Het wonder van het oeratoom – hoofdstuk 16 uit ‘De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia’ van J. van Rijckenborgh

DOWNLOAD THE GNOSTIC MYSTERIES OF THE PISTIS SOPHIA (FREE PDF)

BESTEL DE GNOSTIEKE MYSTERIEN VAN DE PISTIS SOPHIA

Reeds lang wordt er in de School van het Gouden Rozenkruis gesproken over het geestvonkatoom en zoals u zich wellicht gerealiseerd hebt, brengt dit voortdurend spreken over hetzelfde onderwerp een gevaar met zich mee, het gevaar namelijk van banalisering, van vervlakking. 

Dit gevaar is vooral aanwezig wanneer het onderwerpen betreft die zulk een vervaarlijke diepte hebben en van zulk een eminente betekenis zijn, dat een dialectisch mens er slechts enige uiterlijke aanzichten van vermag waar te nemen. En een uiterlijk aanzicht is snel bekend; het doet de mens spoedig de belangstelling verliezen en ontneemt hem vele malen de kracht tot nader onderzoek. 

Doch de mens die met onverflauwde ijver, met heel zijn zoekende ziel, zijn aandacht op het geestvonkatoom blijft vestigen, doet wonderlijke ontdekkingen. Zo wonderlijk en in resultaat zo onbegrensd, dat een grote dankbaarheid in hem oprijst vanwege het feit dat de School van het Rozenkruis van iedere gelegenheid gebruik maakt om zijn aandacht op dat oeratoom, gelegen aan de top van de rechterhartkamer, te vestigen. De onveranderlijke boodschap die de geestesschool haar leerlingen opdraagt is: ‘Broeder, zuster, let toch bij alles en voor alles op het oeratoom! Want het is de sleutel tot uw ware bestaan. Het is het mysterie van alle mysteriën, het begin en het einde van alle nieuwe wording.’ 

Wij zullen u een uiterst sober verslag geven van een mens die de dringende uitnodiging gehoorzaamde en zijn toegewijde, zoekende aandacht onveranderlijk op het geestvonkatoom gevestigd hield. Zie hier het resultaat van zijn onderzoek: 

‘De raad volgend die mij met wijze bedoeling gegeven was, ging ik ertoe over mijn aandacht onveranderlijk op het geestvonkatoom gevestigd te houden en ik slaagde erin bij al mijn dagelijkse bezigheden dit onderwerp van mijn onverflauwd onderzoek bij mij te weten. Zelfs wanneer werkzaamheden op de horizontale lijn mijn actieve denken geheel en al in beslag namen, wist ik het voorwerp van mijn concentratie in een bepaald centrum van mijn brein aanwezig en werkzaam. 

Tenslotte was mijn toestand zo, dat ik moeite had te voorkomen dat het onderwerp mij ging obsederen, maar uiteindelijk ontving ik dit kleinood van mijn toewijding als een bloedsbezit, gelijk onze karaktereigenschappen, de eigenaardigheden van ons type, ons in het bloed zitten en zich steeds weer doen gelden. 

Zo circuleerde het mysterie van het oeratoom als een type-eigenschap in mijn bloedsbaan, zodat tengevolge daarvan alle centra van mijn persoonlijkheid er beurtelings door werden beroerd, bij dag en bij nacht. Het werd deel van mijn denken, willen, voelen en handelen. Ik droomde van dit mysterie van het hart. 

En zoals een uiterst gevoelig precisieinstrument impressies registreert die aan het zintuiglijke ontgaan, zo werd mijn wezen aldus geschikt gemaakt voor het blikken in een immens wonder. Ten eerste wist ik dat het oeratoom in zijn maagdelijke dialectische staat ook de rozenknop wordt genoemd. Onze microkosmos, onze kleine wereld, bevat een ziel, een bezielde persoonlijkheid, een kleine wereldziel. En sprak Plato in zijn mysteriën niet over de wereldziel die gekruisigd is? Inderdaad, hoe juist! 

