De laatste mythe van Alexandrië – het nieuwste boek van John van den Berg – lancering op 1 december 2024 in Haarlem

BESTEL DE LAATSTE MYTHE VAN ALEXANDRIË (VANAF 30 NOVEMBER 2024)

AANMELDEN VOOR DE BOEKLANCERING OP ZONDAGMIDDAG 1 DECEMBER

In december 2024 verschijnt bij uitgeverij De Morgenster ‘De laatste mythe van Alexandrië’. Het is een verhaal van John van den Berg dat zich tegen het einde van de oudheid afspeelt in in de wereldberoemde havenstad in het noorden van Egypte. Dit boek is veel meer dan een historische roman omdat er meerdere parallellen zijn tussen toen en nu en er aspecten van de eeuwige wijsheid subtiel in zijn verweven. Iedereen is welkom op de boeklancering die plaatsvindt op zondagmiddag 1 december in Pentagram boekwinkel in Haarlem. Na de onderstaande flaptekst volgt het begin van ‘De laatste mythe van Alexandrië.

Het jaar 415. De beroemde bibliotheek van Alexandrië was verdwenen. Er wordt gezegd dat Hypatia de laatste bekende geleerde was die in de bibliotheek werkte. Zowel de bibliotheek als de figuur van Hypatia staat symbool voor onderzoekende en vrije geesten, die geloven dat een mens instaat is om de mysteriën van het leven te ontsluieren. In 415 was niet alleen de bibliotheek verdwenen, maar werd ook Hypatia het zwijgen opgelegd.

TEN GELEIDE

De Egyptische stad Alexandrië was rond het begin van onze jaartelling een inspirerende verzamelplaats van hooggestemde denkers en verlichte geesten. Griekse filosofen en vrijzinnige joden lieten zich inspireren door de Egyptische mysteriën. Het gnostiek-hermetische denken van de eerste christenen vond er een rijke voedingsbodem. De stad kende een bibliotheek met duizenden en duizenden boekrollen over sterrenkunde, natuurkunde, mathematica, de Griekse tragedies, filosofie en inwijding in de mysteriën. Er wordt wel gezegd dat Hypatia de laatste bekende geleerde was die in de bibliotheek werkte.

John van den Berg, die eerder boeken over de Pistis Sophia schreef, neemt ons in ‘De laatste mythe van Alexandrië’ mee naar de nadagen van die tijd. Een tijd ‘waarin de goden niet meer zo vanzelfsprekend tot de mensen spraken’. Maar zijn verhaal is meer dan een geschiedenis uit lang vervlogen tijden. Want net als toen leven we nu in een overgangstijd, waarin we opnieuw moeten ontdekken wat waar is en van waarde. En net als toen staat nu het vrije, onderzoekende en sprankelende denken onder druk.

Er is maar één remedie. De positieve kwaliteiten van onze zielen blijven voeden, en deze ook in anderen zien. En dat kan! Want: ‘het licht schijnt in de duisternis’, en ook al hebben we er misschien nog niet zo heel veel van begrepen, het beetje dat we wel begrijpen is voldoende voor een eerste daad. Bovendien, anders dan destijds leven wij in een samenleving waar vrouwen en mannen hun eigen keuzes kunnen maken. Laten we daarom de mogelijkheden die ons geschonken worden gebruiken, en ons niet van de wijs laten brengen door de vele afleidingen die elke tijd nu eenmaal met zich meebrengt.

Ik wens u veel leesplezier!

Hannie te Grotenhuis
De Morgenster

HOE HET LOT BESCHIKT

Soms dalen de goden af van de Olympus in de ziel van een sterveling, om zijn lot te wenden. De uitverkorene is voorbestemd om de gang van zaken op mythische wijze te beïnvloeden. Zo kon in de oudheid een koningszoon uit Macedonië tijdens zijn leven een groot deel van de wereld verenigen onder zijn bestuur. Hoe kreeg hij dat voor elkaar?

Zijn reisgenoten zagen dat hij tijdens zijn vele veldtochten altijd de verhalen van Homerus bij zich had in een gouden kistje. De goden waren zo altijd nabij. Het gaf hem de kracht om een stad te stichten in Egypte, die tot op de dag van vandaag zijn naam draagt: Alexandrië.

