De wijsheid van het grondeloze Tao – Dao als bron voor innerlijk werk – Dianne Sommers over Nei Ye

BESTEL DE WIJSHEID VAN HET GRONDELOZE TAO

Dit boekje is neerslag van het vierde symposion in de zevendelige reeks over de bronnen van de grote wijsheidsstromingen. Het taoïsme is niet alleen voor ons westerlingen wonderlijk en intrigerend. Het onttrekt zich in feite aan ieders begripsvermogen. En toch… velen worden juist getroffen door die totaal andere benadering, die men vroeger afdeed als Oosters, maar waarvan nu wel duidelijk is dat die ieder cultuurgebonden godsbeeld in duigen doet vallen. Lao Zi houdt ons voor: ‘Als wij het Tao van de oudheid, waaruit alles ontsprong, doorgronden, kunnen we over het bestaan van het heden regeren’.

DAO ALS BRON VOOR INNERLIJK WERK – DIANNE SOMMERS

Het onderwerp van de tekst waarover ik vanmorgen mag spreken ligt mij na aan het hart: de naam ervan is Nei Ye of ‘innerlijk werk’. Het is een klassieke Chinese tekst die ontstaan is enige tijd voorafgaand aan de Daodejing, die men qua datering tegenwoordig aan het begin van de derde eeuw voor onze jaartelling stelt. De Nei Ye-tekst is dus ietsje ouder en is een tekst waarin bij de bestudering ervan voor mij heel veel lijnen zijn samengekomen.

BESTEL EBOOKBESTEL MYSTERIËN VAN TAO EN DE DAODEJING

In de tijd dat ik de Nei Ye ontdekte, werkte ik als fysiotherapeut en acupuncturist en was al jaren min of meer bekend met het Chinese denken in dat werkveld. Tegelijk bleef ik erg nieuwsgierig naar achtergronden, naar verdieping, naar redenen waarom er allerlei problematiek bestaat, waarom er allerlei moeilijkheden voor mensen bestaan. Daarom ging ik filosofie studeren, waarin ik zeker een aantal antwoorden kreeg. Een aantal dingen werden nog duidelijker doordat ik me met name toelegde op de Chinese filosofie en in het Chinese denken vaste grond aan de voeten kreeg.

BESTEL CHINEES DENKEN

Toen ik vervolgens vanuit de studie klassiek Chinees de Nei Ye ging bestuderen, zijn een aantal aspecten met betrekking tot de diepere grondslagen helder en duidelijk geworden. De tijd waarin de Nei Ye-tekst ontstaat is een onrustige tijd, een periode waarin er veel beroering in China is. Een tijdperk waarin allerlei denkers en filosofen bezig zijn om te proberen inzicht te krijgen in wat er gaande is, maar daarnaast ook oplossingen pogen te bedenken voor de ellende als gevolg van alle oorlogen die gaande zijn. De periode van de strijdende staten is een tijd waarin vele staten tegelijkertijd in oorlog zijn, maar dit tijdvak van onrust en gespannenheid is tegelijkertijd een belangrijke, vormende periode voor het Chinese denken.

De vraag die de filosofen en de denkers van die tijd zich stelden, was: hoe kunnen we deze tijd overbruggen, hoe moeten we leven in deze tijd? Het is een periode waarin een ander geluid ontstaat en nieuwe perspectieven zich ontwikkelen. Naast de geluiden van nog meer wapens, nog meer oorlog, nog meer onderlinge strijd, ontstaat er een zoeken naar een andere weg, naar een innerlijke weg die op een andere manier de mogelijkheid biedt om grip te krijgen op het leven.

De Nei Ye behandelt dit thema en ontstaat rond 350 voor Christus. De tekst vertelt over een innerlijke route, waardoor we als mens beter om kunnen gaan met allerlei zaken waar je mee geconfronteerd wordt. Het is een geschrift dat heel weinig bekend is, wat alles te maken heeft met het feit dat die tekst verborgen is geweest in een veel groter werk, de Guanzi.

