Geld in de bijrol – Ad Broere over op weg naar een menselijke samenleving – naar een parallelle economie

BESTEL G€LD IN DE BIJROL

Het huidige financiële stelsel wordt in beweging gehouden door bezitsdrang, angst voor tekort, eigenbelang en het streven naar macht. In essentie is er vanaf de ontwikkeling van het bankieren in de 18e eeuw niets veranderd aan dit systeem. Het meest wezenlijke kenmerk ervan is geld met geld verdienen, waarvoor door toepassing van de digitale technologie steeds meer mogelijkheden worden geboden. Van oudsher heeft slechts een relatief kleine groep geprofiteerd van de winstmogelijkheden die het financiële stelsel biedt. Verreweg de meeste mensen ondervinden er tot de dag van vandaag vooral de hinder van. Bovendien genereert het ongelijkheid, groeidwang en periodiek steeds weer optredende crisissen en oorlogen. In zijn vijfde boek ‘Geld in de bijrol’ onderzoekt Ad Broere hoe er een einde kan worden gemaakt aan dit heilloze systeem om plaats te maken voor een versie, die ruimte geeft voor de ontwikkeling van een menswaardiger samenleving.

Deze verandering is geen utopie, maar pure noodzaak als wij willen dat de aarde aan de huidige en de toekomstige generaties een reële mogelijkheid biedt op welzijn en geluk voor iedereen. Dit boek is een oproep om onze houding ten opzichte van geld en waarde grondig te herzien.

BESTEL GELD IN DE BIJROL

1 ECONOMIE IS GEEN EXACTE WETENSCHAP

Als jonge student aan de Rijksuniversiteit Groningen werd ik ingewijd in de geheimen van de economische wetenschap. In de tijd dat ik daar deze studie volgde, was er nog geen laptop, geen wifi en geen computergestuurd onderwijs. Als er voor een onderzoek gebruik moest worden gemaakt van een computer dan moest je naar het computercentrum van de universiteit. De colleges werden door de hoogleraar gegeven. Door de presentielijst te paraferen, kreeg je een syllabus, waarin de stof stond die de prof die dag over te dragen had aan de studenten. Zo’n syllabus was een kostbaar iets, daarin stond de informatie die je nodig had voor het tentamen.

De studie Economie was in die tijd redelijk overzichtelijk. Er waren twee hoofdrichtingen: Algemene Economie en Bedrijfseconomie. Als je Algemene Economie deed, was je voorbestemd voor een functie bij een publieke instelling of in het hoger onderwijs. Bedrijfseconomie was voor de economen die – het woord zegt het al – in het bedrijfsleven wilden werken.

Het vak macro-economie werd gegeven door een hoogleraar, die het economische model denken, zoals ontwikkeld door de econoom Jan Tinbergen, zeer was toegedaan. Met veel enthousiasme voerde hij de studenten door een steeds verfijnder inzicht in het macro-economische model heen. Op basis van de eenvoudige vergelijking Nationaal Inkomen (Y) = Bestedingen van huishoudens (C) + Bestedingen van ondernemingen (I) werden er meer variabelen toegevoegd, waardoor de vergelijking steeds groter werd en uiteindelijk het hele bord besloeg. De hoogleraar stond erop dat de studenten inzagen dat het macro- economische model (zie bijlage pag. 299) uiteindelijk de realiteit benaderde. Het was uitstekend geschikt om in een rekenmodel te worden gestopt. De rekenuitkomsten vormden de basis voor advisering aan de centrale en de lagere overheid. De politiek maakte bij de planning en besluitvorming gebruik van de informatie die onder andere door het Centraal Planbureau werd geleverd.

In deze modelmatige benadering is tot dusver geen verandering gekomen. Nog steeds zijn de rekenmeesters de souffleurs van de politiek op basis van econometrische modellen, zoals blijkt uit deze informatie van De Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank gebruikt een nieuw macro-economisch model voor haar voorspellingen voor de Nederlandse economie. Een interview met modelbouwer Robert-Paul Berben. ‘We kunnen onze ramingen nu beter onderbouwen. Maar, helaas, dat garandeert nog niet dat elke voorspelling raak is.’

Elk halfjaar, in juni en december, publiceert de Nederlandsche Bank haar ramingen voor de Nederlandse economie. Het gaat daarbij om de verwachtingen voor de economische groei, productie, inflatie, export, import, overheidsschuld en werkgelegenheid. Deze voorspellingen doet DNB op basis van een macro-econometrisch model. Jaar in jaar uit was dat het zogenoemde Morkmon-model. Dat was aan verbetering toe. Drie jaar lang is gewerkt aan een nieuw model, genaamd Delfi. Dat staat voor Dutch economic linkages, a forecasting instrument.

Waarom een nieuw model? ‘Sinds de jaren zeventig was hetzelfde macro-economische model in gebruik. Dat was voor het laatst verbeterd midden jaren negentig. Dus het werd hoog tijd voor een nieuw model. Deels vanwege de recente ontwikkelingen in de dataverzamelingen en datadefinities: daardoor sloten gegevens namelijk niet meer goed aan bij het model. Tegelijk waren enkele recente ontwikkelingen in de Nederlandse economie afwezig in het oude model.’

