Er is geen beter voorbeeld om het diepe inzicht van de oude gnostieken over de samenhang van de wereld, de heersende energieën en machten te illustreren dan het wezen en systeem van onze geldeconomie. Op twee symposia van Stichting Rozenkruis legde Ad Broere deze frappante relaties bloot. Hij is auteur van onder andere ‘Geld komt uit het niets’ en G€ld in de bijrol. De onderstaande tekst is is gebaseerd op een voordracht van Broere die ook is gepubliceerd in het Tijdschrift Pentagram 2015 nummer 4.
Het huidige geldstelsel werkt in het ‘voordeel’ van enkelen. Voor de meeste mensen vormt het vooral een enorme belemmering om tot een menswaardig bestaan te komen. Het is daarom een logische vraag waarom er een geldstelsel is dat tegen de mens werkt in plaats van het welzijn van allen te bevorderen. In eerste instantie zou het antwoord op deze vraag kunnen worden gezocht in de periode waarin het geldstelsel zoals we dat nu nog steeds kennen is ontstaan. Dat was in de zeventiende en achttiende eeuw, de era van koningen en adel, die geld leenden van de bankiers om hun geldverslindende oorlogen te voeren en hun vaak extravagante levensstijl te financieren.
Voor dit geld werd meestal een stevige rente bedongen. Het volk werd als onderpand gegeven voor het nakomen van de verplichtingen. Die verplichtingen werden voldaan uit de belastingen die van hen werden geïnd. Vaak waren de bankier en belastinginner dezelfde persoon. Dus zonder zich met het ‘gedoe’ rond het geld te bemoeien hadden de vorsten en hun gevolg steeds de beschikking over ruime middelen. Dankzij de bankiers, die het vuile werk deden en daarvoor in ruime mate werden beloond. Een beloning die zij door belastingheffing rechtstreeks van het volk inden.
Bankierselite
In die beginperiode van het bankieren bouwden enkele families fabelachtige vermogens op. Hoe zij dat deden interesseerde de heersende macht niet. Ook niet dat het geld dat zij leenden slechts gedeeltelijk was gedekt door goud en zilver. Het fractioneel bankieren was geboren en de meest prominente grondlegger hiervan, Mayer Amschel Bauer, die de familienaam wijzigde in Rothschild, deed de bekende en door velen nog steeds niet ten volle begrepen uitspraak: ‘Geef mij de macht over het geld van een natie en het is mij om het even wie haar wetten maakt’.
Omdat koningen en adel niet bij machte waren om de steeds groter wordende schuldenberg af te lossen nam de rentelast steeds meer toe. Daardoor kwamen de heersers meer en meer in de tang van de bankiers, die van achter de schermen een groeiende invloed kregen op staatszaken. Zoveel macht en invloed, dat ‘er geen oorlog werd gevoerd als dat niet volgens de wil en in het belang van mijn zonen is’, zoals de moeder zei van de vijf Rothschilds die de financiën van Europa in de achttiende en negentiende eeuw volledig controleerden.
Uit de eerste generatie bankiers kwam de bankierselite voort. Zelfs in letterlijke zin, omdat meerderen van hen werden verheven in de adelstand. De invloed van deze bankierselite doet zich tot de dag van vandaag gelden, zij het dat deze invloed onzichtbaar is omdat ze van achter de schermen wordt uitgeoefend. Alle pogingen tot hervorming en nationalisaties van centrale banken ten spijt.
Een kruik in Egypte
Hoe kan het dat een betrekkelijk klein aantal mensen via het geld zoveel invloed kan uitoefenen op vrijwel alle mensen over de hele wereld? Om hierop een antwoord te kunnen geven ga ik ver terug in de tijd, terug tot de 4e eeuw na Christus. In die periode vestigde de roomse kerk definitief zijn macht. Andersdenkenden werden vervolgd en vermoord, geschriften en testamenten die de kerk van Rome niet welgevallig waren, werden verboden. Het dogma dat de verbinding tussen de mens en God alleen via de roomse kerk en zijn geestelijkheid tot stand kon komen werd in die tijd stevig verankerd in de mens.