Dit boek wordt toegeschreven aan de staatsman Guanzi die echter zeker niet de auteur was. Het is een soort verzamelbundel, die geschreven is voor de vorst, vol adviezen omtrent onderwerpen als landbouw, omtrent hoe je met dingen omgaat ten aanzien van de staat, ten aanzien van gezondheidszorg en dergelijke. Eén klein hoofdstukje in de Guanzi gaat over innerlijk werk. Als we die tekst goed bestuderen dan zien we dat de Nei Ye een sleuteltekst vormt in relatie tot de wijze waarop men met zaken en gebeurtenissen omgaat.

Het begrip geest, datgene wat het geestelijke aspect van de mens vormt, wordt bezien vanuit een andere invalshoek, zodat je als mens de krachten van de geest beter kunt benutten en inzetten. In de tijd van de Nei Ye was de algemene insteek dat de geest een aspect buiten onszelf zou zijn. De geest (of shen in het Chinees) is daarbij iets wat afgescheiden is van de mens, in de zin van een geest die gevonden wordt in de natuur: zo onderscheidt men bijvoorbeeld de geest van het water en van de wind.

De geest was daarmee iets wat niet direct geassocieerd werd met de mens zelf. Toegang tot de geesten verkreeg men via sjamanen, door te offeren, door naar het altaar te gaan en er je gebeden op los te laten, waarna je hoopt dat die geesten van wind, water en de wolken je gunstig gezind zullen zijn.

Dus als mens kun je pogen het goddelijke aspect te beïnvloeden door te wichelen, offers te brengen of te bidden, het is echter gericht op iets wat buiten jezelf ligt. Juist op dat punt blijkt de Nei Ye het kantelpunt te bieden. Zij zegt niet: je kunt die geest beïnvloeden door iets buiten jezelf, nee, je kunt die geest uitnodigen om meer naar jezelf toe te komen. Je kunt die geest naar binnen halen. Op het moment dat jij je op een bepaalde manier gedraagt, op het moment dat je je op een bepaalde manier opstelt, kun je die geest uitnodigen om bij jou te verblijven, om dieper in jou door te dringen. Dat kun je doen door innerlijk werk, door te zorgen dat die geest ook daadwerkelijk bij jou wil zijn.

De eerste regels van de Nei Ye maken al meteen gewag van de krachten die aanwezig zijn in de natuur, van de geestkrachten die aanwezig zijn in het universum. Geestkrachten die verantwoordelijk zijn voor de schepping van alles: deze oerkracht vormt het onderwerp van de eerste regels van die Nei Ye:

‘Door de essentie (of oerkracht) worden alle dingen geschapen. Hier beneden de vijf granen, Daarboven het uitspansel van sterren, zich bewegend tussen hemel en aarde, noemen wij haar schim of geest. Maar wie het opslaat in zijn borst, noemen wij een heilige.’

Iemand die dat geestelijk aspect naar binnen kan halen, die noemen we een heilige. Deze persoon (of beter gezegd: diens vitale energie of essentie) kent een aantal karakteristieken en kenmerken die – net zoals we bij Dao (of Tao) zien – niet altijd vastgepind kunnen worden, maar juist grote diversiteit vertonen.

‘Daarom is deze vitale energie helder! Als stond zij hoog aan de hemel. Donker! Als was zij verzonken in een poel. Uitgestrekt! Als vulde zij een oceaan. Ongenaakbaar! Als bevond zij zich hoog op een berg.’

Dus in de tegenstelling, in de grootsheid, in de uitgestrektheid, maar ook in helderheid en donkerheid tegelijkertijd, komt deze tot uitdrukking. En de tekst schrijft verder:

‘Daarom is deze vitale energie met geweld niet tegen te houden, maar met de Kracht kun je haar rust geven.’

‘De term Kracht is een belangrijke term, die we vandaag een aantal keren zullen tegenkomen. Dit is de vertaling van wat het karakter de (of Teh) inhoudt, een term die we ook tegenkomen in de boektitel Daodejing. Dus met de Kracht kun je de vitale energie rust geven. Met je stem kun je haar niet roepen, maar met je gewaarzijn kun je haar verwelkomen. Houdt haar respectvol vast zodat je haar niet kwijtraakt. Dit noemen we: de Kracht (de of teh) vervolmaken.

