De Griekse mythen opnieuw verteld door Els Pelgrom en geïllustreerd door Thé Tjong-Khing

BESTEL DE GRIEKSE MYTHEN

Al duizenden jaren vertellen mensen elkaar verhalen, over helden en goden, over wat vroeger gebeurd is en over de krachten die alles op aarde tot stand brachten. Zoveel eeuwen later spreken deze verhalen nog altijd tot de verbeelding. Els Pelgrom brengt de Griekse mythen weer tot leven en vertelt beeldend de grote en de kleine verhalen van de Griekse helden. De illustraties van Thé Tjong-Khing en de boeiende achtergrondinformatie in overzichtelijke kaderteksten laten je op een bijzondere manier kennismaken met onder andere Achilles, Daedalus, Hermes, Ariadne, de Argonauten, de Titanen, Persephone, Pandora, Zeus en andere andere mythische personages. 

INLEIDING DEEL 1: ALS VERSLETEN TAPIJTEN

De nimf Daphne vluchtte voor de god Apollo en werd een laurierboom. Dat was het werk van de oergodin de Grote Moeder Gaia. Zij kwam Daphne te hulp, die haar daarom gebeden had in haar angst voor Apollo, de vaak wrede god van het licht.

Demeter, de godin van bomen en planten, liet de aarde verdorren toen haar dochter was ontvoerd door de god van de Onderwereld. In het koren op de velden werden dat jaar geen graankorrels gevormd en de bomen droegen geen vruchten. Demeter had de planten en bomen verboden te groeien, te bloeien en te rijpen. En alles verdorde, nergens was meer een groen blad te bekennen en de mensen leden honger.

Orpheus kon wilde dieren temmen met zijn muziek; hij kon zelfs bomen van hun plaats laten komen en ze laten dansen. En Dionysus, die voordat hij de god van de wijn werd al de god van de uitbottende plantengroei was, wist mensen tot waanzin te brengen, waardoor ze onvoorstelbare wreedheden begingen. Maar hij kon hen ook in vervoering brengen door schoonheid en poëzie en spotternij. Wat over hem verteld wordt, hoort tot het wonderbaarlijkste van al wat we over de goden van lang geleden hebben gehoord.

Tegenwoordig leven veel mensen in een wereld van snelwegen, torenhoge gebouwen en machines. Dat een zaadje in de grond worteltjes krijgt en boven de grond een steeltje vormt waar blaadjes aan groeien, daar denken we niet elke dag aan. En toch worden die zaadjes in de aarde het brood, de sla, de groenten en ook het fruit dat we dagelijks eten. Net zo min staan we erbij stil dat de melk die we drinken, ontstaat in de uiers van koeien en geiten, en dat die melk daar is om kalveren en lammetjes te laten groeien. Een koe zonder kalf heeft geen melk; het kalf geven een tijd lang ander voer en dan eten we het op.

Duizenden jaren geleden leefde elk mens heel dicht bij de natuur. Nog veel dichterbij dan wij in die twee weken dat we op een camping, blijven of een trektocht door de bergen maken. Wij moeten in onze verbeelding grote sprongen maken en alles wat we om om heen zien uitschakelen – wegdenken – om ons een klein beetje te kunnen voorstellen hoe het in die lang vervlogen tijden geweest moet zijn. Het geweldige ontzag dat mensen toen voelden voor al die dingen die onbegrijpelijk waren. Voor de oerkracht waarmee planten en bomen uit de aarde komen, groeien en bloeien en rijpen. Een klein regenbuitje is voldoende om uit de pit van een granaatappel een struik te laten groeien, die al snel daarna vol vuurrode bloemen en rijpende vruchten is. En hoe sterk waren ook de dieren bij het jagen, het paren en het werpen van hun jongen!

Alle oerkrachten waren eigenlijk goden — ook bepaalde bomen en rivieren waren goden. Vervuld van het besef van eigen kleinheid stond de mens tegenover hen. De mythen vertellen daarvan. De mythen zijn verhalen die vanzelf moeten zijn ontstaan. Er was nog geen schrift, er waren geen boeken en geen kranten. Ze gaan over alles wat voor de mensen die toen leefden belangrijk was. En gedurende vele eeuwen werden ze over grote gebieden verspreid. Het spreekt vanzelf dat ze voortdurend veranderden en zo komt het dat ze vaak zonder logica lijken En toch vinden we dezelfde verhalen en dezelfde goden terug in de verhalen (legenden, mythen en sagen) van een groot deel van de wereld. Waar een ver-haal voor het eerst verteld werd, is vaak moeilijk te achterhalen. In Perzië en Mesopotamië (het huidige Iran en Irak) was al een bloeiende beschaving toen in Noord-Europa de mensen nog uiterst primitief leefden. Hetzelfde geldt voor India en Pakistan.

