BESTEL HET GRAALMYSTERIE VAN PARZIVAL
In de diep-symbolische graalvertelling ‘Parzival’ van Wolram von Eschenbach komen drie graalkoningen voor: Titurel, Anfortas en Parzival als drie stadia in de de ontwikkeling van de mens. Benita Kleiberg licht dat toe in bijlage 1.2 van haar boek Het graalmysterie van Parzival. Hieronder volgt de integrale tekst van die bijlage. Het bovenstaande schilderij ‘Parzival bij Anfortas’ is gemaakt door Ferdinand-Piloty in 1885.
1.2 DE DRIE GRAALKONINGEN
Er zijn in het voorgaande drie graalkoningen beschreven: Titurel, Anfortas en Parzival, die we tenslotte nog in een ander perspectief willen plaatsen.
1 Titurel
De eerste graalkoning Titurel, afkomstig uit een Kappadosisch koningsgeslacht, was de zoon van ouders die al op leeftijd waren. Zijn geboorte werd de moeder aangekondigd door een engel. Het was de opdracht van Titurel het graalridderschap tot leven te roepen en de graalburcht, de graaltempel te bouwen. Deze graaltempel met zijn 72 koren moest een godshuis worden voor alle volkeren. In deze taak werd hij volkomen door de engelen geleid en daarom wordt hij wel als een koning Salomo gezien, die de tempel in Jeruzalem bouwde. Titurel en de schare van tempelridders bouwen gedurende dertig jaar aan de graaltempel.
Jezus bouwde dertig jaar aan zijn wezen om zich gereed te maken de Christusgeest bij de Jordaan te kunnen ontvangen. Vandaar dat we tempelbouw van Titurel wel als een innerlijke tempelbouw kunnen beschouwen, waaraan hij evenals Jezus, dertig jaar werkte om zijn lichaam, zijn innerlijk tempel, waar de Graalkelk opgericht moest worden, geschikt te maken voor de indaling van de Heilige Geest.
Hij bouwde deze tempel niet alleen: hij werd hierin gesteund door een aantal tempelridders. Dit is een bevestiging van het feit dat het ‘graalwerk’ niet alleen gedaan kan worden en dat deze arbeid in broederschappelijk verband verwezenlijkt dient te worden. Dan zal de Graal alles wat nodig is voor de tempelbouw zelf aanleveren, zo schrijft Von Scharfenberg.
In Jüngere Titurel van Albrecht von Scharfenberg bereikte Titurel de leeftijd van 500 jaar. Dit is natuurlijk een leeftijd die niet naar mensenmaat is. In de joodse theosofie is alles wat het getal van 400 overschrijdt niet van deze wereld. Vandaar dat het joodse alfabet met zijn 22 letters geen getalswaarde bezit boven de 400. Zijn leeftijd van 500 jaar geeft aan dat Titurel een bijzondere entiteit is en niet te vergelijken is met een normaal mens.
Hij kreeg de taak toegewezen voor de Graal een plek in de fysieke natuur toe te bereiden. Daarom kunnen we hem eigenlijk als de vertegenwoordiger van de Graal op aarde zien. We lezen bij Von Scharfenberg:
Ein halbes Tausend Jahre
behüt’ ich künde.
Wer ihn nicht bewahret
vor meiner Sicht, belädt sein Haupt mit Sünde.
Dass nun der Gral zu andern Menschen ströme!
Meine Seele strebt zu Gott,
mein Leib, woraus im Paradies er ward, zu Lehme.
Von Scharfenberg verhaalt dat Titurel, wanneer hij 400 jaar is geworden, zijn taak van graalkoning overdraagt aan zijn zoon Frimutel. Hij blijft dan nog wel op de graalburcht wonen en bereikt daar de leeftijd van 500 jaar. Tenslotte wil hij zijn leven op aarde beëindigen en vraagt dan niet meer voor de Graal geleid te worden om zo te kunnen sterven.
Binnen de graalvertelling lezen we voor het eerst iets over Titurel wanneer Parzival op de graalburcht is. Als aan het einde van de graalmaaltijd alles weer wordt opgeruimd, wordt er een deur geopend en krijgt Parzival een glimp te zien van een zeer oude doch schone man.
