Er is in ieder mens, in iedere ziel, een drang zich uit te drukken in de wereld, een levensvitaliteit die zoekt om zich te uiten. Deze drang laat zich gemakkelijk conditioneren en zelfs manipuleren in een wereld die aanmoedigt tot strijd om het bestaan, die aanzet tot competitie en tot het verslaan van de concurrent, van de tegenstander tot aan de bekende kaart uit het RISK-spel: ‘Vernietig de legers van de vijand’. Vaak spant dan de ziel het Ik voor zijn karretje en dan ontstaat er vanzelf strijd, want het ik wil zich doen gelden.
Er ontstaat dan handhavingslust, competitiestrijd, met als uiterste vernietigingsdrang. En dus wrijving met medemensen, want er kan maar één de beste zijn en dat betekent vaak dat anderen het onderspit moeten delven. Het minst kwalijk is deze uiting in de wereld, is dit zich uitdrukken van de levensvitaliteit nog in sport, spel en kunst. Omdat de competitie hierin nog sterk in het teken staat van de creativiteit en sportiviteit. En er veel minder en vaak géén slachtoffers zijn. Hoewel het toch regelmatig om geld gaat. En soms om erg veel geld.
Creativiteit is een zeer menselijke eigenschap, althans in potentie. Johan Huizinga, beroemd Gronings historicus heeft dat al vóór WO II duidelijk gemaakt door het begrip Homo Ludens (de spelende mens) te introduceren. Dit begrip Homo Ludens sloeg internationaal aan en beleeft de laatste decennia zelfs een revival: het besef neemt toe dat wij als mens een spelend organisme zijn en daar gaat dan ook creativiteit in zitten. De wereld, de aarde, de schepping is ons speelmateriaal en de menselijke maat is ons psychologische speelveld.
Een kat kan een muis ‘doodspelen’ dat wil zeggen zolang doorspelen tot de muis het loodje legt. Vaak is die kat dan teleurgesteld dat de muis het niet meer doet, niet meer beweegt. En als wij er een genoegen in scheppen óók een kat-en-muis-spel te spelen met anderen, dan verliezen we als het ware de menselijke maat, dan overschrijden we de grenzen van ons speelveld. Dat is er nu min of meer met de aarde aan de hand, we dreigen de planeet momenteel dood te spelen. We doen dus dingen met ons spelmateriaal die niet duurzaam zijn maar dodend. Er is aldus niet zozeer sprake van een samenleving, maar eerder van een samendoding.
We slachten jaarlijks 500 miljoen dieren, net zoveel als er mensen in de EU wonen. We laten regenwouden kappen voor onze uitdijende veestapel, omdat wij de slager en de melkboer van de wereld willen zijn. We vissen de zeeën leeg en we warmen het klimaat op met onze broeikasgassen die vooral door de veehouderij veroorzaakt worden, die tevens de helft van de wereldgraanvoorraad opslokt.
Deze levenondermijnende economische activiteiten gebeuren allemaal omdat we onze winsten hoog willen hebben, onze marktpositie sterk willen houden en daardoor verblind worden. Blind zijn geworden voor de dodende effecten op onze planeet, de enige planeet waar we het mee moeten doen. We doen de dingen niet alleen uit de drang om ons creatief te uiten in de wereld.
Ook als de ziel NIET het IK voor haar karretje spant en echt alleen de strijdloze creativiteit zoekt is het niet gegarandeerd dat het punt van de duurzaamheid bereikt wordt. Dat komt omdat het leven, het menselijk leven, dukkha is, zoals de Boeddha dat noemt. In de romantische tijd (19e en 20e eeuw) is daarvan gezegd dat het leven ‘lijden’ is, maar dat is geen objectieve vertaling van dukkha.