Forceren is onmogelijk, je kunt haar niet dwingen, maar je kunt haar met de Kracht rust geven. De twee termen ‘Kracht’ en ‘gewaarzijn’ zijn blijkbaar van essentieel belang. Kracht, de term de (of Teh afhankelijk van welke transcriptie gebruikt wordt) is een term waarvoor wij in het Nederlands niet eenduidig een bepaalde vertaling kunnen geven. Het is een bepaald intrinsiek vermogen dat bij de mens zelf is, het is een innerlijke kracht, iets dat een kracht ten goede is. In klassieke Griekse en Latijnse begrippen vinden we het terug in de termen arêté en virtus, wat daarmee een kracht ten bate van het goede weergeeft. ‘Ook kun je het lezen als ‘deugen’ in de oude betekenis van ‘die deugt voor dat vak’.

We kunnen het dus omschrijven als een intrinsiek vermogen, maar tegelijkertijd is het iets wat niet alleen maar van jou is. Het is ook een endowment, zoals de Engelsen zeggen, iets wat je gegeven is, iets wat je toebedeeld kan worden vanuit de hemel of waar je mee mag werken via heilige objecten als zodanig. Het is een potentie of een kracht die intrinsiek gekoppeld wordt aan het hemelse. Bepaalde substanties dragen die Kracht in zich. Het kan bij bepaalde dingen, bij bepaalde zaken maar zeker ook bij mensen horen, als een bepaalde Kracht die het hen mogelijk maakt om iets te bewerkstelligen.

Dus ‘de’ of Kracht is hetgeen iets tot stand ‘brengt, wat het vermogen geeft om wat tot stand te brengen en tegelijkertijd is dat vermogen altijd iets wat trouw moet zijn aan iemands oorspronkelijke bestemming, aan datgene waarvoor het ook echt bedoeld is, om de ware aard, de ware bestemming naar voren te laten komen. Om deze Kracht draait in belangrijke mate het innerlijke werk.

Op die manier bezien is de Kracht de uiterlijke manifestatie van Dao, de manier waarop Dao (of Tao) zich kan tonen in een innerlijke natuur, die zichzelf daarin naar voren brengt. In de Laozi 51 zien we daarvan een voorbeeld:

‘Daarom eren alle tienduizend wezens de Weg en geven ze aanzien aan zijn Kracht (de), zonder dat iemand daarvoor het bevel geeft, maar van nature zo.’

Iets wat van nature zo is, vanuit zichzelf zo is. Dat wordt aangeduid met de term zi ran. Het is niet iets wat van buiten wordt opgelegd, er is niemand die zegt dat het gebeuren moet, het is geen morele verplichting, niet in die zin moet de deugd gezien worden. Maar het is iets wat het beste in mensen naar voren laat komen, met een intrinsieke stevigheid, met een intrinsieke kracht die erin aanwezig is. ‘Dat was de eerste belangrijke term: Kracht.

Het tweede aspect dat in die zinsnede naar voren komt is: ‘Met je stem kun je haar niet roepen.’ Met andere woorden, je kunt haar niet bevelen, je kunt haar niet zeggen: kom eens hier, ik wil je hebben. Maar ‘met je gewaarzijn kun je haar verwelkomen’. Gewaarzijn is de term yi die genoemd wordt, en ook dit is zo’n term die je op veel manieren kunt vertalen. Dit aspect is typerend voor het Chinese denken: er wordt een beeld geschapen, er wordt een beeld neergezet.

Yi is dat wat je kunt vertalen met gewaarzijn, maar ook kan het een focus betekenen, datgene wat je de aandacht geeft, wat je denkkader bepaalt, wat je intentie bepaalt, wat je wens is, wat je idee is omtrent iets of datgene wat een bepaald spoor of een bepaalde hint geeft in één of andere richting. En met dat gewaarzijn kun je die specifieke Kracht verwelkomen, wat een cruciaal aspect vormt in de Nei Ye.