Modellen zoals deze zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat economie een kwantitatieve wetenschap is. De mens handelt volgens deze opvatting rationeel. Als dit niet het geval zou zijn, dan waren grootheden zoals bestedingen, productie, besparingen en werkgelegenheid veel moeilijker voorspelbaar. Het basisdogma van de economie is dat de mens onbeperkte behoeften heeft (dus bereid is onbegrensd te besteden), over schaarse, alternatief aanwendbare middelen beschikt (geld is schaars, overvloed is uitgesloten) en rationele keuzes maakt uit de onbeperkte behoeften, met de beperkte middelen. Deze visie maakt het economisch handelen van de mens voorspelbaar en goed passend in een macro-economisch model, omdat de mens wordt teruggebracht tot een eenzijdig op materialisme georiënteerd ‘ding’.

Er zal uiteindelijk per saldo altijd economische groei moeten zijn, want de mens heeft onbeperkte behoeften, ook al worden daardoor alle natuurlijke hulpbronnen die de aarde biedt uitgeput. Het mensbeeld van de economen geeft ook ruimte aan het zo goedkoop mogelijk produceren van goederen en daardoor aan het misbruik maken van arbeid, zoals in de kledingwerkplaatsen in Bangladesh. Het enige dat telt binnen dit denken, is een zo laag mogelijke kostprijs, want dit garandeert meer koopkracht voor de consument en meer winst voor de producent, waardoor de economie kan groeien.

Een zo laag mogelijke kostprijs is belangrijker dan bijvoorbeeld milieukosten. Tenminste, zolang deze niet relevant zijn voor de kostprijs. Een treffend voorbeeld hiervan zijn garnalen, die in de Noordzee worden gevangen, per vliegtuig naar Marokko worden getransporteerd, daar worden gepeld en verpakt en vervolgens terug naar Nederland worden getransporteerd. Of appels die in Wales uit de boom worden geplukt, naar Zuid-Afrika worden gevlogen, daar worden gewassen, geborsteld en verpakt en terug worden gestuurd naar Engeland, waar ze in de supermarkt komen te liggen.

De omstandigheden waaronder en de manier waarop er wordt geproduceerd spelen geen rol, zolang er geen verbeteringen worden afgedwongen door druk van buitenaf. De NAM zou hoogstwaarschijnlijk zijn doorgegaan met de gaswinning in Groningen als het protest daartegen niet tot ‘Den Haag’ was doorgedrongen. Het ontbreken van ethische overwegingen heeft tot gevolg dat in het economische modeldenken geen ‘zelfreinigend vermogen’ zit. Shell, ING, Unilever, Bayer et cetera zullen geen winst opofferen om bij te dragen aan een wereld waarin respect voor de medemens en het welzijn van aarde, natuur en dieren centraal staan, tenzij ze hiertoe juridisch of door een zeer krachtige publieke opinie worden gedwongen.

Ik heb me als student al verwonderd over het rigide mensbeeld van economen. Het rekenkundige en wiskundige vernuft waarmee de macro-economische en bedrijfseconomische modellen waren opgebouwd had echter een intimiderende uitwerking op mij. Ik dacht er niet aan om de basis waarop deze modellen waren ontwikkeld ter discussie te stellen. Pas toen ik in de doctoraalfase van mijn studie boeken zoals ‘The Sovereign State of ITT’ van Anthony Sampson en ‘Small is beautiful, economics as if people mattered’ van Ernst Friedrich Schumacher las, kreeg ik een onderbouwing voor mijn kritiek op de economische wetenschap. Mijn afstudeerscriptie was geïnspireerd door deze twee auteurs. Ik heb onderzocht in hoeverre multinationale ondernemingen zich gedragen als zelfstandige staten en of er nog mogelijkheden waren om ze te beteugelen. Mijn conclusie was toen, dat Sampson gelijk had met zijn kwalificatie van ‘soevereine staten’ en dat multinationale ondernemingen overheden sturen en niet andersom.

Na mijn studie heb ik me een flink aantal jaren niet beziggehouden met het wel en niet van de economische wetenschap. Ik bleek zelf de beschikking te hebben over een behoorlijk rekenkundig vermogen, waardoor ik technisch heel goed kon functioneren als docent financiering in het hoger onderwijs. Toch bleef het ontbreken van het menselijk-ethische ‘in de onderbuik’ aan mij knagen.

INHOUDSOPGAVE

  1. Economie is geen exacte wetenschap
  2. Geld door schuld
  3. Geld en macht
  4. Groeiende rijkdom en toenemende tekorten
  5. Geld met geld verdienen
  6. De centrale van de centrale bankiers
  7. Publieke geldschepping
  8. De mondiale corpocratie
  9. Contant geld en privacy
  10. Mass-mindf**k
  11. Gecamoufleerde geldstromen
  12. Een geloofwaardig alternatief voor banken?
  13. Geld moet kunnen sterven
  14. Wonen: een eerste levensbehoefte als winstobject
  15. Gezondheidszorg en pensioenen
  16. Toekomstvisies

Noten
Bijlage
Correspondentie

BESTEL GELD IN DE BIJROL