Het menselijk leven is wrijving, eigenlijk betekent dukkha het wagenwiel dat aanloopt aan de wagen. Vermoedelijk is ons levenswiel uit het lood geslagen, zodat er een slag in dat wiel zit dat aanloopt aan de wagen. Of mogelijk loopt het wiel gelijkmatig aan en is dus nooit zonder wrijving. Wrijving heeft altijd met energie te maken en vaak met energie die verloren gaat. Wat dat betreft heeft het ook met economie te maken. Immers als we in staat zijn zo weinig mogelijk energie te laten weglekken, zijn we zeer economisch bezig, zeer duurzaam bezig. Dat kun je bijvoorbeeld op het begrip ‘rente’ projecteren: rente is de niet duurzame wrijving van een financieel-economisch systeem. In sommige culturen is daar notie van en is het innen van rente ‘not done’ en wordt in verband gebracht met woeker.
Het ideaal zou zijn wanneer er nuttige beweging is, zonder dat wrijving optreedt, bijvoorbeeld als in een perpetuum mobile, dan is er geen frictie, dan is er geen ‘lijden’, dan is er geen leed. Dat lijkt dan ook de meest duurzame dynamiek die er is: de beweging die geen wrijving kent. Velen zeggen ook dat volkomen stilstand, volstrekte rust, stilte in de zin van het ontbreken van elke impuls pas duurzaam is, want zonder beweging zal er ook geen wrijving zijn.
En de behoefte aan die volkomen stilte is natuurlijk groot, denk aan de tallozen die het beweeg van hun gedachten stil willen kunnen zetten, omdat ze weten dat dat beweeg hen in beslag neemt op een dwangmatige manier, terwijl een meditatie of het afdalen in de stilte van hun ware zelf onmogelijk is, wanneer ze te veel door de eigen gedachten worden bewogen.
In bepaalde oosterse opvattingen is de staat van zijn van stilte zo ver doorgevoerd dat elke lichamelijke dynamiek gaat ontbreken, zoals bijvoorbeeld bij bepaalde monniken in grotten in de Himalaya: zij schijnen al eeuwen in een soort van bewegingscoma te verkeren, zonder dat hun bewustzijn daarbij volkomen uitdooft. Volgens sommigen wordt die staat bewaard voor de tijd dat deze mediterenden voor de mensheid ontwaken voor bepaalde missies.
Dat is natuurlijk wel interessant als je in ogenschouw neemt dat het Nirwana ook wel wordt opgevat als het ‘uitdoven’ van alle begeerte, als een weg van zelfversterving. En die a-dynamische levenshouding komt het milieu en de aarde vast ten goede. Maar nuchter opgevat bestaat het zonnestelsel uit beweging en dynamiek; ordening van die bewegingen die in banen zijn geleid voor wat betreft manen en planeten. Uit regulatie van de beweging in patronen die miljoenen eeuwen duren, wel kunnen modificeren, maar duidelijk een constante van beweging in zich houden, denk aan wat de astronoom Kepler ons heeft geleerd en denk aan de specifieke toonhoogte die iedere planeet schijnt te bezitten.
Het leven is dus beweging, zoals ook de Boeddha aangeeft, maar beweging die aanloopt en wrijving met zich brengt voor wat betreft het menselijk leven, romantisch vertaald als ‘het lijden der mensheid’. En de vraag die hier vandaag gesteld wordt is of er een menselijk leven mogelijk is dat niet lijdt en dat tevens geen lijden veroorzaakt, waarbij ons levenswiel dus niet aanloopt aan de kosmische wagen. En nochtans leeft.
Kosmisch gezien gaat het om de vraag hoe we kunnen resoneren met de grondtoon van de aarde, zonder haar geweld aan te doen, zonder de natuur en het leven op die aarde woekerrente te laten betalen voor ónze buitensporige behoeftes en gewoontes, onze verkwistende en beschadigende systemen.
En het bekende antwoord daarop is dat dat de grote Liefdewet is, die alles bedekt en alles en allen omvat en die alles geeft. En die Liefdewet vind je niet alleen in het christendom, maar in vrijwel alle culturen, religies en handelingscodes terug. Maar uit de Liefdewet kunnen we vooralsnog economisch niet leven, we komen daarvoor financieel te veel te kort, daar kan de kachel niet van branden en daar lopen we dientengevolge niet warm voor. We zijn ervan overtuigd dat alleen geven te weinig rendement oplevert voor onze eigen zaak en voor die van ons nageslacht.
