Heilige verbeelding – Ibn Arabi over religieuze diversiteit – boek van William C. Chittick

BESTEL HEILIGE VERBEELDING

Muhyi Al-Din Ibn al-‘Arabi, bekend als de ‘grootste meester’, is waarschijnlijk de meest invloedrijke denker en soefi uit de islamitische geschiedenis. In zijn kosmologie speelt de wereld van de verbeelding een cruciale rol als de noodzakelijke aanvulling op het rationele denken. De tussenwereld van de verbeelding is even reëel als de zichtbare kosmos en de onzichtbare wereld. De verbeelding helpt de mens zichzelf te ‘vinden’ en te bestaan.

Voor Ibn al-‘Arabi is er ‘eenheid van vinden’ en ‘eenheid van zijn’ in de diversiteit van de uitdrukkingsvormen van de integrale mens. Die diverse uitdrukkingen zijn afstralingen van eenzelfde oerbron van liefde. Voor Ibn al-‘Arabi stelt religieuze diversiteit dan ook geen ‘probleem’ zolang de mens zichzelf (en zijn ego) maar leert kennen. Deze kennis brengt hem bij de Bron (Allah) van waaruit hij het leven kan ervaren en ontvangen. Volgens Ibn al-‘Arabi hebben alle religies deel aan dezelfde verbeeldingswereld en manifesteren de verschillen zich louter op het vlak van vormen en overtuigingen.

VOORWOORD

De islam speelde gedurende de laatste decennia een centrale en dikwijls dramatische rol in de heropleving van religieuze kwesties in westerse samenlevingen. Het lange secularisatieproces dat de moderne wereld onderging kon de terugkeer van het ‘sacrale’ in politieke en sociale debatten niet voorkomen. Religie – en vooral de islam – beheerst vandaag de dag voor een groot deel de publieke gesprekken. Maar de meeste mensen baseren zich daarbij op een heel vaag en simplistisch begrip van wat religieuze ideeën en ervaringen zijn. Geloof is voor hen vaak een synoniem van een naïeve of culturele overtuiging die niet verankerd is in de rede of in een directe werkelijkheidservaring.

Deze onwetendheid over de werkelijkheid van het religieuze denken is bijna altijd het resultaat van een compleet negeren van een rijke, langdurige, spirituele en intellectuele traditie. Dat geldt ook op een dramatische manier vooral voor de islam.

Wie de islam ziet als een archaïsch amalgaam van bijgeloof en sociale praktijken of wie van de islam het centrale gegeven van zijn of haar sociale identiteit maakt, getuigt van een diepe onwetendheid. Het is de onwetendheid over de intellectuele inhoud van de islamitische traditie zoals die zich gedurende veertien eeuwen heeft ontvouwd.

De culturele amnesie met betrekking tot het sacrale en het religieuze zit in de meeste westerse samenlevingen erg diep. Wie kan trouwens vandaag nog bepalen wat een spirituele ‘traditie’ is? Voor de meeste tijdgenoten – of ze zich nu religieus noemen of niet – betekent het alleen maar een culturele en literaire erfenis. Op z’n best is het een intellectuele referentie. Op z’n slechtst is het een ideologische last waarmee ze worstelen.

Wat dit boek op een briljante manier aantoont, is het feit dat de islam als spirituele traditie veel meer is dan een literaire erfenis en dat ze een levende en universele wijsheid overbrengt. Ze zet ons aan om de beperkingen van onze meningen, overtuigingen en valse zekerheden in te zien en de Werkelijkheid te ontdekken die ons eigen standpunt overstijgt. Met andere woorden, wat werd doorgegeven door een levende spirituele traditie zoals bijvoorbeeld die van de islam, betreft niet alleen ideeën en normen, maar eerder een oorspronkelijke ervaring van de menselijke werkelijkheid en een brede visie op de wereld.

In ‘Imaginal Worlds’ dompelt William C. Chittick ons meteen in deze ervaring van de sacraliteit van de Werkelijkheid en hij opent onze blik voor een van haar fundamentele dimensies: de verbeelding. Dit boek, dat heel nauwgezet en voortreffelijk werd vertaald door Marc Colpaert, leidt de lezer binnen in wat dikwijls werd beschouwd als de belangrijkste formulering van de islamitische spirituele traditie, namelijk het gedachtegoed van ‘meester’ Ibn al-‘Arabi. Hij kreeg van zijn talrijke bewonderaars de titel ‘al-Sjeich al-Akbar’, de ‘grootste meester’.