Waarschijnlijk zouden we niet veel hebben geweten van het bestaan van geschriften waarin de mensheid wordt geïnformeerd over het vermogen dat wij in ons dragen om vrij en volkomen onafhankelijk van alle autoriteit te kunnen leven, als niet in 1945 in Nag Hammadi (Egypte) een boer bij het afgraven van grond op een oud kerkhof was gestuit op een enorme stenen kruik. In 1975 vertelde de boer, Muhammad was zijn naam, zijn verhaal aan professor Quispel, destijds hoogleraar in Utrecht:
‘In december 1945 heb ik de kruik gevonden bij de berg Hamra Dun. Rond zes uur ’s morgens toen ik aan het werk ging vond ik deze kruik. En nadat ik hem gevonden had, kreeg ik het gevoel dat er wat in zat. Dus bewaarde ik de pot en omdat het die ochtend koud was besloot ik hem achter te laten en later weer op te halen om te kijken wat erin zat. In feite ben ik diezelfde dag nog teruggegaan en ik sloeg de kruik stuk. Maar eerst was ik een beetje bang, omdat er wel eens wat in zou kunnen zitten – een jinn, een boze geest. Ik was alleen toen ik de kruik stuksloeg. Ik wilde wel dat mijn vrienden erbij zouden zijn. Nadat ik hem stukgeslagen had, ontdekte ik dat er boeken met verhalen in zaten. Ik besloot mijn vrienden op te halen om het hun te vertellen. Wij waren met z’n zevenen en we beseften meteen dat het iets te maken had met de christenen. En wij zeiden dat wij er eigenlijk totaal niets aan hadden – voor ons was het gewoon waardeloos. Dus heb ik het hier naar de geestelijk leider gebracht en deze zei dat wij er werkelijk niets mee konden doen. Voor ons was het gewoon rommel. Dus heb ik het mee naar huis genomen. Sommige boeken zijn verbrand en ik heb geprobeerd er een paar van te verkopen.’
Archonten
Toen de geschriften eenmaal de westerse wereld binnendruppelden, veroorzaakten ze daar een sensatie onder de wetenschappers. Het bleken manuscripten te zijn van oude en verloren gegane teksten uit de eerste eeuwen na Christus. In 1977 verscheen een complete vertaling van de 52 teksten in het Engels, die in 1988 werd gevolgd door een verbeterde uitgave, bekend als The Nag Hammadi Library, te vinden op internet.
In meerdere van deze manuscripten wordt gesproken over de archonten. Het woord archont komt van het Griekse archontoi, dat heersers betekent. De heersers, de archonten willen de mensheid in slavernij gevangen houden. Hierover staat onder andere te lezen in het evangelie volgens Filippus en in het Geheime Boek van Johannes. Beide manuscripten behoren tot de gevonden teksten van Nag Hammadi.
Hieronder staan twee fragmenten uit de Nag Hammadi teksten. Het Evangelie volgens Filippus (13-14):
‘De archonten wilden de mens misleiden omdat ze zagen dat hij verwant was aan het geslacht der goede mensen, geworteld in waarheid. Ze namen de naam weg van datgene wat goed is en gaven die aan datgene wat niet goed is, om door deze naamsverwisseling de mens te misleiden, zodat hij zich aan het niet-goed zou hechten…
Want de archonten wilden de vrije mens vernietigen en hem voor altijd tot slaaf maken.
Het zijn deze machten die de mens op deze wijze misleiden en niet willen dat hij gered wordt, zodat hij slaaf blijft.’
Het Geheime Boek van Johannes (27):
‘En de engelen namen het uiterlijk van de echtgenoten der vrouwen aan en vulden de dochters der mensen met de geest der duisternis, die vermengd was met slechtheid. Ze namen goud, zilver en geschenken mee en ook koper, ijzer, metaal en allerlei andere dingen. En zo bonden ze de mensen aan zich en brachten hen in grote moeilijkheden, door hen te bedriegen en op dwaalwegen te leiden. De mensen werden voortaan oud zonder vreugde, stierven zonder de waarheid en zonder de God der waarheid gevonden te hebben. Zo werd de hele schepping van aeon tot aeon tot slavernij gebracht, vanaf de grondvesting der wereld, tot nu toe.’
Uit bovenstaande teksten wordt duidelijk dat de archonten de mensheid gevangen houden omdat de mens ‘verwant is aan het goede’. Hiermee wordt gedoeld op ‘het stralende Zelf, verborgen in het hart, kleiner dan een rijstkorrel, of een mosterdzaad’, zoals in de Upanishads staat beschreven. De archonten willen verhinderen dat de mens wordt opgenomen in dat ́Zelf, verborgen in de holte van het hart, want dat is Brahman.’
In een andere tekst – De Waarheid over de Archonten – gevonden in Nag Hammadi, zegt de leider van de archonten, verblind door macht en onwetendheid: ‘Ik ben God en niemand anders dan ik is God.’ Een entiteit die zichzelf tussen de mens en God heeft geplaatst en van zichzelf zegt dat hij en niemand anders dan hij God is, kan niet anders doen dan zijn macht handhaven door de mensen te beletten om de verbinding met de God van Waarheid te maken.
Tweedeling en herverdeling
Deze macht wordt gehandhaafd door de mens te bedriegen en hem op dwaalwegen te leiden en zodoende in slavernij te houden. Goud en zilver, of met andere woorden geld, zijn wapens die voor dat doel tegen de mens worden gebruikt. De mammon (geldduivel) heeft in de mensen het begrip van wat werkelijk waarde heeft volkomen omgekeerd. Vrijwel iedereen gelooft dat geld het uitgangspunt is en niet de waarde van de goederen en diensten die mensen aan elkaar leveren. Doordat geld zo’n centrale plaats heeft en het bezit ervan zo belangrijk is, vragen slechts weinigen zich af waarom er rente wordt berekend over het uitlenen van geld. Rente wordt door de wereldgodsdiensten afgewezen en niet zonder reden, want het verarmt op den duur de meesten en het verrijkt een klein aantal mensen.