Het kruis van onze persoonlijkheid staat opgericht in de natuur des doods, in een microkosmos die verbroken is van de Logos. Ik ervaar alles wat de School van het Rozenkruis mij omtrent de dialectiek heeft geleerd. Ik hang aan het kruis te midden van de adem van de dood. Doch nu is er tegelijk die ontzaglijke blijdschap dat er een rozenknop is, vol met beloften van een nieuwe jeugd. 

Het atoom is een wonderlijk verschijnsel! Wat is een atoom? Het is alles – een universum. Het bevat krachten die de stoutste verbeelding tarten. Als men een klein aantal atomen van bepaalde aard met ontzaglijke energie weet te breken, ontstaan er explosies die binnen mijlen oppervlakte alles wegvagen. 

Wellicht kan men straks de vrijkomende energie van een gesplitst atoom kanaliseren en volgens plan onschadelijk aanwenden. Doch het atoom van de rozenknop kan met geen enkele bekende of nog onbekende dialectische energie gesplitst worden. De energie daarin, het geheimenis daarvan kan op zulk een wijze niet vrijkomen. De rozenknop kan slechts wassen en bloeien in een geheel ander bestaansveld. De vreugde moet wijken voor droefheid, want wanneer een natuurwetenschappelijk genie het zou vermogen het rozenknopatoom te splitsen de vrijkomende energie zou slechts verwoesting baren. 

Een atoom is een wereld, een wereldorde, een microkosmos. Ik begrijp heel goed dat aanduidingen als klein en groot slechts tijdruimtelijke begrippen zijn. De ruimten binnen het rozenknopatoom zullen wijd zijn als de eeuwigheid. De aanzichten en betekenissen en mogelijkheden daarin zo veelvuldig als het zand van de zee. 

De rozenknop is een wereldorde, een wereldziel, een alopenbaring, die zich hier niet kan doen gelden. Een alopenbaring die niet van deze wereld is, een gigantisch koninkrijk, doch niet van déze natuur. De rozenknop bevat een verstild leven; met uitbundige majesteit zou dat leven kunnen bloeien. Doch de geur van die koninklijke levensgloed kan hier niet waargenomen worden. 

Ik draag een nieuwe wereld met mij mee, drievoudig goddelijk. Ik draag het huis van de Vader, waarin vele woningen zijn, doch niemand kan tegelijkertijd in en van twee werelden zijn. Wat de occultist beschouwt als het deel hebben aan twee werelden is slechts het deel hebben aan twee sferen van een en dezelfde wereld. Wanneer ik deel wil hebben aan de verstilde, slapende wereld, aan het koninkrijk dat niet van deze wereld is, aan het koninkrijk dat ik niettemin in mij draag en waarvan gezegd werd: ‘Zie, het koninkrijk Gods is binnen in u’, dan moet ik mijn wereld verlaten. 

Wat is mijn wereld? Mijn wereld staat en valt met het bezielde leven daarin. En die bezieling ben ikzelf. Ik moet mijzelf verlaten. Het ik moet het ik tenietdoen. Van stonde aan zal een ander ik in een ander bezield leven staan, in een andere wereldorde. Niets van mij zal in dat andere rijk binnengaan, want het heeft aan mij geen behoefte. Er is geen gevallen ik in mijn ik. Mijn ik past wonderwel in de wereld waarin ik existeer. Ik ben geen gevallen mens, zoals men zeggen kan in natuurreligieuze waan. Ik ben geboren in deze natuur des doods en de dood is mijn signatuur, mijn leven. Ik verspreid alleen reeds door mijn existentie dood en verderf om mij heen. Ik leef van de dood. 

Nee, het gevallen zelf, het verzonken zelf, ligt in de rozenknop, waarin ik niet ben, waaraan ik geen deel heb. Doch die ik slechts meedraag. En dat gevallen ik kan slechts vrijkomen en leven wanneer ik niet meer ben. 

