De vastgeketende mensen in de grot, de wagenmenner van de ziel, de bolletjesmensen van Aristophanes, de Nobele Leugen, het verzonken Atlantis… Plato, de filosoof die een rationele dialoog als de enige weg naar de waarheid beschouwde, is ook de auteur van meerdere fantastische verhalen die zo tot de verbeelding spreken dat ze een vaste plaats hebben gevonden in het westerse collectieve geheugen. De vertellingen moesten de denkbeelden van Plato aanschouwelijk maken en geven tot op de dag van vandaag aanleiding tot reflectie en speculatie. Dit boek maakt de mythen van Plato weer actueel door nieuwe vertalingen van al zijn verhalen, aangevuld met essays die de blijvende kracht van Plato’s voorstellingsvermogen in bredere context plaatsen.
INLEIDING: VERHALEN VOOR ALLE TIJDEN
Mythen zijn maar spel, vermakelijke verhalen waar eigenlijk alleen kinderen naar zouden moeten luisteren. Ze zijn ontstaan doordat de Grieken hun geschiedenis niet goed bijhouden: van hun verre verleden hebben ze slechts vage herinneringen, zoals namen van voorouders en wazige vermoedens van ooit illustere daden. Die vluchtige flarden zijn het materiaal voor hun mythen, verhalen met de nodige pretentie maar in feite zonder enige substantie, een soort schaduwen. En soms zijn mythen zelfs gevaarlijk, zeker in de handen van dichters, onverantwoordelijke verhalenvertellers die uit zijn op het vermaak van het publiek en geen boodschap hebben aan de waarheid.
De bovenstaande karakterisering van mythen is afkomstig van Plato. Hieruit zou je gemakkelijk kunnen concluderen dat Plato niet al te veel waardering had voor de traditionele verhalen van de Grieken. Maar tegelijkertijd vinden we verspreid over het werk van de filosoof meerdere fantasierijke verhalen, waarschijnlijk allemaal van zijn hand: een beschrijving van een verloren beschaving, een tragische geschiedenis over doorgesneden bolletjesmensen, rondleidingen door de onderwereld, het ontstaan van de kosmos… stuk voor stuk prachtige mythen of mythoi, die niet op hun plaats lijken in de rationele dialogen en logische betogen die Plato’s oeuvre bepalen.
Deze fascinerende paradox, die ook in de Oudheid al was opgevallen, wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd en verklaard. Verderop in deze inleiding gaan we daar wat uitgebreider op in. Voor ons is het meest boeiende aspect van Plato’s mythen dat hij zijn zelfbedachte verhalen bovenal inzet als denkmiddel. Zoals de antropoloog Lévi-Strauss meer dan een halve eeuw geleden al opmerkte: mythen zijn ‘bon à penser’. Dat geldt interessant genoeg voor Plato’s eigen verhalen net zo goed als voor traditionele mythen: de beeldende teksten van de filosoof creëren naast de rationele dialectiek een andere taal, die niet tot de rede maar tot de verbeelding spreekt.
Het is het doel van dit boek om deze beeldtaal van Plato in een nieuwe vertaling voor het voetlicht te brengen. De begeleidende essays illustreren daarnaast de blijvende kracht van Plato’s mythen, die tot op de dag van vandaag ‘goed zijn om mee te denken.’
Wat is een mythe?
De titel van dit boek is misschien wat ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt. In hoeverre kunnen we in het geval van Plato’s verhalen eigenlijk van ‘mythen’ spreken? Dat hangt sterk af van de definitie van het begrip, waar mythologen het in het algemeen maar moeilijk over eens kunnen worden. Er bestaat een grote consensus over een aantal dingen: een mythe moet een verhaal zijn, waarin niet-menselijke personages (lees: goden, helden, monsters en dieren) de hoofdrol spelen. Een mythe speelt zich af in een tijd ver voor de onze, toen de wereld net geschapen werd en nog haar definitieve vorm moest vinden. En mythen zijn op een bepaalde manier waar voor de mensen die ze vertellen: ze hebben een bepaalde heiligheid, een andere status dan normale verhalen.
Maar dan komt het: de meeste mythologen vinden dat mythen traditionele verhalen moeten zijn, doorverteld van de ene generatie op de andere, zonder precieze ontstaansdatum en niet toe te schrijven aan een oorspronkelijke bedenker. Vandaar ook dat er in de mythologie zo vaak verschillende versies van een verhaal bestaan: ze zijn ontstaan in een periode dat er nog geen schrift bestond en ze werden in de loop der tijd aangepast aan allerlei lokale voorkeuren en belangen. Het spreekt voor zich dat dit deel van de definitie niet past bij de verhalen in dit boek. Hoewel Plato het graag doet voorkomen dat zijn vertellingen oeroud zijn, zijn ze in feite zo ongeveer allemaal door hemzelf bedacht. Er is dus een historische auteur, en een redelijk precies te bepalen ontstaansdatum. Geen mythen dus?