De 85 rijksten der aarde hebben meer dan de helft van alles wat er materieel te bezitten valt en 80% van de mensheid bezit (vrijwel) niets. Het gaat er hierbij niet om dat mensen niet de ervaring van rijkdom zouden mogen hebben, maar dat velen zo’n gebrek leiden dat ze geen menswaardig bestaan hebben. Gebrek en materiële zorgen maken blind voor het stralende Zelf, evenals extreme rijkdom dat ook tot gevolg heeft. Zo worden mensen oud zonder vreugde en sterven ze zonder de God van Waarheid te kennen.
Op een uiterst geraffineerde manier is in het geldsysteem een herverdelingsmechanisme verborgen dat ertoe bijdraagt, dat er een voortdurend dieper wordende tweedeling ontstaat in de samenleving van aan de ene kant veel mensen in armoede gedompeld en aan de andere kant mensen, die een extreme rijkdom hebben vergaard. Om veelal tot de ontdekking te komen dat ook dit hen niet het geluk en de vrijheid heeft gebracht waarop ze hoopten. Door het herverdelingsmechanisme verdwijnt op den duur de middengroep en blijven er hoofdzakelijk alleen de twee uitersten, arm en rijk over.
Enkelen hebben aan hun enorme bezit een dito macht ontleend en zijn bewust of onbewust werktuigen in de uitvoering van het plan van de archonten geworden om de mensheid in slavernij te houden. De Duitse hoogleraar Margrit Kennedy heeft onderzoek gedaan naar het herverdelingsmechanisme dat in het geldstelsel zit. Dit zorgt ervoor dat het vermogen in de loop van een conjunctuurcyclus steeds meer wordt geconcentreerd bij een kleine groep mensen. Zij stelde ook vast dat de herverdeling in gang wordt gezet door rente. Die rente betalen we niet alleen voor wat we lenen, we betalen het ook in de producten en de diensten die we kopen. Gemiddeld zit er opgeteld zo’n 40% rente in alles wat we kopen opgesloten, stelde Margrit Kennedy door onderzoek vast.
Degenen die vermogen hebben, kunnen geld ‘voor zich laten werken’. Dit gaat ten laste van degenen die werken voor het geld. En de groep die het zich kan permitteren om geld voor zich te laten werken is verhoudingsgewijs klein. Bezit en macht zijn aan elkaar gekoppeld. De door de mammon geïnspireerde ‘uitvinders’ van het financiële stelsel zijn er dus in geslaagd om het begrip over geld en waarde volkomen te verdraaien. Geld is het uitgangspunt. Als het er is, dan kunnen we handelen en als het er niet is dan is er crisis. Als je geld kunt creëren uit het niets dan heb je het voor het zeggen.
Door de digitale revolutie zijn het in deze tijd de commerciële banken, die vrijwel alle geld dat in omloop is scheppen als boekhoudkundig geld, dit wil zeggen, geld dat alleen in de computer bestaat. Dat digitale geld ontstaat doordat een bedrijf of particulier een schuld (let op het woord…) aangaat. Met andere woorden vrijwel alle geld ontstaat door schuld. Maar schuld aan wie eigenlijk? Want een seconde voordat een klant van de bank het leningcontract tekende was het geld er niet. Dan is het toch wel heel vreemd dat over dit geld, dat van niemand is, rente wordt gevraagd.
Dit inzicht, gekoppeld aan dat van het herverdelingsmechanisme, kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat het geldsysteem dat wij hebben, niet is ontwikkeld vanuit een menslievende gedachte, maar vanuit een destructief plan met de mensheid. De architecten van dit plan gebruiken banken als instrument om hun doelstelling te bereiken. En die doelstelling is: ‘de hele schepping van eoon tot eoon in slavernij te houden’ en daardoor de mensheid af te houden van het herstel van ‘de verbinding met het goede, geworteld in waarheid’.
Mens is uitgangspunt
In waarheid ligt het heel anders dan zoals het ons wordt voorgeschoteld. Niet het geld is uitgangspunt, maar de mens zelf. De goederen die wij voor elkaar produceren en de diensten die wij aan elkaar leveren zijn waardevol. Geld heeft geen waarde in zichzelf. Als wij ons zouden realiseren dat wij bij machte zijn om de mens centraal te plaatsen in het economisch handelen en het geld in de bijrol te gaan zetten waarin het thuishoort, dan verdwijnt de greep die de archonten hiermee op ons uitoefenen. Dan bouwen we aan een rentevrije economie, waarin geen herverdelingsmechanisme meer zit en er niet meer wordt gehandeld met geld alsof het een product zou zijn. Het gevolg hiervan is dat een menswaardig bestaan binnen het bereik van alle mensen komt en we oud kunnen worden in vreugde en een toenemende openheid voor de God der Waarheid.