Zij droegen weer door de deur naar buiten hetgeen zij tevoren met zulke goede manieren hadden aangedragen. Parzival keek hen na; voor zij de deur achter zich dicht deden, zag hij in een kamer daar, op een draagbed, de allerschoonste oude man waarvan hij ooit had vernomen. Zonder overdrijving mag ik wel zeggen dat hij nog grijzer was dan mist of nevel.
Op de burcht verzuimde Parzival echter over hem te vragen; dat deed hij pas toen hij bij de kluizenaar verbleef, die hem vertelde wie hij was.
Op een dag vroeg Parzival aan hem: ‘Wie was de man die daar lag voor de Graal? Hij was helemaal grijs, maar met een stralend frisse huid.’
‘Dat was Titurel,’ zei de gastheer. ‘Hij is de grootvader van je moeder. Hij was de eerste aan wiens bescherming het vaandel van de Graal werd toevertrouwd. Hij lijdt aan de ziekte die podagra heet, een hulpeloze verlamming. Toch heeft hij nooit zijn kleur verloren omdat hij zo dikwijls de Graal aanschouwt. Daardoor kan hij niet sterven, en beschikken zij over hem, bedlegerig als hij is, om hun raad te geven. In zijn jeugd trok hij door veld en voorde op zoek naar speergevechten.
Titurel kan niet sterven omdat hij zeer vaak tot de Graal is geleid; hij is dus door de krachten van de Graal onsterfelijk geworden.
Als we naar de menselijke ontwikkeling kijken, dan zien we dat de mens in eerste instantie aan de goden gelijk was. Door haar val, bewerkstelligd door Lucifer, kristalliseerde hij zich meer en meer en werd hij met vlees bekleed. Uiteindelijk was er van de oorspronkelijke hemelse mens nog maar een beelddrager over die een afdruk van de hemelse mens die hij ooit was, diep verborgen in zijn wezen droeg. Het is niet de bestemming van de mens zich steeds verder in de fysieke natuur onder te dompelen. Hij dient door innerlijke groei een weg terug naar de oorsprong te vinden. Wanneer we deze ontwikkelingsweg van de mens bezien, kunnen we haar grofweg in drieën delen: de oorspronkelijke hemelse mens, de gevallen mens en de komende wordende mens.
In het graalgedicht kunnen we Titurel als de representant van de oorspronkelijke mens op aarde zien. Hij is een belangrijke leider, een ingewijde op de achtergrond, die ieder met raad en daad bijstaat. Hij woont op de graalburcht en ligt op een draagbed voor de Graal. Hij is al zeer oud maar heeft van zijn oorspronkelijke glans nog niets verloren: zijn geest is niet aan tijd gebonden en vindt haar afspiegeling in het gelaat dat er nog steeds fris en jeugdig uitziet. Hij is onsterfelijk, doordat hij zich voedt met de krachten van de Graal, doch het leven in de fysieke sfeer eist zijn tol vanwege haar kristallisatiekracht. De ziel gebonden aan een stoflichaam lijdt in haar gevangenis en wordt als het ware verlamd. Dat is de handicap die Titurel met zich mee draagt, dat verzinnebeeldt podagra, zijn verlammingsziekte.
2 Anfortas
Anfortas, de zoon van Titurel, kunnen we in dit verband zien als de vertegenwoordiger van de ‘gevallen’ mens, levend in de tijdruimtelijke sfeer van de stofnatuur. Deze mens is in verleiding gebracht door Lucifer en verkoos te eten van de Boom der Kennis, wat een leven van lijden in de fysieke wereld met haar kenmerken van ziekte, ouderdom en dood met zich meebracht.
Anfortas is dus de representant van een mens die steeds meer verstrikt raakt in de fysieke wereld met haar eigen problematiek. Hij was geroepen een waardig graalkoning te zijn, maar doordat hij zijn ziel niet helemaal wist te zuiveren van lagere aandoeningen werd de verbinding met de Geest verbroken in zijn stelsel. Wolfram verzinnebeeldt dit gegeven door hem een verwonding aan zijn schaamdelen op te laten lopen in gevecht met een heiden.