O domheidsmacht van de onwetendheid, die mij trachten deed het koninkrijk van God binnen te gaan! Het nieuwe rijk is voor en van die andere in mij, wonend, slapend in de rozenknop. Zou ik die andere zo lief kunnen hebben dat ik mijzelf daarvoor zou willen opgeven? 

Om een ander lief te kunnen hebben moet die andere gekend worden. En dus moet het mogelijk zijn de structuur, de aard, de eigenschappen, de aanzichten van het wondere atoom te kennen, als het ware te proeven, te ondergaan, zodat in deze liefdebinding het offer van de zelfondergang voor de ander gebracht zal kunnen worden. Daarom toch draag ik de rozenknop met mij mee, opdat de zelfofferende liefde haar wekken zal. Is dat niet de betekenis van alle heilige sproken? Is dat niet de beduiding van alle heilige taal? 

Ben ik nu slachtoffer van een emotionele extase? Werkt in mij een Freudiaans complex, vol van religieuze zelfkastijdende erotiek? Kan ik mijn ontdekking toetsen aan de moderne wetenschap van de atomen? 

Ik kan het. De natuurwetenschap leert en toont aan dat men, door splitsing van het ene atoom, een atoom of atomen verkrijgt van geheel andere aard en waarde. De ondergang van het ene – bewust – met het grote vuur van de zelfontlediging, geeft leven aan het andere. 

Nu weet ik wat de bloeiende rozelaar in de taal van de symbolen te zeggen heeft. De bloeiende rozelaar wil de oude vermolmde schuur niet verfraaien en doen schijnen wat zij niet is, doch de rozelaar rond het kruis van de natuur, de rozelaar van de gekruisigde wereldziel, toont ons de mens die, blikkend in de rozenknop, een leven ten dode voert om een ander leven te behouden. Het leven dat zich ten dode wijdt is niet nutteloos, het is meervoudig waardevol. Het stelt de rozenknop in staat zich te ontplooien. Het is de zoete dood, het endura, de zelfopheffing der gnostieken. 

Als in een spiegel van het hart zie ik de geliefde, van wie zo vele ingewijden gesproken hebben. De wereld van de heilige Andere wordt mij geopenbaard, als ogen die mij aanstaren. Ik zie hoe de rozenknop zeven bladeren heeft. Hoe het wonderatoom bestaat uit zeven atomen. En hoe dit zevengesternte op het machtige woord: ‘Er zij licht’ zal opengaan als een uitdijend heelal. Ik zie hoe deze zevenvoudige verstilde openbaring omringd wordt in wijde omcirkeling door een eveneens latente dierenriem – een magnetische vuurkring. 

En ik hoor in de Heilige Taal deze slapende, nog duistere dierenriem aanduiden als de Troon, de goddelijke Troon. En het zevenvoudige atoom, de zevenbladige roos, als de zeven Heren voor de Troon. En ik zie hoe deze goddelijke microkosmos, die in mij besloten ligt en mij van alle zijden omringt, zeven velden van activiteit bezit. Hoe er zeven stralen zijn en zeven mogelijkheden en er zeven werken van wedergeboorte dienen te worden vervuld. Ik zie hoe kandelaar na kandelaar ontstoken kan worden en glanzen gaat met onzegbaar heerlijk licht. 

En nu versta ik eerst met recht de aanhef van de Apocalyps. Het is de aanroep van de mens die de Geliefde wekken gaat – de aanroep van de mens die met het enduristische werk beginnen gaat en daarom mantrisch spreekt: 

Ik, Johannes, aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: Genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komen zal en van de zeven geesten die voor zijn Troon zijn. Genade zij u van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene uit de doden.’

En terstond kwam ik in vervoering op deze dag, die ik wijden mag aan de Geliefde. De vervoering… tot de vervulling.

Uit: De gnostieke mysterien van de Pistis Sophia door J. van Rijckenborgh
Hoofdstuk: het wonder van het oeratoom

DOWNLOAD THE GNOSTIC MYSTERIES OF THE PISTIS SOPHIA (FREE PDF)

BESTEL DE GNOSTIEKE MYSTERIEN VAN DE PISTIS SOPHIA