2 van 6 –Tweede brief uit ‘De wolk boven het heiligdom’ van Karl von Eckartshausen – actuele esoterische klassieker

 

BRIEF 1BRIEF 2BRIEF 3BRIEF 4BRIEF 5BRIEF 6


BESTEL DE WOLK BOVEN HET HEILIGDOM

De Duitse mysticus Karl von Eckartshausen (1752-1803) schreef in 1802 zes brieven die zijn uitgegeven onder de titel ‘De wolk boven het heiligdom’. Hij schetst daarin de opgang van de geest tot een graad, waarbij geloof overgaat in het aanschouwen van het goddelijke. Die weg is bewaard in de wijsheidsscholen. J. van Rijckenborgh schreef over dit werk: ‘De inhoud van deze brieven behoort tot het woord dat nimmer vergaat, het is de taal van het moderne Rozenkruis.’ Hieronder volgt het begin de tweede brief uit deze esoterische klassieker, die verrassend actueel is.

TWEEDE BRIEF

Het is van groot belang, u, geliefde broeders in de Heer, een zuiver begrip over te dragen van de innerlijke Kerk, van de Lichtgemeente Gods, die, verspreid over de ganse aarde, slechts door één waarheid geregeerd wordt en door één geest verbonden is. Deze Lichtgemeente bestaat sinds de eerste scheppingsdag der wereld, en zal voortbestaan tot aan de laatste der dagen. Zij is het genootschap der uitverkorenen, die het licht in de duisternis herkennen en het in zich opnemen.

Deze Gemeenschap des Lichts bezit een School waarin de geest der waarheid zelf de naar licht dorstenden onderricht. Alle mysteriën Gods en van de natuur worden in deze School voor de kinderen van het licht bewaard. Volmaakte kennis van God, volmaakte kennis der natuur en volmaakte kennis der mensheid zijn de objecten van onderricht van deze School. Uit haar komen alle waarheden in de wereld. Zij was de School van de profeten en van alle zoekers naar wijsheid. Alleen in deze gemeenschap is de waarheid te vinden en de ontraadseling van alle geheimen en mysteriën. Zij is de meest verborgen gemeenschap en bezit leden in meer dan één wereld. Haar denkbeelden luiden als volgt:

Vanaf de vroegste tijden lag aan al het uiterlijke het innerlijke ten grondslag, waarvan het uiterlijke slechts de uitdrukking, de projectie vormde. Zo bestond er van oudsher een innerlijke groep, een vereniging van uitverkorenen, van ontvankelijken voor het licht en van zoekers naar het licht. Dit innerlijke genootschap werd het innerlijke Heiligdom of de innerlijke Kerk genoemd.

Alles wat de uiterlijke Kerk aan symbolen, ceremoniën en ritualen bezit, is de letter, welker geest en waarheid zich echter in de innerlijke Kerk bevinden. De innerlijke Kerk is daarom een genootschap welks leden over de gehele wereld verspreid zijn, die echter innerlijk verbonden zijn door één geest van liefde en waarheid en die van oudsher hebben gebouwd aan de grote tempel: aan de regeneratie der mensheid, waardoor het rijk Gods geopenbaard zal worden. Zij bestaat uit de gemeenschap der voor het licht ontvankelijken of uitverkorenen.

Deze voor het licht ontvankelijken zijn verbonden door de geest en de waarheid, en hun hoofd is het Licht der Wereld zelf: Christus, de gezalfde des lichts, de enige middelaar voor het menselijke geslacht, de weg, de waarheid en het leven, het oorspronkelijke licht, de wijsheid, de enige middelaar die de mensen tot God kan doen terugkeren.

De innerlijke Kerk ontstond direct na de val van de mens en aan haar werd door God, eerstehands, geopenbaard op welke wijze het gevallen menselijke geslacht zich weer tot zijn ware staat zou kunnen opheffen en uit zijn ellende zou kunnen worden verlost. Zij ontving het oorspronkelijke vermogen van alle openbaringen en mysteriën en de sleutel tot de ware wetenschap, zowel de goddelijke als de natuurlijke.

Toen de mensen zich echter vermenigvuldigden, maakte de gebrekkigheid en de zwakheid van de mens het noodzakelijk dat er een uiterlijk genootschap ontstond, dat het innerlijke verborgen hield en geest en waarheid door de letter versluierde. Daar de massa, het volk, de grote innerlijke mysteriën niet kon begrijpen, en het een te groot gevaar zou zijn het heiligste toe te vertrouwen aan onwaardigen, werden de innerlijke waarheden in uiterlijke, zichtbare ceremonieën gehuld. Daardoor werd de mens door het zichtbare en uiterlijke, als zinnebeeld van het innerlijke, geleidelijk aan in staat gesteld de innerlijke waarheden des geestes te naderen. Het innerlijke werd echter steeds toevertrouwd aan diegene die het meest voor het licht ontvankelijk was; deze werd de bezitter van het oorspronkelijke vermogen, als hogepriester in het heiligdom.