En we vragen ons ook ten stelligste af of dat eigenlijk wel betrekking heeft op de materiële concrete werkelijkheid. En inderdaad, het is duidelijk, dat je maar één keer alles weg kan geven en dat het daarna gewoon ophoudt. In de wereld zijn de structuren van macht en bezit zodanig – en ik denk vandaag de dag in versterkte mate – dat de rijken steeds rijker worden en de armen armer. Het is een gesanctioneerde verwording, te wijten aan onze eigen lifestyle, onze eigen behoeftepatronen, ons eigen dwangmatige denken, onze eigen beperkte opvatting van wat de creatieve mens is en welke scheppingskracht hij heeft.
En zo veroorzaken we in het planetaire systeem steeds meer wrijving en hebben we aan sport, spel en kunst veel te weinig uitlaatklep om nog een minimum aan biologisch en energetisch evenwicht te kunnen garanderen. Onze drift om gebruik te maken van het liefst alle door de commercie gecreëerde behoeftebevredigingsmogelijkheden – in het voorbijgaan van verspilling, uitputting van grondstoffen, afname van de biodiversiteit – die drift is zo opgevoerd en zo immuun gemaakt voor die typische menselijke kwaliteit van reflectie, dat steeds meer mensen die drift als basic zien, als leidend principe in de psyche van de mens.
Bijvoorbeeld de moderne psycholoog Steven Reiss die macht, eer, wraak, eten en seks als de vijf basisbehoeften van de mens beschouwt en daarmee impliciet de primitieve en schadelijke praktijk van ‘eerwraak’ goedkeurt. We leren zo wel dat het gaat om de psyche, om de ziel van een mens. En om het bewustzijn. En volledige duurzaamheid lijkt een onuitvoerbaar concept, zoals een absoluut perpetuum mobile niet lijkt te bestaan.Werkelijke wrijvingsloze energiewerking lijkt in een door materie bepaald universum, in ons tijdruimtecontinuüm, een utopie, zoals de grote Liefdewet een onbereikbaar ideaal is voor het bewustzijn en de ziel van mensen.
Wat vergeten we dan? We vergeten dat de ziel een veranderingspotentie heeft, een transformatiefaculteit. Zodat nieuw inzicht, nieuw beleven en een nieuwe werkelijkheid kan worden ondergaan. Zonder gelijk idealistisch te worden en doelen te stellen en een heilig streven voor te nemen is het mogelijk geïnspireerd te worden door duurzaamheid als frictieloze veranderstroom en daar bewustzijn van te verkrijgen.
Duurzaam is dan niet zozeer het maken van hoogwaardige producten, die heel lang mee kunnen, maar veel meer het zorgen dat er geen blokkerende factoren optreden die kringlopen, energietransities en -omzettingen kunnen dwarsbomen. Afbreekbaarheid en oplosbaarheid zijn dus weer wel belangrijke peilers voor duurzaamheid. En het is daarbij vanzelfsprekend dat geen strijd tegen hoogwaardige producten wordt gevoerd, ook al zijn deze niet volledig afbreekbaar of oplosbaar.
Zijn er dan voorbeelden uit de geschiedenis die dat wrijvingsloze proces voor ons bewustzijn kunnen verduidelijken? Allereerst natuurlijk het 8-voudige pad dat de Boeddha ons voorhoudt en waarin het loslaten zo’n grote rol speelt. Met het loslaten verdwijnt de frictie ook in het energieproces, zodat een voorwaarde voor Verlichting wordt vervuld. Maar – zoals we gezien hebben – kan een mens daarin ook vervallen tot niet actieve vormen van leven, waarin de ziel zich niet meer in creativiteit uitdrukt.
En dan kennen we dichterbij in de tijd de oneliner van Hildegard van Bingen: ‘Zoals het water stroomt zo stroomt het levende licht’. Dat licht is bewustzijn en energie en geeft in de vergelijking ook aan dat het niet ‘gelijk aan’ is, maar vergeleken kan worden met (het stromen van water). Hildegard wordt wel de ‘groene’ mystica genoemd, omdat ze de aarde, de mens en de kosmos als een geheel van leven beschouwde.