Maar stel dat er helemaal geen mensen meer zouden zijn die nog verbinding met de goden willen maken. Wat gebeurt er dan? Wat als de liefde voor de wijsheid, de zuivere filosofie, geen plaats meer heeft in het menselijke hart? Hoe kunnen de goden de mensen dan nog bereiken, die zich zo ver verwijderd hebben van de Olympus? Op een zeker moment is de afstand tussen mensen en goden niet meer te overbruggen. Voor de mensen is het dan alsof de goden in een diepe slaap verzinken.

Voorheen was het Hera die haar goddelijke wederhelft in slaap bracht toen zij het lot van de Grieken in eigen hand wilde nemen tijdens de strijd om Troje. Nu is er geen list meer nodig. Zeus is uit zichzelf in een diepe slaap gevallen, voor eeuwig, als je er een menselijke maat aan wilt geven. Generaties gaan voorbij zonder een enkele bemoeienis van de goden van de Olympus. Daarom staat ook de godin van de liefde, Afrodite, op het punt zich ter ruste te leggen. Nog een keer kijkt zij in de Heimarmene, het web van het lot dat over de aardse mensen is gespannen. Dan ziet ze het: een enkel lichtpuntje in het hart van een Griekse vader. Ze springt op om alle opties van het lot te overwegen. Ze wekt Zeus uit zijn slaap: het is nog niet voorbij! Er is een opening! We kunnen het tij keren! Ontwaak, machtige Zeus, laat je niet misleiden door de Romeinen die je Jupiter zijn gaan noemen. Er zijn nog steeds mensen die verlangen naar onze nabijheid.

Het ontwaken van Zeus heeft iets weg van een bliksemschicht die, door een ontlading van de opgebouwde spanning tussen hemel en aarde, zich op onvoorspelbare wijze een weg zoekt. Het donderende geraas dat snel volgt, is iets wat het mensenhart niet onberoerd kan laten. En omdat Afrodite het hart van deze Griek heeft vervuld met verlangens en liefde voor de wijsheid, offert hij als het moet zijn eigen dochter, zoals Agamemnon deed om Helena, de overspelige vrouw van zijn broer, terug te halen uit Troje. Zo stuurt een vader zijn dochter overzee om het lot te keren van een mensheid die de liefde voor de wijsheid heeft verloren. Diep in zijn hart weet hij: als het mislukt, is alles verloren en zie ik mijn dochter niet levend terug.

Zo intens moeten de overwegingen van het hart zijn om het lot te wenden, de hemel open te scheuren en de aarde te doen schudden. Zo bewegen de goden de menselijke ziel. Een andere weg is er niet.

HELENA

In Alexandrië is de zee nooit ver. In de ochtend verdrijft een koele zeebries de stank van de stad. Die verfrissing maakt het leven in Alexandrië verwachtingsvol, elke dag opnieuw. Deze stad lijkt ervoor gemaakt om mensen in de gelegenheid te stellen de dag anders te beginnen. Om de strijd van gisteren te vergeten en de zaken te herzien met een frisse blik en een ruim hart.

Ik ben terug bij het gevoel dat de eerste aanblik van deze stad heeft gewekt. Dat was na een overtocht over de grote zee. Ik was zwaarmoedig na het afscheid van mijn vader. In Athene werd hij geroemd om zijn verheven inzichten. Ik zag hem echter vaak in diep gepeins verzonken. Kwam dat door al dat aanpassen, afstemmen en onderhandelen? Hij deed dat met een vanzelfsprekendheid die mij vreemd was. Ik voelde me belangrijk in zijn leven, vooral als ik mee mocht naar die prachtige huizen met groene binnentuinen en tafels vol met bloemen, wijn en vers gemaakt eten. Samen met andere kinderen kon ik mijn gang gaan tijdens de urenlange gesprekken van de volwassenen.

Zo zorgeloos, vrij, geborgen en tijdloos. In gedachten zie ik mijn vader voor me met een ernstige blik. Hij begint plotseling een serieus gesprek. Hij verklaart mij de voorspellende tekenen die hij heeft gezien in de loop van de planeten ten opzichte van de vaste sterren. Ik ben opeens een belangrijke schakel in het voortbestaan van een traditie van Griekse filosofen. Alle wijzen van de stad heeft hij overtuigd van zijn visie. Niemand koestert bedenkingen tegen hem en zijn plannen. Hij vertrouwt mij toe aan de machtige man die Alexandrië bestuurt: zijn vriend Orestes. Ik zie zijn verduisterde ogen nog voor me, toen hij de brief uit Alexandrië ontving. Hij moest toch iets van licht hebben gezien in de afgrond waar hij naar staarde. Iets wat alle verwarrende gedachten samenbundelde tot een verstandig besluit: ik stuur mijn dochter Helena overzee.