Hij was niet in de positie zich naar eigen inzichten een vrouw te kiezen. Zijn vrouw moest hem ondersteunen in zijn taak als graalkoning. Hij kon echter zijn eigen verlangens niet ondergeschikt maken en liet zich leiden door Amor, zoals Trevizent dit aan Parzival uiteenzet. De wond aan zijn schaamdelen geeft aan dat de Geest onder in het bekkengebied wordt gestagneerd. Met andere woorden: het Licht kan niet tot het diepst van de sacralis doordringen, aangezien de persoonlijkheid een muur van belemmeringen heeft opgetrokken en zo verstoken raakt van de helende Geest en dus naar lichaam en ziel ziek wordt.
Anfortas wordt geslachtofferd door Saturnus, waar Wolfram veelvuldig over spreekt, die in de alchemie de schaduwkant van de zon wordt genoemd als ‘sol niger’, de zwarte zon. Deze sol niger is de schaduwwerking van de zon met een destructieve kracht. De zon kan een negatieve uitwerking hebben; als zij in warme landen hoog aan het firmament staat, heeft zij een destructieve kracht. Saturnus, als de negatieve werking van de zon, wordt wel afgebeeld als de verslinder van zijn eigen kinderen. Het zijn de kristalliserende krachten van deze trage planeet die de mens dieper de stof in duwen en die uiteindelijk de dood zullen brengen.
De ziekte waaraan Anfortas lijdt, treft de gehele tegenwoordige mensheid en zij woedt net zolang, totdat het pad van zelfrealisatie wordt aangevangen. Slechts wanneer het kruis in het eigen wezen wordt opgericht, kan het kruis van Golgotha verlossing brengen en wordt het boze overwonnen. Wanneer deze kruisgang is gegaan, is men in staat de ander te genezen, want als men het eigen lot ontrafeld heeft, kan men de ander pas behulpzaam zijn.
3 Parzival
Parzival vertegenwoordigt de mens die dwars door alles heen zijn zoektocht naar de Graal aanvangt en dit pad consequent blijft volgen totdat hij zijn doel bereikt heeft. Hij is de representant van de Wordende Mens, die de weg naar de oorsprong heeft gevonden en zodoende boven de eigen beperkingen is uitgestegen.
In de zielenontwikkeling van Parzival zien we hoe hij oorspronkelijk als onschuldige jongeling nog leefde vanuit de bloedsdriften, de zinnen, vanuit wat Rudolf Steiner noemt de aandoeningsziel. Wanneer hij zich enigermate ontplooit, stroomt daar de gemoeds- en verstandsziel binnen: de zinnen worden met denkkracht gecombineerd. Uiteindelijk is er sprake van de ontwikkeling van de bewustzijnsziel, wanneer hij door de confrontatie met Cundrie bewustzijn krijgt over de eigen microkosmos.
Parzival wordt door schaamte en twijfel overvallen. In het verhaal wordt dit uitgebeeld door de invoeging van Gawan: in de ziel van Parzival leven nu als het ware twee wezens. Het denken en het voelen liggen nog ver uiteen. Wanneer deze twee hoedanigheden samenkomen, wordt de mogelijkheid geopend om, door volledige zelfovergave aan de Christus in het stelsel, boven het ik van de fysieke natuur uit te rijzen.
Wanneer Parzival Feirefis ontmoet, en daarmee het onderbewustzijn reinigt en voor het Licht van de Graal voert, dan overstijgt hij daarmee zichzelf. Met deze handeling trekt hij de grens over naar een nieuw leven en wordt er een aanvang gemaakt met de ontwikkeling van het Manas, het onsterfelijke zielenelement dat in de toekomst tot ontwikkeling dient te komen. In het graalverhaal lezen we hier niets over, aangezien deze ontwikkeling onze grenzen van bewustzijn ver overschrijdt. Het enige wat opvalt is dat wanneer Parzival zijn eigen lot heeft weten te ontraadselen, hij meteen in staat is genezend op te treden, als een uitdrukking van een nieuw vermogen, dat verwijst naar een geheel nieuwe zielenstaat.