Dat hangt, zoals hierboven al gezegd, sterk af van aan wie je het vraagt. Sommige experts hebben er geen bezwaar tegen om bijvoorbeeld ‘The Lord of the Rings’ als mythe te beschouwen, of het door superhelden bevolkte Marvel Universum te zien als moderne mythologie. Het gaat hen niet zozeer om de vraag wanneer een verhaal precies ontstaan is, maar meer om de vraag naar de functie ervan. Waarom zijn er mythen? Wat bezielt mensen om die vorm te geven, te koesteren en door te geven? Wat betekenen mythen voor de mensen die ernaar luisteren of kijken? De antwoorden die daar in de afgelopen anderhalve eeuw op gegeven zijn, zijn voor ons ook relevant.
Wie nu de straat op gaat en aan een willekeurige passant vraagt wat de functie van mythen is, krijgt vroeg of laat waarschijnlijk te horen dat mythen een verklaring bieden. En dat is natuurlijk ook zo: de wolkenverzamelaar Zeus zorgt voor regen, donder en bliksem, Poseidon roert met zijn drietand door het water en veroorzaakt stormen, en alle hopeloos verliefden van deze wereld zijn in de ban van Aphrodite. De vroege mens was diep onder de indruk van dit soort natuurgeweld, en wees bezielde oerkrachten aan om die te verklaren.
Sterk verwant aan deze functie is die van de aetiologie: mythen bieden een origin story (Grieks: aitia, ‘oorsprong’ of ‘oorzaak’), een verhaal dat uitlegt hoe iets in onze wereld is ontstaan. De Etna rookt en braakt lava omdat de goden ooit een gevaarlijke reus daaronder hebben vastgebonden, er is een afwisseling van seizoenen omdat de vruchtbaarheidsgodin Persephone ieder jaar een paar maanden in de onderwereld verblijft, en een rotsformatie op de Sipylosberg ziet er zo vreemd uit omdat het eigenlijk een vrouw is die ooit in een steen is veranderd. Mythen kunnen zo helpen om de wereld om ons heen te begrijpen, en voorzien daarmee in een menselijke behoefte.
De interpretatie van mythen als verhalende verklaringen van natuurlijke fenomenen is een van de eerste mijlpalen in de wetenschap van de mythologie, en even juist als beperkt. Psychologen zagen al snel in dat het personifiëren van de natuurlijke wereld niet alleen in een cognitieve behoefte voorziet, maar ook in een emotionele. De vroege mens voelde zich alleen en onbeschermd in een bedreigende wereld. Door bijvoorbeeld de zon als vaderfiguur en de aarde als moederfiguur te zien, kon hij zich meer thuis voelen in zijn leefomgeving en daar een relatie mee opbouwen. De wereld is zo niet meer louter vijandig, maar krijgt een vriendelijk, zelfs zorgzaam gezicht. Het vertellen van mythen is dus een manier om existentiële angsten te bezweren en het welbevinden te vergroten.
Niet veel later zagen mythologen in dat mythen ook een belangrijke sociale functie hebben. Mythen zijn doorgaans verhalen die sterk bijdragen aan een gevoel van collectieve identiteit. Dat ligt behoorlijk voor de hand bij mythen die over het ontstaan van een bepaald volk vertellen; zo vertelden de Thebanen dat ze afstamden van drakentanden die ooit door de held Kadmos in de grond waren gezaaid, en voerden de Atheners hun oorsprong terug op de oervader Erichthonios, geboren uit de aarde. Het geloof in dergelijke ontstaansmythen versterkt de onderlinge band van een volk.
Daarnaast bestaat er een grote verzameling mythen die een bepaalde sociale of politieke realiteit proberen terug te voeren op en daarmee te verankeren in een gebeurtenis uit een mythisch verleden. Zo bestaat er een Chinese mythe over het ontstaan van de mens die vertelt dat de oergodin Nu Gua uit klei zowel knappe als lelijke exemplaren creëerde, een mythe die de toenmalige realiteit van een scherpe tweedeling in de maatschappij moest uitleggen: een bovenlaag van aristocraten en een grote onderlaag van werkende paupers. Dit soort verhalen zijn niet alleen verklarend, maar ook sanctionerend: ze rechtvaardigen een bepaalde sociale of politieke situatie omdat die in een grijs verleden zo bepaald is. Dat soort mythen noemen we tegenwoordig wel charter myths.