De werken van Ibn al-‘Arabi zijn enorm belangrijk voor de ontwikkeling van het soefidenken, maar de reikwijdte van zijn gigantische oeuvre gaat veel verder dan het soefisme. Chittick stelde vast dat de Sjeich al-Akbar ‘elke intellectuele dimensie van de islam heeft aangesproken op een manier die loyaal was aan de traditie en haar tegelijk heeft geïnnoveerd’.

Bovendien betreft de dimensie van de verbeelding niet alleen de islam. Verbeelding is een universeel menselijk vermogen dat dikwijls werd verwaarloosd door de rationele filosofie. Ibn al-‘Arabi nodigt ons uit om dit vermogen opnieuw te ontdekken. In onszelf en door onszelf.
Ibn al-‘Arabi werd in 1165 geboren in het Andalusische Murcia. Zijn prominente en adellijke familie stond in contact met de lokale heerser en was daarna verbonden met de Almohadendynastie toen hij verhuisde naar Sevilla.

Jarenlang leefde Ibn al-‘Arabi het leventje van de geprivilegieerde jeugd. Hij kreeg een traditionele opleiding en kon genieten van de geneugten van de wereld. Maar toen overkwam hem een existentiële crisis en kreeg hij een spirituele roeping die hem ertoe bracht zijn vorig leven achter te laten en zich aan het spirituele pad te wijden. Hij was nog een adolescent toen hij tijdens een retraite een ingrijpende verlichting ervoer en aangesproken werd door Jezus, Mozes en Mohammed, die hem bepaalde inzichten en praktische raad schonken. Ze zouden sindsdien de leidraad vormen voor zijn levenspad. Deze fundamentele ervaring van ‘ontsluiering’ (kashf), ‘openingen’ (fath) of ‘vervoering’ (jadhba) werd de bron van Ibn al-‘Arabi’s talrijke geschriften waarin hij niet alleen gedetailleerd de realiteit van zulke ervaring belichtte, maar ook de verschillende implicaties beschreef van het zelfverstaan van de mens en zijn wereld.

De kennis die de jonge Ibn al-‘Arabi ontving wekte interesse bij zijn tijdgenoten, onder wie de beroemde Andalusische filosoof Averroës (Ibn Rushd, gest. 1198) die in het Westen bekendstond als ‘de grote commentator’ van Aristoteles. Als vriend van Ibn al-‘Arabi’s vader was Averroës benieuwd en hij nodigde de jongeman persoonlijk uit bij hem thuis. Hij wilde inschatten wat de waarde was van de kennis die hij verworven had door die ‘vermeende’ verlichtingservaring.

Ibn al-‘Arabi vertelt dat de oude filosoof opstond toen hij aankwam, hem vriendelijk verwelkomde en hem aankeek terwijl hij alleen maar zei: ‘Ja!’ Omdat Ibn al-‘Arabi de test van de filosoof begreep, antwoordde hij met hetzelfde ‘Ja!’. En zijn antwoord verheugde de filosoof, die zijn blijdschap bevestigde met een glimlach en een warme begroeting.

Maar toen Ibn al-‘Arabi zich de reden van de tevredenheid bij Averroës realiseerde, zei hij plots: ‘Neen!’ De filosoof reageerde geschokt op deze onverwachte wending en vroeg de jongeman: ‘Zeg me: wat heb je ontdekt door verlichting en goddelijke inspiratie? Is dat hetzelfde als wat we bereiken door rationeel onderzoek?’ Ibn al-‘Arabi antwoordde: ‘Ja! Neen! En tussen ‘ja’ en ‘neen’ vliegen de geesten weg van hun materie en de nekken weg van hun lichamen!’ Een dergelijk antwoord verwarde de filosoof en bracht hem in verlegenheid. Ibn al-‘Arabi beschrijft dat Averroës er ernstig bijzat, overweldigd door twijfels over zijn beredeneerde zekerheden.

Behalve de geestigheid van deze anekdote illustreert deze dialoog perfect de originaliteit van Ibn al-‘Arabi’s soefiperspectief en zijn unieke bijdrage aan het lange debat tussen rede en mystieke spiritualiteit, zowel in de geschiedenis van de filosofie in het algemeen als in de islamtraditie in het bijzonder.