Is er dan wel een mogelijkheid dat een duurzame aarde en de concrete materiële werkelijkheid samengaan? Dat een frictieloze stroom van lichtkracht correspondeert met processen in de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid? Langzaamaan wordt duidelijk dat een ‘heilige’ aarde, een aarde zonder ‘dukkha’ vooral bestaat in de beleving van onze ziel: onze psyche is in staat in een getransformeerde situatie, die ‘heilige aarde’ te beleven en daardoor te belevendigen. Het is onze nieuwe mentaliteit en onze nieuwe levenshouding die zelfverwerkelijkend kunnen worden, zelfscheppend en dat klopt wel met de meest geavanceerde metafysche inzichten, dat wij het zelf zijn die scheppen, die onze werkelijkheid inhoud geven. We zijn het dus zelf, of liever gezegd de alchemische synthese van het ware zelf heeft de kracht tot schepping van de aarde in z’n duurzame aanzicht.
Als onze levenshouding en onze mentaliteit zo volwassen en zo zelfstandig in haar oordeel is, dat de geldigheid van een wrijvingsloze energiehuishouding zich in onze ziel kan manifesteren, dan is zij waarneemster van de heilige aarde én constitueerder van die duurzame wereld tegelijkertijd. Dan ziet zij de zuivere kosmische verhoudingen én is daar medebouwer aan. Dat lijkt de opdracht die uitgevoerd kan worden door het ‘zien’, door het inzicht in een verrassend energiepatroon, dat echt dan is als de wrijvingsenergie van het levenswiel aan de wagen. Dat laatste is eigenlijk ‘pijn’.
De huidige zintuigelijke waarneming van de verwoestende werking die ons marktsysteem in z’n dominante en overweldigende invloed manifesteert, doet pijn. Pijn aan de ogen, maar vooral pijn aan het hart. Onze ziel lijdt eronder en wordt er ten zeerste door beperkt om zich uit te drukken in creatieve zin.
Veel jongeren in Europa, maar ook daarbuiten, waar de jeugd- en jongerenwerkloosheid bijvoorbeeld hoog is, kunnen zich niet eens meer in creativiteit uitdrukken in het leven, omdat het financieel-economisch systeem en de maatschappelijke en juridische wetten en regels hen eigenlijk africhten. Ze gaan terug naar START en ontvangen geen 20.000 euro, want de wetten van het door Internationals en marktwerking gedicteerde profijtbeginsel heeft hen veelal buitenspel gezet. Je mag dan heel blij zijn als ze toch in spel, sport en kunst iets van hun speelsheid kwijt kunnen, ook al levert dat geen profijt op.
We leven in een nogal toegespitste en op die spits gedreven cultuurfase van winstmaximalisatie ten koste van alles en iedereen en ten bate van steeds minder superrijke medemensen. En de crises die dat met zich meebrengt nopen ons tot het nadenken over de vraag of een andere omgang met de levensenergie die we hebben ontvangen mogelijk is, die NIET ten koste van alles en iedereen gaat.
Marten Toonder heeft dit thema meesterlijk beschreven in zijn verhaal ‘De Bovenbazen’. De net gepromoveerde superrijke O.B. Bommel heeft als (schijn)heilig motto dat voor hem geld geen rol speelt. Door zijn toch edele inborst komt hij tijdens zijn lidmaatschap van de Bovenbazen, de financieel-economische heersers van de wereld, in aanraking met Kwetal, een dwergachtige verschijning, die kennis van het universum (ik weet het Al – Kwetal) met zich draagt, met name de kennis der Natuur. Deze Kwetal bezorgt Bommel de ‘futvoeder’ een organisch energieapparaat dat altijd draait, zonder dat het nodig is de natuur geweld aan te doen (‘het hele land te vermalen’). Het apparaat loopt (als een perpetuum mobile) op ‘niets’.
