvatting over de vrije wil. In De Libero arbitrio (1524) benadrukt hij – in contrast met het denken van kerkhervormer en kerkverlater Maarten Luther – dat de mens verantwoordelijk is voor zijn daden en dat hij juist omdat hij mens is in staat is om te geloven in God die de wereld schiep én in Christus die alle zonden vergeeft: ‘Hoe kunnen mensen een kind van God worden die het nog niet zijn, als onze wil geen enkele vrijheid heeft?’

Luther begreep Erasmus niet en kon zich er niet in verplaatsen dat de Rotterdamse denker de volgens hem ongeloofwaardige katholieke kerk nog van binnenuit tot het ware geloof kon bekeren. Het onbegrip was wederzijds. Al op 25 maart 1521 schreef Erasmus in een van zijn brieven: ‘Ik erken Christus, Luther ken ik niet.’ De twee christelijke theologen kwamen steeds meer tegenover elkaar te staan. In een brief van 16 april 1526 schrijft de Rotterdamse denker aan zijn Duitse opponent ondubbelzinnig: ‘Er zullen veel mensen opduiken die onder het voorwendsel van de godsdienst hun best doen wraak te nemen op degenen die zij haten.’ Overigens zou Erasmus Erasmus niet zijn wanneer hij ook in zijn relatie met Luther genuanceerd blijft denken. 1 september 1528 noteert hij in een brief aan de bisschop van Lincoln, John Longland, bijvoorbeeld: ‘Laten we de goede dingen die Luther heeft verkondigd en waartoe hij heeft vermaand overnemen.’

De laatste jaren van zijn leven woonde Erasmus in Bazel. Hij berustte in de gedachte dat zijn standpunt op te roepen om in vrijheid en te allen tijde de oorspronkelijke wijsheden van de mensheid te bestuderen bij de meeste Europeanen geen ingang had gevonden. De meeste tijdgenoten bleven de traditionele katholieke kerk trouw of schaarden zich achter het protestantse alternatief van Maarten Luther cum suis. Erasmus kende in zijn laatste levensjaren veel fysieke ongemakken. De dood speelde in zijn denken en brieven een steeds grotere rol, maar hij zag er niet tegen op om het aardse bestaan achter zich te laten. Hij schrijft in een van zijn laatste boeken, Voorbereiding op de dood (1534): ‘Geen enkele dood, hoe plotseling ook, kan immers slecht zijn als er een goed leven aan is voorafgegaan.’

Erasmus was en bleef populair. In 2005 werd hij uitgeroepen tot de grootste inwoner van Gouda en vier jaar later tot de grootste Rotterdammer. Deze status heeft hij vooral te danken aan zijn levenswijsheden die hij naliet en die niet aan actualiteit hebben ingeboet. Een aantal van die levenswijsheden siert tegenwoordig de openbare ruimte in Rotterdam, waar bijvoorbeeld de reiziger in het Centraal Station Erasmus’ ‘Ruimte scheidt slechts de lichamen, niet de geesten’ – uit zijn besteller De klacht van de Vrede – aantreft. En wat te denken van:

‘Een vreemde mag niet steeds een vreemde blijven.’
‘Niet iedereen met een tong heeft verstand.’
‘Soms bewijs je iemand een grote dienst door hem niet te groeten.’
‘Niemand is immers kleingeestiger dan degenen die hun hele leven in hun land zijn gebleven: zij haten vreemdelingen en veroordelen alles wat afwijkt van hun inheemse praktijken.’
‘Geregeld voerde ik met mijn pen oorlog tegen de oorlog.’
‘Niemand gaat slapen met de zekerheid dat hij wakker zal worden.’
‘Wie helemaal niet boos wordt, lijkt het meest op God en dat is daarom het allermooiste’.

Voor de volledigheid: alle levenswijsheden die in deze bundel zijn opgenomen komen uit Nederlandse vertalingen van zijn publicaties en brieven. Het feit dat de afgelopen jaren door vertalers, uitgevers en subsidiegevers de moeite werd genomen om verschillende boeken en al zijn brieven in het Nederlands uit te geven, illustreert de betekenis van de Rotterdamse theoloog en denker. Erasmus schreef in een brief van 28 maart 1530 aan de magistraat van Straatsburg: ‘Laten verstandige en geleerde mensen de pen oppakken.’ Gelukkig deed Erasmus dit zeer regelmatig.

Rotterdam 22 februari 2022,
Jan de Bas

1 NATUUR EN GEZONDHEID

Ik zou willen dat sommige lieden pogingen staakten om uit elkaar te halen wat de natuur zelf stevig heeft verbonden.

Door het lot bepaald kan tussen wolf en lam geen vrede heersen.

Als je je lichaam niet had gehad was jij een godheid, als je je ziel niet in je had gehad, was je een dier.

Wie zou niet lachen als een slak de snelheid van een paard veracht?

Moeder natuur die in heel wat gevallen eerder een stiefmoeder is.

De wet van de natuur is diep in ieders geest gekrast.

Er schuilen zelfs meer wonderen in een spin dan in een olifant.

Elk dier heeft zijn eigen nut.

De dieren, die verstoken zijn van verstand, leven met hun soortgenoten als burgers eendrachtig samen.

Zie op hoeveel manieren de natuur ons geleerd heeft eendrachtig te zijn!

Dieren vechten ook alleen maar wanneer de honger of de zorg voor hun jongen hen dol maakt, maar is voor christenen een onnozele belediging niet een geschikte aanleiding om oorlog te voeren?

Maar je moet je meer door moraal dan door de natuur laten leiden.

De tijd zelf zorgt soms voor een middel tegen ongeneeslijke kwalen.

Hoevele duizenden stervelingen lopen vandaag de dag niet in blakende gezondheid rond, die niet eens zouden zijn geboren als de medische wetenschap geen behandelingen voor de vele gevaren bij bevallingen noch de verloskunde had uitgevonden.

Hoewel er waarheid schuilt in de uitspraak dat het aan God is om de stervelingen te helpen, is het naar mijn opvatting beslist waar dat het edele Griekse spreekwoord ‘de mens is voor de mensen god’ nergens een betere toepassing vindt dan in het geval van een betrouwbare en bekwame arts, die niet alleen helpt, maar ook levens redt.

Als de onsterfelijkheid begerenswaardig is, weet dan dat de medische zorg, die levensduur verlengt, haar zoveel mogelijk nastreeft.

BESTEL DESIDERIUS ERASMUS LEVENSWIJSHEDEN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN MET LEVENSWIJSHEDEN VAN FILOSOFEN

INHOUDSOPGAVE

Ten geleide

Inleiding – Desiderius Erasmus (1469?-1536)

  1. Natuur en gezondheid
  2. Taal en educatie
  3. Gewenst gedrag
  4. Mensbeelden
  5. Samenleven
  6. Politiek, democratie en vrede
  7. Liefde, vriendschap en andere relaties
  8. Wijsheid en waarheid
  9. Over God en Christus
  10. Christendom en kerk
  11. Geloven
  12. Tijd en eeuwigheid

De levensfilosofie van Desiderius Erasmus
Bronvermelding
Lijst van geraadpleegde bronnen

BESTEL DESIDERIUS ERASMUS LEVENSWIJSHEDEN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER ERASMUS