Doordat de zwakheid der mensen hen niet in staat stelde de aanblik van het licht te verdragen, moesten de innerlijke waarheden in uiterlijke, symbolische ceremoniën verhuld worden. De uiterlijke eredienst ontstond, die echter altijd het zinnebeeld en symbool van het innerlijk bleef, namelijk van de ware verering van God in geest en in waarheid. Het verschil tussen de geestelijke mens en de dierlijke, of tussen de mens met het ware denkvermogen en de zintuiglijke mens, maakte het uiterlijke en het innerlijke noodzakelijk.

De innerlijke, geestelijke waarheden traden, gehuld in symbolen en ceremoniën, naar buiten, opdat de dierlijke, zintuiglijke mens opmerkzaam zou worden gemaakt op de innerlijke waarheden en daar geleidelijk naar toe zou kunnen worden geleid. De uiterlijke eredienst was daarom een symbolisch beeld van de innerlijke waarheden en van de ware verhouding tussen de mens en God. Deze waarheden bestonden in hun ware verhouding voor en na de val, in de toestand van zijn waardigheid, zijn verzoening en zijn volledige boetedoening. Op deze drie grondslagen zijn alle symbolen van de uiterlijke godsdienst gebouwd.

De zorg voor de uiterlijke eredienst werd de priesterlijke arbeid genoemd. Deze arbeid werd in de eerste tijd door iedere huisvader verricht. De eerste vruchten en de eerstgeborenen der dieren werden aan God geofferd: de vruchten om te symboliseren dat alles wat ons tot voedsel en onderhoud dient van Hem komt, de dieren om uit te drukken dat de dierlijke mens gedood, geslacht moet worden, om plaats te maken voor de geestelijke en redelijke mens.

De uiterlijke verering van God had zich nimmer mogen losmaken van de innerlijke. Daar echter door de zwakheid van de mens de geest maar al te gemakkelijk vergeten werd voor de letter, wekte de geest Gods onder alle naties steeds hen die het best in staat waren het licht te ontvangen en bediende zich van hen als zijn boodschappers, om overal de waarheid en het licht te ontsteken, al naar gelang van de ontvankelijkheid van de mensen, om de dode letter tot leven te wekken door geest en waarheid.

Door deze goddelijke werktuigen werden de innerlijke waarheden van het heiligdom onder de verst verwijderde naties gebracht en, in overeenstemming met hun gebruiken, hun culturele staat en de klimaatsgesteldheid, zinnebeeldig aangepast, zodat de innerlijke waarheden van het heiligdom min of meer ten grondslag liggen aan de uiterlijke aanzichten van alle religies, hun eredienst, hun ceremoniën en heilige boeken, waardoor de mensheid slechts in het laatste der dagen tot een algemene kennis van de ene Waarheid zal worden gevoerd.

Hoe meer de uiterlijke eredienst van een volk verbonden bleef met de geest der innerlijke waarheden, des te zuiverder was zijn religie. Hoe meer de symbolische letter zich echter verwijderde van de geest, des te onvolmaakter werd de religie, die tenslotte bij sommigen zelfs in veelgoderij ontaardde, daar de uiterlijke letter volledig de innerlijke geest verloor en alleen het dode ceremonieel overbleef, zonder ziel en zonder leven.

Nadat de kern van de belangrijkste waarheden door de voor het licht ontvankelijke en door de boodschappers Gods aan alle volkeren was gebracht, koos God een bepaald volk uit om een levend symbool te vormen, naar welks voorbeeld Hij het gehele menselijke geslacht in zijn huidige toestand wilde leiden en tot volkomen reiniging en volmaaktheid wilde brengen. Aan dit uitverkoren volk gaf God zelf zijn uiterlijke godsdienstige wetten. En als teken der waarheid gaf Hij hun alle gemeenschappelijk bestaande symbolen en ceremoniën, die het stempel droegen van de innerlijke grote waarheden van het heiligdom.

God heiligde deze uiterlijke kerk door Abraham. Hij gaf haar de geboden door Mozes, en verzekerde haar van de hoogste vervolmaking door de tweevoudige zending van Jezus Christus: door diens leven in armoede en lijden, en door de uitstorting van zijn geest in de glorie van de opgestane. Daar God zelf de grondslag voor de uiterlijke kerk legde, maakte de ganse volheid van de symbolen der uiterlijke eredienst de tempelwetenschap of priesterlijke wetenschap van die dagen uit. Alle mysteriën der heiligste innerlijke waarheden werden door openbaring in het uiterlijke geplaatst.