Ja, de rede is een onmisbare dimensie van de menselijke ervaring en een wezenlijk vermogen voor de beoordeling van de werkelijkheid. Neen, de rede alleen omvat niet de grote verscheidenheid van dimensies waaruit de menselijke ervaring bestaat en het is ook niet de enige manier waarover de mens beschikt om de Werkelijkheid te begrijpen. Tussen dit ‘ja’ en dit ‘neen’ opent de rede de weg voor de verbeelding. Verbeelding is precies de dimensie in de menselijke ervaring die in staat is om paradoxale werkelijkheden te vatten en om te verenigen wat als absoluut tegenstrijdig wordt beschouwd wanneer het wordt benaderd door rationele categorieën.

Met andere woorden, Ibn al-‘Arabi verzet zich niet tegen de rationele filosofie van Averroës, maar neemt ze eerder op in een breder kennisperspectief dat alle aspecten van de menselijke ervaring samenbrengt.

Als we daarom Averroës terecht kunnen beschouwen als een voorloper van de moderne, rationalistische vorm van filosofie, dan vertegenwoordigt Ibn al-‘Arabi zeker een andere manier om de mens en de wereld te ervaren en te denken. Een manier die helaas allang in onze westerse samenlevingen is vergeten.

Het feit dat hij het grootste deel van zijn volwassen leven ‘reizend’ heeft doorgebracht is een ander inspirerend aspect in Ibn al-‘Arabi’s leven. Het heeft zijn manier van denken en schrijven vermoedelijk erg beïnvloed. Eerst zwierf hij tussen de Maghreb en Andalusië (tot 598/1201), later in Hejaz, Anatolië en het hele Midden-Oosten (tot 1223), tot hij zich vestigde in Damascus waar hij stierf in 1241. Dit nomadische bestaan bracht hem in contact met verschillende culturen en ideeën die hij vond in zijn geboorteland Andalusië en daarna in Mekka, Caïro, Bagdad of Damascus, belangrijke steden die in die tijd intellectuele en culturele kruispunten waren. Het verklaart zeker zijn openheid tegenover ‘het andere’ (alteriteit) en zijn bewustzijn van de pluraliteit van menselijke uitdrukkingsvormen die we in zijn geschriften kunnen aantreffen.

De laatste hoofdstukken van dit boek bieden in dit verband een merkwaardig voorbeeld van zijn originele behandeling van ‘de kwestie’ van religieuze pluraliteit. Een universele visie op religie wordt gecombineerd met een authentiek respect voor de verscheidenheid van expressies bij de diverse tradities en geloofsgemeenschappen.

Niettegenstaande zijn voortdurend ‘onderweg’ zijn was Ibn al-‘Arabi een zeer productieve schrijver. Wetenschappers zijn van oordeel dat meer dan honderd boeken authentiek aan hem kunnen worden toegeschreven. Daartoe behoren verschillende korte verhandelingen en brieven, maar ook veel langere werken die een specifiek aspect van soefisme belichten, en vooral een zeer uitgebreide, duizend bladzijden tellende spirituele encyclopedie: al-Futuhat al-Makkiyya.

Enerzijds cirkelen al zijn geschriften rond dezelfde onderwerpen: metafysica (met andere woorden: wat is het zijn, wat zijn de niveaus en hoe verhouden ze zich tot elkaar?), theologie (wat is God, wat zijn Zijn attributen en hoe moeten we ons tot Hem verhouden?), profetiologie en hagiologie (wat is heiligheid of profeetschap, wat zijn de karakteristieken en hoe moeten we ons daartoe verhouden?). Anderzijds beklemtoonde de meester bij verschillende gelegenheden dat we altijd moeten beseffen dat zijn geschriften niets anders zijn dan een uitgebreid commentaar op de Koran en de profetische tradities (Hadith). Vanuit dit perspectief mag het werk van Ibn al-‘Arabi worden gelezen als een immense exegese van de islamitische openbaring.

Wat de benadering ook is, het oeuvre van Ibn al-‘Arabi heeft de huidige lezer veel te bieden: of het nu gaat om diens filosofische en theologische verkenningen, dan wel om de levendige en dynamische lezing van de Koran waardoor zowel de hoofdthema’s als de kleinste details aan het licht komen.