De voorzitter van de Bovenbazen, de superrijken, vindt dat tegen de orde der dingen en reageert furieus tegenover Bommel: ‘Wat verdien ik met niets? Stop dat ding weg en kom mee! We staan voor een crisis!’. En dat lijkt de huidige situatie in de wereld aardig weer te geven: De vraag ‘Wat verdien ik met niets?’ mag je gerust op elk niveau stellen. De Futvoeder of energiegever ‘om niet’ is een potentieel instrument om een duurzame aarde mede inhoud te geven.
Hoe kan de geldigheid van een wrijvingsloze energiehuishouding in onze ziel zich dan manifesteren? Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de ziel in dit verband wordt gezien als een scheppend wezen dat zich creatief, met liefde en dus niet vernietigend wil uitdrukken op deze aarde. Dat is natuurlijk een oude vraag waarop dan ook al in de oudheid is ingegaan. Niet alleen door de Boeddha, maar ook in het christendom met z’n bijzonder geformuleerde Liefdewet en ook bij filosofen als Immanuel Kant (categorisch imperatief) en Spinoza.
Bij minder mensen is bekend dat hierop in de oudheid ook is gereflecteerd in de gnostiek-hermetische traditie. Dat is in de vorige eeuw door de gnosticus J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) samengevat als het energieproces van alles ontvangen, alles prijsgeven en daardoor alles vernieuwen. Dat is natuurlijk een revolutionair uitgangspunt, wanneer we revolutie zien als het ‘alles vernieuwen’. En je kunt je afvragen of de aarde daar dan op zit te wachten: de biologische kringlopen en blije levensprocessen van de pure natuur hebben toch genoeg aan een evenwichtssituatie zoals bijvoorbeeld de beroemde film Koyasiquatsie met muziek van Philip Glass probeerde te suggereren.
Is het dan niet genoeg om te proberen dat evenwicht te herstellen? Bovendien: waar moet de te ontvangen energie voor zulk een transformatieproces van de ziel, van het bewustzijn, dan vandaan komen? Immers de levensenergie van mensen wordt toch alleen bij de geboorte verstrekt?
Heel misschien is het mogelijk om het natuurlijk en biologisch evenwicht op de aarde nog te herstellen van de onwaarschijnlijke aanslagen die daarop zijn gepleegd, nog afgezien van de onomkeerbare processen zoals het uitsterven van soorten organismen. Wellicht dat we een qua schoonheid en leven verschraalde aarde ‘terug’ zouden kunnen krijgen met de gigantische ‘rest- schuld’ van het opruimen en reinigen van de rommel die we hebben gemaakt. Of deze dan duurzaam zal zijn is aan de toekomstige generaties.
De belangrijke vraag waar de te ontvangen energie om transformatie te ondergaan door deze liefdekracht prijs te geven eigenlijk vandaan komt, op die vraag is al in de oudheid ingegaan. Gnostici spreken over het Pleroma, dat is de volheid van hoogwaardige ziele-energie die in de Kosmos steeds aanwezig is en die in potentie als bron overal bereikbaar is voor iedereen.
Pleroma is aldus de bron der volheid waaruit de menselijke ziel kan putten. Overal en steeds opnieuw. En dus ook kan wegschenken, kan prijsgeven. En wat je aan energie en rijkdom die je zelf eigenlijk voor niets hebt gekregen kan wegschenken, ja daar bereken je natuurlijk geen rente over, immers dat ben je vanuit je ziele-adel verplicht. Die Noblesse obliges. Zo beleefd, wordt een ander licht op het begrip ‘rijkdom’ geworpen, een hermetisch licht: Rijkdom is iets te bezitten, wat aan allen kan worden geschonken, als uit een onuitputtelijke Bron.
Hoe naderen we die bron, hoe kunnen we daaraan energie onttrekken? Want wachten tot je een ons weegt en de planeet opgebruikt is, dat is geen optie natuurlijk. Maar wat wel opvalt dat is dat het geen actief onttrekken is, maar veel meer een ontvangen. Het ‘ontvangkanaal’ is daarbij het midden van ons wezen, daar waar de ziel ons aangrijpt. Het mathematisch midden van onze eigen kosmische realiteit, zeg maar van onze microkosmos is ook het centrale aanvangspunt voor de kosmos, voor de heelheid van ons zonnestelsel en dus ook voor de aarde als onderdeel van het zonnestelsel.