In Lingshu 8, een Chinese tekst handelend over ‘geneeskunde en acupunctuur, lezen we dat hetgeen maakt dat we onze taak kunnen uitvoeren, ons hart is. Het hart wordt gezien als de keizer! Dit is degene die de beslissingen neemt. Wat het hart zich herinnert, wat het hart vasthoudt, waar het hart zelf aandacht op vestigt: dat noemen we de yi. De Nei Ye legt uit dat ons hart de plaats is waar we de geest (de krachtbron die we in het universum kunnen herkennen, de alomtegenwoordige geest), huisvesting kunnen bieden. Hier vindt de geest daadwerkelijk zijn onderdak.

Er is van nature geest in ons. Hij gaat en komt. Met andere woorden: we mogen er niet van uitgaan dat de geest per definitie zomaar permanent bij ons zal blijven. Niemand is in staat dit geheel te bevatten. Verlies hem en er zal zeker wanorde ontstaan. Vat hem en zeker zal orde ontstaan. De geest heeft hiermee een belangrijke relatie met het aspect van ‘geordendheid’ in de mens: ‘Houd met respect zijn onderdak schoon, dan zal de essentie (die in ons universum aanwezig is), vanzelf komen. Overdenk dit met ingekeerde gedachten. Orden dit met verstilde aandacht. Dus: zorg goed voor je hart zodat het een ankerplaats vormt voor de geest en geef rust aan het hart zodat de geest daarin een onderdak vindt. Wie zijn hart stabiliseert in zijn innerlijk, diens gehoor en blik worden scherp en helder, diens ledematen sterk en stevig, bij hem kan de essentie verblijven.

Het innerlijk werk maakt dat ook de zintuigen beter gaan functioneren, dat je fysieke kwaliteit als zodanig steviger kan worden. De essentie die dit proces ondersteunt, verblijft bij de mens als het hart op orde is. Als je hart op orde is en daarmee de woorden die uit je mond komen op orde zijn, en de taken die je verricht en die je anderen opdraagt op orde zijn, zal heel het rijk op orde zijn.

Hier wordt een grote stap gemaakt in het denken: als je het goed regelt bij jezelf, dan zal het vanzelf zo zijn (zi ran) dat de rest van de wereld ook op orde zal komen. Zo van: verbeter de wereld, begin bij jezelf. In het Chinese denken is dit een aspect dat veel belang kent, de verbinding tussen de microkosmos en de macrokosmos. Deze verbinding tussen microkosmos en macrokosmos was natuurlijk ook voor die filosofen waar ik aan het begin over vertelde, het belangrijkste verhaal om te vertellen aan de heerser. Iedere denker hield zich bezig met deze kwestie: hoe werk je nou aan een oplossing voor de problematiek van de strijdende staten, van deze ellende waar we in zitten.

Het antwoord dat de Nei Ye hierin naar voren brengt is: start aan de binnenkant, begin bij jezelf, want op het moment dat het bij jezelf in orde is, zal de uitstraling hiervan verder de wereld in gaan en zal ook de rest van de wereld op orde komen. De microkosmos is daarin verantwoordelijk voor datgene wat in de macrokosmos tot stand komt. De mens is niet slechts een verzameling van allerlei organen en verschillende onderdelen maar wordt gezien als het punt waarin hemel en aarde bij elkaar komen. De Nei Ye-tekst zegt ook:

‘Vanuit het hemelse krijgen we die essentie, datgene wat aan jou ‘geest’ geeft, wat je die vitaliteit geeft die “levendig” maakt.’

De aarde geeft je de vorm en die twee vermengen zich met elkaar waardoor we als mens het product van hemel en aarde zijn, steeds de vermenging van die twee, waardoor de mens als microkosmos een afspiegeling vormt van de macrokosmos. Daardoor is de microkosmos ook direct gerelateerd aan de grote macrokosmos. De macrokosmos kun je zien als alles wat in de natuur is, alles wat in de kosmische omgeving aanwezig is.

De grote bron in het Chinese denken wordt vaak omschreven als het geheel van hemel en aarde. Een belangrijk kenmerk van dat grote geheel is, zoals de Chinezen dat zeggen, dat is zi ran. Zij kennen in klassieke zin niet echt een term voor natuur, maar we zouden het kunnen vertalen als datgene wat ‘van nature zo’ is, datgene wat ‘vanzelf zo’ is. ‘De macrokosmos, het natuurlijke gebeuren, is datgene wat vanzelf zo is.’