In elke context blijkt het begrip ‘verbeelding’ een centrale hermeneutische en ervaringsgerichte sleutel te zijn om door te dringen in de gesofisticeerde teksten van de Sjeich al-Akbar. Maar de verbeelding is vooral een sleutel om – op ons eigen niveau en binnen onze eigen context – het verhelderende perspectief op een Werkelijkheid te ervaren waarin de ‘grootste meester’ ons met heel ons wezen wil binnenleiden.

Omdat Ibn al-‘Arabi er op een unieke wijze in slaagt om coherent – maar dikwijls complex – de universele vragen over het bestaan van de mens en het geheim van de islamitische spiritualiteit onder woorden te brengen, is het vandaag de dag wellicht relevanter dan ooit om hem te lezen.

In een tijd waarin het vaak hopeloos lijkt om te midden van onze post- of ultramoderne samenlevingen een religieuze traditie zoals de islam te begrijpen, zijn de geschriften van de Sjeich al-Akbar nu van groter belang dan in vorige eeuwen. Elke lezer kan in dit boek een ander gezicht van de islam ontdekken dat ons inspireert en verrast. Het is een gezicht dat we in de media en de socio-politieke debatten van de voorbije twintig jaar niet aangeboden kregen.

Wie op zoek is naar universele wijsheid zal hier werkelijk waardevolle inzichten vinden om zijn kijk op zichzelf en op de wereld waarin we leven te vergroten. Men zal er waarschijnlijk verbaasd over zijn dat een dergelijke diepe spirituele inspiratie kan voortspruiten uit de verzen van de Koran. Met name de moslimlezers kunnen op de volgende bladzijden zeker een unieke leidraad vinden om hun eigen erfgoed opnieuw te ontdekken en om hun benadering van religieuze praktijken en van het heilige boek op een ongeziene en bijzonder relevante manier voor onze huidige tijd te doen herleven.

Ibn al-‘Arabi’s filosofie van de verbeelding zal ons uiteindelijk – waar we ook vandaan komen – allemaal in dezelfde richting leiden:

O jij die het pad zoekt naar het geheim,
Keer om! Want het is binnen in jou
dat het hele geheim wordt gevonden …

Gregory Vandamme

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord – Gregory Vandamme
Inleiding

1. Eenheid van Zijn
Goddelijke namen en het integraal mens zijn
Onvergelijkbaarheid en gelijkenis

2. Microkosmos, macrokosmos en de integrale mens
Het doel van de schepping
Het pad naar volmaaktheid

3. Ethiek en tegenstrijdigheden
Edele karaktertrekken
Laakbare karaktertrekken

4. Zelfkennis en de oorspronkelijke menselijke zuiverheid
De onbegrensbaarheid van wujud  Imaginaal bewustzijn
Zelfkennis
Het ongekende spirituele stadium
Uitwissing en bestaan
Mens worden

5. Openbaring en poëtische beeldspraak
De Tarjuman al-Ashwaq
Verbeelding  Rede en zelfonthulling
De openbaring van gelijkenissen
Het getuige zijn van de plaatsen (loci) van het visioen

6. Ontmoetingen met imaginale mensen
Het onderscheiden van imaginale wekelijkheden
Verscheidenheid in imaginale waarneming
Imaginale mensen

7. De dood en het leven na de dood
Openbaring en rede
De ‘tussenwereld’ na de dood
De ontplooiing van de ziel
De volgende wereld
Binnenkant/buitenkant
De Tuin en het Vuur
De afkoeling van het Vuur

8. Een mythe van oorsprongen
De Koranvisie op openbaring
De goddelijke namen en de oorsprong van religies
Hoofdstuk 66 (Futuhat)

9. Verscheidenheid van geloofsovertuigingen
Wortels van (geloofs)overtuigingen
Twee geboden
Wegen naar God
Evenwicht
Tekenen van geloof
Onbegrensd geloof
De cirkel van religieuze diversiteit

10.De goddelijke verankeringen van religie
Goden als overtuiging
Rationeel onderzoek
Namen en knopen
De goddelijke vorm
Alles en niets
Profetie en leiding
Providentiële beperkingen
De knopen waarderen

Nawoord – Marc Colpaert
Bibliografie
Noten

BESTEL HEILIGE VERBEELDING