De bindende kracht van mythe in een maatschappij is eveneens goed zichtbaar door de rol die ze vaak spelen binnen de religie van een bepaald volk. Groepen mensen die zich met elkaar verbonden voelen, ondernemen vaak gezamenlijk bepaalde terugkerende activiteiten die we rituelen kunnen noemen. Het is niet wezenlijk anders of het gaat om het brengen van offers of het zingen van liedjes bij een lege schoen. Er zijn dan verhalen nodig die dat soort rituelen begeleiden en bestendigen: mythen. Ze normaliseren rituelen die misschien een beetje curieus aandoen en omdat ze vaak in een religieuze context herverteld worden, krijgen ze een bijzondere status, verheven boven andere, alledaagse verhalen.
Die bijzondere status ontleent de mythe ook aan de inhoud zelf. Hierboven werd al genoemd dat mythen ‘op een bepaalde manier’ waar zijn. Die waarheid zit ’m volgens velen vooral in kennis van wat we wel de condition humaine noemen. Mythen gaan vaak over de vraag wat het is om een mens te zijn. Sterfelijkheid is daarom een belangrijk terugkerend thema in de mythologie, van het onherroepelijke lot van Achilles tot de tragische definitieve dood van Eurydike. Mensen gaan altijd dood, en mythen leren ons niet alleen dat naakte feit maar laten ons ook zien hoe we daarmee om kunnen gaan.
Bekende andere onontkoombare eigenschappen van de wereld van de mens is dat hij moet werken om in leven te blijven omdat de aarde niet (meer) uit zichzelf haar vruchten prijsgeeft, en dat er mannen en vrouwen bestaan, die het op de een of andere manier moeten zien uit te houden met elkaar. Lévi-Strauss, hierboven al genoemd, ging nog een stapje verder: volgens hem waren traditionele verhalen zo sterk dat ze gebruikt werden als middelen om te denken. Een mythe kon zo in verhaalvorm een cultureel probleem behandelen en oplossen, een dynamischer beeld dan de mythologie als een repositorium van traditionele kennis.
Vandaag de dag wordt wel kort maar krachtig gezegd dat mythe niets anders is dan ideologie in verhaalvorm. In mythen liggen de culturele waarden van een volk besloten, en de mythe wordt verteld en herverteld om die waarden uit te dragen en andere opvattingen te bestrijden. En zo is mythologie dus net zo in beweging als ideologie: het is een voortdurende onderhandeling over wat er in de wereld van een bepaalde groep mensen centraal staat. Zo beschouwd zijn mythen nog net zo wijdverspreid en invloedrijk als in de tijd van Plato.
INHOUDSOPGAVE
Inleiding: verhalen voor alle tijden
Deel I: Spelen met de waarheid
1. De nobele leugen (Staat 414b-415d)
De kracht van verhalen
2. Het vreemde leven in de grot (Staat 514a-517a)
Plato’s grot: tussen bruine kroeg en groene verbeelding
3. Het verzonken wereldrijk
De op- en ondergang van beschavingen (Timaeus 20d-26e)
De geschiedenis van Atlantis (Critias 108e-121c)
Atlantis op drift
Deel II: De fantasie van de filosoof
4. De mens als sociaal wezen (Protagoras 320c-323c)
Van nature goed? Protagoras en de prehistorie van de moraal
5. De kracht van de liefde
Het verlangen naar de wederhelft (Symposium 189c-193e)
De filosofische waarde van de liefde (Symposium 201d-212c) 103
Plato zoekt ware (de/het)
6. De driedeling van de ziel (Phaedrus 246a-249d)
Platoonse psychologie: het gevleugelde tweespan
7. De ontdekking van het schrift (Phaedrus 274c-275e) 137
Plato en het internet
8. De tijd van Kronos
Gehoed door geesten (Wetten 713a-714a)
Kosmische schommelbewegingen (Staatsman 268d-274d)
De daimon is mijn herder: Plato’s paradijs
Deel III: Het einde en daarna
9. Omzwervingen in de onderwereld
De zielen worden berecht (Gorgias 523a-527b)
Een passend lot voor iedere ziel (Wetten 903b-905d)
Topografie van boven- en onderwereld (Phaedo 107c-115c)
Loutering en reïncarnatie (Staat 614a-621d)
Plato’s hellevaart: (bijna-)doodervaringen en vurige duivels
Literatuurverwijzingen
Index