De lading van onze ziel speelt dus een belangrijke rol bij de transformatie van ons eigen bewustzijn als sleutel tot een eventuele ‘heilige’ aarde. Onze mentaliteit, onze levenshouding en ons bewustzijn, onze totale gerichtheid is als het ware bepalend voor het kunnen ontvangen van de energie van de volheid, van de vernieuwingsenergie die aan anderen kan worden uitgereikt.
We moeten daarvoor echt ‘cool’ worden, dat wil zeggen afdalen in het eigen diepste zelf, door het eigen midden heen tot de bron is gevonden, de volheid van het pleroma. En vervolgens kan die energiebron via het midden, via ons hart ons de kracht doen ontvangen. Dat midden heeft namelijk kosmische proporties waardoor men ook verbonden is met de innerlijke zon. Daardoor kan ontdekt worden dat de werkelijkheid van de wereld en de aarde nog veel groter is en veelomvattender. Wanneer de energiestroom vanuit die gnostieke volheid werkt, inderdaad zoals Hildegard van Bingen opmerkt als levend water, moet het lichaam daar iets mee doen. En we zien bij Hildegard een explosie van creativiteit in muziek, literatuur, poëzie, en vele andere disciplines.
Het wegschenken van de energie aan de omgeving verandert het bewustzijn revolutionair. Men verkrijgt een zogenaamd ‘kosmisch bewustzijn’ en sommige schilderijen van Hildegard of in haar opdracht gemaakt, getuigen daarvan. Zij had het dan ook over haar ‘visioenen’ en het waardevolle en eeuwige van het leven zelf. Men ziet de aarde met heel andere ogen, namelijk de visie op een aarde zoals men die nog niet eerder heeft aanschouwd, een nieuwe aarde. Men herkent in elk ding de doorstraling van goddelijk leven. Men kijkt vanuit de heelheid naar de dingen, zoals Spinoza ons geleerd heeft sub specie aeternitas, in het licht van de eeuwigheid. Dát leven is namelijk óók realiteit op onze aarde, ook al zien we nog niet met de ogen die dat kunnen waarnemen.
Voorwaarde is allereerst afdalen in het diepste zelf om de bronwel aller dingen, de volheid van het Ene te vinden. In de meer religieuze literatuur is die Bron God, in de Oosterse wijsheid spreekt men van Dao (Tao) of Brahma. Het geheim is daarbij dat die bron, dat god dus in onszelf kan wonen en werken. Via het midden van het hart. Werkt Dao in en door ons, dan wordt Krishna in ons wakker, de innerlijke Heer. Bij die innerlijke geboorte wordt het hart vaak voorgesteld als de geboortegrot, zoals in het christendom de stal de plek is van de geboorte van de Heer van het microkosmische leven. En de werkzaamheid van dat innerlijke principe is zuiverend en duurzaam. Er wordt in die energiehuishouding geen greintje verspild.
En waar gaat de creativiteit in zitten? Waar gaat ons spel het speelveld van de menselijke maat niet te buiten? Hermann Hesse die met zijn magistrale roman ‘Das Glasperlenspiel’ uit 1943 het menselijk-culturele spel als ‘een spel met kralen’ voorstelde, heeft de strijd van de menselijke geest tegen de barbaarse machtswellust beschreven. Ook Johan Huizinga schreef zijn Homo Ludens in de dreigende tijd van het opkomend barbarisme. Beiden zagen die spelende mens bedreigd in z’n vrijheid. De huidige dreiging van een totale overheersing door een eenzijdige financieel- economische energiehuishouding werkt in een ander opzicht verstikkender dan WO II deed.
Opnieuw dreigt de vrijheid sterk beknot te worden. En daarmee de spelvreugde. Laten we het speelveld menselijk houden en het spelmateriaal, de materie van de aarde, behoeden en behouden. Dan zijn we onmetelijk rijk.
Bron: Pentagram 2015 nummer 4