Daarnaast wordt het gezien als iets wat circulair is, waarin de dingen steeds wederkeren, wat eeuwig is, wat eeuwig voortduurt en wat bepaalde regelmatigheden kent. Dit is de reden waarom de staat en de rituelen zoveel mogelijk de kenmerken van die macrokosmos dragen, om daarmee een weerspiegeling te geven van dat grote geheel en dan kunnen de eigenschappen van de macrokosmos (zoals regelmatigheid en eeuwigheid) in de microkosmos tot uitdrukking komen.

De interactie tussen de macrokosmos en de microkosmos is een dynamisch systeem. Ze beïnvloeden elkaar wederzijds en de vraag is: hoe kunnen we de onderlinge relaties duiden? De macrokosmos speelt een belangrijke rol waarbij de sterren en de planeten het leven van de mens volgens bepaalde wetmatigheden beïnvloeden. Daarnaast zijn er de bewegingen op aarde, de wind en het water, feng shui, die invloeden uitoefenen op de mens. Ook de aardse krachten hebben invloed op ook de mens. Omgekeerd heeft de mens, vanuit zijn eigen microkosmos, ook weer invloed op dat grote geheel.

Er is een Chinese afbeelding die een goed idee geeft van de plaats van de mens in dat geheel. Je ziet daar een weidse, enorme natuur geschilderd. En je ziet daar, heel ienie-mini, een mensje terugkomen. Dat geeft een goed beeld van wat volgens de oude Chinezen zijn plaats in dat grote geheel is.

Met betrekking tot de relatie van de microkosmos (de mens) met de macrokosmos (de wereld om ons heen) hebben we een aantal vragen. Zoals: wat mag er nu binnenkomen van die buitenwereld, wat kan er allemaal binnenkomen en wat kunnen we überhaupt buiten houden? Wat bepaalt de grenzen en in hoeverre zijn er ‘grensconflicten’? Dus: hoe behouden we de balans tussen die macrokosmos en de microkosmos? Want hierover spreekt die Nei Ye, over hoe je vanuit het perspectief van de mens, vanuit je innerlijk, de grote macrokosmos en de uiterlijke wereld kunt beïnvloeden. Maar hoe beïnvloeden ze elkaar dan?’

De macrokosmos, die natuur, dat kosmische geheel, is zi ran, zij is ‘van nature zo’. Dat doet gewoon zijn ding. Ten aanzien van de microkosmos ligt dat anders. De microkosmos ofwel de mens, zo zegt de Su Wen, vertelt ons dat de mens is gedegenereerd. De kwaliteit van de mens is verminderd ten opzichte van zijn oorspronkelijk potentieel, doordat de mens heden ten dage zich minder goed gedraagt:

In deze tijd hebben mensen hun levenswijze veranderd. Ze drinken wijn alsof het water is, ze dompelen zich onder in destructieve activiteiten, putten hun essentie uit en verminderen daarmee hun vitale energie. Wat dat aangaat, is er niets nieuws onder de zon: vroeger was het beter! (bedenk hierbij dat de Su Wen, waaruit dit citaat komt, geschreven is ongeveer rond de eerste eeuw voor Christus).

De oplossing uit de negatieve spiraal die de Nei Ye biedt, is ‘om jezelf te modelleren naar de hogere orde’. De hogere orde wordt omschreven als de hemel, het Ene vinden, of als de Dao.

Door het juiste pad te gaan, door de Dao te bewandelen kunnen we de verlichting vinden. Dit omdat die Dao, wanneer je hem loopt zoals je moet lopen, feitelijk een weerspiegeling vormt van die hogere orde. En dan zijn we weer terug op die Weg waar Yolanda vanochtend in de inleiding al over zei: je kunt er niet zo heel veel over zeggen, maar er wordt ondertussen wel heel wat over gezegd. Dat is ook vaak de kritiek die op Lao Zi wordt gegeven: ‘Je zegt dat je niets kunt zeggen over de Weg, maar waarom heb je er dan een heel boek over vol geschreven?