In Noord- en West-Europa kwam er met de komst van het christendom een eind aan het geloof in veel goden. Voortaan mocht er in slechts één god worden geloofd, preekten de missionarissen die uit Rome kwamen. En ook dat de mens boven planten en dieren stond, want hij was naar het beeld van God geschapen. Maar dat viel niet mee voor mensen die zo afhankelijk van de natuur waren als de boeren en jagers uit die tijd. Nog lang werden in het geheim bepaalde bomen vereerd. Ook verdwenen de rituelen die bij het zaaien en oogsten hoorden niet gauw. Vooral als de oogst dreigde te mislukken werd daarop teruggegrepen. Daar is zelfs nu nog veel van terug te vinden in bepaalde gebruiken die bij het vieren van christelijke feestdagen horen, zoals de kerstboom en het paasvuur.

In de middeleeuwen zijn er gaandeweg merkwaardige gezichten in de christelijke kerken verschenen. Ze zaten verscholen tussen het eikenloof en de wijnranken die zuilen en bogen versierden. Uit de gezichten groeiden takken en bladeren. Zo’n gezicht wordt in Engeland een green man genoemd en in Frankrijk l’homme feuillé. Wat wilden de beeldhouwers en architecten daarmee zeggen? Waren het verwijzingen naar zogenaamd heidense figuren, zoals de god van de plantengroei? Zien wij verborgen achter stenen bladeren Dionysus terug? Of misschien Apollo? Het is een raadsel dat nog niet is opgelost. Maar het zou ons, die de natuur zo schandelijk verzaakt hebben dat het lijkt of Gaia, de Grote Moeder, bezig is wraak te nemen, aan het denken moeten zetten.

Oosterse tapijten, zeggen ze, worden met de jaren mooier. De kleuren worden vager. Dat komt niet doordat ze geen goede verf gebruikten, maar door het stof dat na jarenlang borstelen niet meer verdwijnen wil. Er komen ook rafelige randen en kale plekken. Van wat eens iets voorstelde — een bloem, een dier, een tuin — is niet meer dan een vlek over. We moeten ernaar raden wat het geweest is. Zo gaat het ook met de mythen, ook die worden met het verstrijken van de tijd vager en onbegrijpelijker. Maar het blijven mooie verhalen.

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1

Tijdbalk

Inleiding: Als versleten tapijten

Hoofdstuk I: Het begin

  • De Grote Moeder
  • De vloek van de vadermoord
  • De Titanenstrijd

Hoofdstuk II: Donder en bliksem

  • Heta en Metis
  • Io
  • Euopa en de stier
  • Leda
  • Alcmene

Hoofdstuk III: Goden en godinnen

  • Hephaistos en Afrodite
  • Athena
  • Apollo
  • Artemis
  • Hestia
  • Hermes

Hoofdstuk IV: De onderwereld

  • Hades
  • Persephone
  • Demeter

Hoofdstuk V: Prometheus en de mensen

  • Het vuur
  • Pandora

Hoofdstuk VI: Dionysus

  • Semele
  • Dionysus
  • De waanzin

Hoofdstuk VII Perseus

  • Danaë
  • Perseus’ tocht
  • Andromeda
  • De voorspelling
  • Atlas en Heracles

Hoofdstuk VIII: Orpheus

DEEL 2

Tijdbalk

Inleiding: de vezwegen dingen

Hoofdstuk I: Bellerophon

Hoofdstuk II: De Argonauten

  • De wrede koning Pelias
  • Jason en Pelias
  • Het Gulden Vlies
  • De reis
  •  Vervolg van de reis
  • In Colchis
  • De moporden
  • De afloop

Hoofdstuk III: De Minotaurus

  • Theseus
  • Naar Kreta
  • Land van de stieren
  • Theseus en Ariadne
  • Ariadnes wanhoop
  • Theseus’ einde
  • Daedalus’ ontsnapping

Hoofdstuk IV: Achilles

  • Vooruitzien
  • De bruiloft
  • Paris
  • De ontvoering
  • Het verdriet van Thetis
  • De wrok van Achilles
  • De strijd wordt hervat
  • De oorlog wordt uitzichtloos
  • Patroclos
  • Hector
  • Rouw van een vader
  • De val van Troje en het houten paard

BESTEL DE GRIEKSE MYTHEN

LEES MEER OVER DE BOVENSTAASNDE BOEKEN OVER GRIEKSE MYTHEN