Ik voel verwarring als ik trillend en zoekend naar evenwicht over de loopplank naar het schip loop. Hij blijft daar maar staan, alsof ik het vanaf nu zelf moet doen en ik geen hulp meer heb te verwachten van wie dan ook. Ik weet nog maar net dat hij mijn spullen al aan boord heeft laten brengen, dat er iemand speciaal mee gaat om mij te begeleiden. Misschien heeft hij het al eerder verteld, maar dat heb ik kennelijk verdrongen om de dag van mijn vertrek uit mijn geest te verbannen. Het vertrek dat ongewenst mijn zorgeloze bestaan binnendringt. Het moment is daar.

Bewegingloos staat mijn vader op de kade, terwijl het schip van hem weg drijft. Ik zie mijn vader kleiner worden. Op het moment dat ik de uitdrukking op zijn gezicht niet meer kan onderscheiden, draai ik me om en loop naar de boeg van het schip. Daar sta ik eindeloos lang te turen naar de horizon. Ik zie door de nevel de machtige vuurtoren van Alexandrië opdoemen. De toren staat op het eiland Pharos voor de kust van Alexandrië. In mijn verbeelding reikt de toren tot aan de hemel en waakt een reusachtig beeld van Poseidon over de stad. Dat komt uit de verhalen van mijn kindertijd.

Poseidon beneemt mij de adem als het schip langs de toren de haven binnen vaart. Ik zie hem van de zijkant en dan van onderen, terwijl het schip om de pier heen vaart. Het enorme stenen beeld van deze machtige aardschudder kijkt hoog van de toren neer op de stad. Alsof hij waakt over de schatten van Alexandrië en iedere ziel met slechte bedoelingen zal doden met zijn opgeheven drietand. Mijn ziel beweegt in mij als de zee, waar Poseidon uit oprijst om het leven op te eisen dat mij wacht. Mijn leven, onder de bescherming van de machtigste man van Alexandrië. Mijn wezen, toevertrouwd aan Hypatia, de meest verlichte filosoof op aarde. Haar faam is zo groot, dat zij mijn vader kon bewegen om zijn enige dochter naar Alexandrië te sturen. Zo spelen de goden met mij. Ik ben vernoemd naar de dochter van Zeus. Is dat genoeg om van mij te verwachten dat ik mijn leven wijd aan de liefde voor de ware wijsheid, de Sophia?

‘Wat zit jij hier vroeg, Helena. Vertrekken we eerder?’ Ik zie Martha met gevouwen handen naar mij opkijken, met een gemaakte, verbaasde blik. Ik zie er waarschijnlijk vreemd uit voor haar. Ik zit in de wagen die ons later vandaag naar het Serapeum zal brengen. Onder mij de bok, waar normaliter Romulus de wagenmenner zit. Ik zit hier om even alleen te zijn met mijn gedachten.

‘Goedemorgen, Martha. Ik was vroeg wakker en wilde je niet wekken, dus ik was even op de binnenplaats gaan wandelen. Nu rust ik wat.’
Martha zet haar handen in haar zij en gooit er een beetje onbeholpen uit: ‘Je was niet bij het gebed.’
Ik sluit mijn ogen en keer mijn gezicht naar de blauwe lucht. ‘Ik was niet bij het ontbijt.’

Martha kijkt naar mijn ontblote benen. Hoe fijntjes devoot kan ze haar blik daarop laten rusten. Ik verlang naar de wind die langs mijn benen waait als Romulus het paard aanspoort tijdens een ritje langs de zee. ‘Ik weet het,’ zeg ik zo mild mogelijk. ‘Ik zal nog wat eten.’ Ik zet mezelf in beweging en klim via de treeplank uit de hoge zitting.
Martha geeft me steun als ik de wagen uit kom. ‘Het blijft een bijzondere wagen. Wij zitten zo hoog en Romulus een stuk lager. Je hebt altijd hulp nodig met in- en uitstappen.’

Ik knik dat ik het ermee eens ben. Ik kijk naar de entree van het gebouw waar de wagen voor geplaatst is. Hij staat aan de binnenplaats achter het huis van Orestes. Ik besef dat ik niet eens weet hoe lang ik buiten op de kar gezeten heb. Hoe lang heb ik niet geholpen bij de dagelijkse werkzaamheden? Ik haast me naar binnen, een schemerige gang in.