De Nei Ye zegt iets soortgelijks:

‘De weg heeft wortel noch stam, heeft blad nog bloem.Toch, wat de tienduizend dingen leven geeft, wat de tienduizend dingen tot volledigheid brengt, dat noemen we de Weg.’

Men hoort al aan het taalgebruik dat er heel veel affiniteit is met hetgeen Lao Zi over de Weg vertelt. Deze eerste regels van de Daodejing liggen (letterlijk) op straat. Op de stoeptegels van ‘de Wagenstraat in Den Haag (zie afbeelding hierboven) kunnen we de eerste regel van de Daodejoing lezen: dao ke dao fei chang dao…

De eerste drie karakters ‘dao ke dao’ betekenen de Weg die je kunt ‘weggen’, de Weg die je kunt bewandelen (of ook de Weg die je kunt benoemen – een andere manier om het woord Dao te vertalen). Vervolgens fei chang dao wat zegt: dat is niet de permanente, constante, eeuwige of juiste Weg. Op het moment dat je zegt: ah, nu heb ik het gevonden, dit is wat ik moet hebben, dit moet ik vastleggen, dan is het dat dus niet.

De Nei Ye zegt dat ook ongeveer:

‘Wat de mond niet kan zeggen, wat de ogen niet kunnen zien, wat de oren niet kunnen horen, dat noemen we de Weg.’ Altijd compact, altijd geconcentreerd, altijd wijd, altijd losjes, altijd stevig, altijd solide. Blijf deze voorkeur nabij, laat die niet gaan. Verjaag het teveel en laat het tekort los, en als je begrip verkrijgt door inzicht in de vier uitersten, ben je terug bij de Weg en zijn Kracht.’

Ook hier vinden we weer omschrijvingen, geen exacte bewoordingen maar een pogen om de essentie ‘van een bepaalde karakteristiek te kunnen vatten. Zo komen we terug bij de Weg (Dao) en zijn Kracht (De).

De laatste strofe van de Nei Ye toont dat de spirituele vitale energie, die de motor vormt om dit proces in beweging te houden, alles te maken heeft met het menselijke hart:

‘Deze spirituele energie die zich in het hart bevindt, nu eens komend, dan weer verdwijnend, zo klein dat er niets meer in past, zo groot dat er niets meer buiten valt. Rusteloosheid die kwaad doet, is waardoor je het kwijtraakt. Als het hart de verstilling kan vasthouden, zal de weg als vanzelf gestabiliseerd worden. Bij degene die de Weg gevat heeft stroomt het uit zijn poriën en druipt het uit zijn haar. En in zijn borstkast zal niets vergankelijks zijn.’

Hier vinden we ook de associatie met het onsterfelijke, dat wat nooit zal vergaan. De Weg volgen is je persoonlijke levenspad, je persoonlijke bestemming zien en zorgen dat je jouw leven voedt en jouw pad als zodanig kunt blijven volgen.

De Nei Ye heeft daar een eigen insteek in, die tegelijkertijd heel herkenbaar is in het corpus van het Chinese denken. We zullen het vandaag nog horen van Elly Nooyen als zij straks spreekt over de Dao De Jing en zeker ook bij Dan Vercammen in zijn voordracht over de innerlijke alchemie.

De Nei Ye vertelt ons hoe we de essentie van de eigen natuur kunnen vinden, legt nadruk op het belang die eigen natuur te volgen en hoe we daarin de middenweg vast kunnen houden. Vanuit de uitersten die er zijn, je eigen middenweg vinden en zorgen dat je hart op orde is, om te zorgen dat de geest, die daar buiten is, ook bij jou wil verblijven. Dan zal onvermijdelijk de Kracht versterkt worden, jouw de naar buiten komen. Zoals de Nei Ye zegt:

‘Als het hart op orde is, zal alles onder de hemel luisteren.’

INHOUDSOPGAVE

Bron: De wijsheid van het grondeloze Tao – leven wat niet gezegd kan worden, symposionreeks 30

BESTEL DE WIJSHEID VAN HET GRONDELOZE TAO

LEES OVER DE BOVENSTAANDE UITGAVEN OVER OOSTERSE WIJSHEID – SYMPOSIONREEKS