‘Ik wacht op je,’ hoor ik Martha roepen, als ik de gang door loop die naar de grote eetzaal leidt.
‘Kan ik nog even helpen?’ Ik laat de anderen opkijken van hun werk. Iedereen weet wat te doen en helpt na het ontbijt met het opruimen en schoonmaken. Er klinkt geen antwoord. Het werk is al gedaan. Ik voel me als een verstoorder van een hechte orde. Ik doe het werk niet dat voor anderen voor de hand ligt. Ik dwaal steeds weer af van het vaste ritme dat zou moeten inslijten.

Na wat aanschuiven van de houten banken bij de tafels verlaat ik als laatste de zaal. Ik loop wat verloren rond en voel me niet op mijn gemak. Om niet de kans te lopen doelloos in het blikveld van mijn huisgenoten te geraken, ga ik nog even naar mijn kamer. Ook hier weet ik even niet wat ik moet doen. Op mijn hurken ga ik bij het raam zitten en sluit mijn ogen. Ik verdwijn voor even in het midden van mijn wezen, in het niets. In dat niets kunnen de goden mijn ziel beroeren. ‘Helena!’ De stem van Martha klinkt vanuit de gang.

‘We gaan vertrekken. Was je de tijd vergeten?’ Martha komt de hoek om en kijkt mij geamuseerd aan.
Ik zucht. Is dat mijn antwoord voor mijn metgezel die me zo geduldig door de dag wil leiden? Ik weet niet eens hoe lang ik heb zitten dromen. ‘Ik kom.’ Ik richt me op, neem mijn tas en loop de kamer uit, de duistere gang door. Mijn kracht vloeit terug in mijn wezen en verdrijft de schaduw van de twijfel. Twijfel aan wat? Of ik geschikt ben voor het leven in deze orde? Waarschijnlijk niet, maar daarvoor ben ik ook niet naar Alexandrië gekomen.

Romulus neemt met een kleine buiging mijn tas aan en helpt me in het rijtuig te stappen. Hij lacht schalks, ondanks zijn nederige houding als hij mij mijn tas aanreikt. Ik kijk nog even met een schuine blik naar Martha, terwijl Romulus het paard in beweging zet en de wagen behendig de poort uit stuurt. De soldaat bij de poort groet hem niet. Hij wil de poort zo kort mogelijk open hebben, alsof er een groot gevaar buiten die poort loert.

De wereld binnen de poort van de binnenplaats van Orestes’ huis is een veilige plaats. In Alexandrië kun je niet zomaar overal gaan en staan. Het begon jaren geleden, toen fanatieke volgers van de kerk het Serapeum plunderden en vernielden. Deze tempel ligt op een heuvel en is vanaf de meeste delen van de stad goed te zien. Het is gevaarlijk om te spreken over de Griekse mythen die voor mijn gevoel zo wild door mijn aderen stromen. Het is levensgevaarlijk om openlijk te getuigen van wat er werkelijk in je omgaat. Ik weet het allemaal wel, maar ik heb geleerd om angst te wantrouwen. Angst verlamt de lust om te leven. Angst maakt het contact met de goden onmogelijk. De zeelucht vult mijn longen en laat mijn hart branden van verlangen en begeerte naar wat de goden van Olympus mij gaan brengen. Een speelse dag op de golven van de zee van het leven. Ik knijp Martha in haar arm en roep haar toe: ‘Wat een heerlijke dag is het, hè?’

Martha lacht bescheiden. ‘Ja, het is fijn om langs de zee te rijden.’
Ik zie Romulus nieuwsgierig naar ons omkijken.

BESTEL DE LAATSTE MYTHE VAN ALEXANDRIË (VANAF 30 NOVEMBER 2024)

AANMELDEN VOOR DE BOEKLANCERING OP ZONDAGMIDDAG 1 DECEMBER

INHOUDSOPGAVE

Ten geleide
Hoe het lot beschikt Helena
Romulus
Martha
Hypatia
Elias
Orestes
Cyrillus
Menches
Matthias
Menelaos
Lucianus
Petrus
Lucas
Horatio
Boreas
Mariam
Tertullianus
Vlucht uit Alexandrië

BESTEL DE LAATSTE MYTHE VAN ALEXANDRIË (VANAF 30 NOVEMBER 2024)

AANMELDEN VOOR DE BOEKLANCERING OP ZONDAGMIDDAG 1 DECEMBER

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN JOHN VAN DEN BERG