De wetenschappelijke kennis van deze heilige symboliek werd gevormd door de kennis van de hernieuwde binding van de gevallen mens met God. En daarvan ontving de religie haar naam: de leer van de hernieuwde binding van de afgescheiden en van God verbroken mens met zijn oorsprong.Uit dit zuivere begrip van het woord religie in algemene zin kan men gemakkelijk begrijpen dat de eenheid van de religie in het innerlijke heiligdom gelegen is en dat de veelheid der uiterlijke religies nimmer deze eenheid, die aan al het uiterlijke ten grondslag ligt, kan veranderen of verzwakken.

Onder het Oude Verbond berustte de tempelwijsheid bij de priesters en profeten. Aan de priesters was al het uiterlijke toevertrouwd, de letter der symbolen en de hiëroglyfen. De profeten hadden de zorg voor het innerlijke, de geest en de waarheid. Zij waren er voortdurend op gericht de priesters terug te roepen van de letter tot de geest, daar de priesters de geest vaak vergaten en zich slechts bezighielden met de letter. De priesterlijke wetenschap had betrekking op de kennis der uiterlijke symbolen. De wetenschap der profeten had betrekking op de kennis en het praktische bezit van de geest en de waarheid dezer symbolen. In het uiterlijke was de letter, in het innerlijke de levendmakende geest.

Er was dus in het Oude Verbond een priesterschool en een profetenschool. De eerste hield zich bezig met de symbolen, de tweede met de waarheid die achter de zinnebeelden verborgen ligt. De priesters waren in het bezit van het uiterlijke aanzicht van de ark, de toonbroden, de kandelaar, het manna en de staf van Aron. De profeten waren in het bezit van de innerlijke, geestelijke waarheid, die door deze symbolen naar het uiterlijke werd voorgesteld. De uiterlijke kerk van het Oude Verbond was zichtbaar, de innerlijke kerk was altijd onzichtbaar, moest onzichtbaar zijn, en toch moest zij alles besturen, daar alleen aan haar kracht en macht gegeven waren.

Als de uiterlijke godsdienst de innerlijke losliet, kwam zij tot verval. En God bevestigde door vele merkwaardige voorvallen dat de letter niet bestaan kan zonder de geest en dat de letter er slechts is om naar de geest te voeren en dat zij als overbodig en door God zelf als verwerpelijk beschouwd wordt als zij haar bestemming loslaat.

Zoals de geest der natuur zich tot in de onvruchtbaarste gebieden spreidt om alles leven te geven, het te onderhouden en het wasdom te schenken, zo spreidde de geest van het licht zich over alle volkeren om overal de dode letter te bezielen met de levende geest. Zo vinden wij Job temidden van de afgodendienaars, Melchizedek temidden van een vreemd volk, Jozef bij de Egyptische priesters en Mozes in het land Midian, als levende bewijzen van het feit dat de innerlijke gemeenschap der ontvankelijken voor het licht door alle tijden en volkeren heen in één geest en in één waarheid verbonden was.

Met al deze boodschappers van het licht van de enige innerlijke gemeente verenigde zich de belangrijkste van alle boodschappers: Christus Jezus zelf, temidden der tijden, als priester-koning naar de orde van Melchizedek.

De goddelijke boodschappers van het Oude Verbond vertegenwoordigden slechts enkele der goddelijke volmaaktheden. Onder het omhulsel en temidden van de tijd moest er een machtige werkzaamheid tot stand komen, die alles tegelijkertijd in de Ene tot uitdrukking bracht. Er verscheen een universele gestalte, die aan de zich op dat moment voordoende aspecten volledige eenheid schonk, nieuwe poorten ontsloot, aan de menselijke slavernij een eind maakte, de gestrengheid van de wet verhief tot liefde, als uitdrukking van het beeld der wijsheid zelf, aan de mensheid de grootsheid van haar wezen toonde, dit beeld met alle kracht nieuw leven gaf, haar de onsterfelijkheid verzekerde en haar denkvermogen verhief tot de ware tempel des geestes.

Deze grootste aller middelaars, deze Wereldverlosser en universele Wederoprichter, concentreerde zich geheel op de oerwaarheid waaraan de mens zijn bestaan te danken had en door middel waarvan hij de waardigheid zou kunnen terugvinden die hij eens bezeten had. In de staat zijner vernedering legde Hij de grondslag voor de verlossing van de mens en verzekerde de mens hem eenmaal volledig te vervullen van zijn geest, zoals Hij alles wat er met zijn uitverkorenen zou geschieden, reeds in kleinere kring, namelijk die zijner apostelen, betoond had.

In zijn uitverkorenen, aan wie Hij de geest der waarheid zond, zette Hij de keten der innerlijke Lichtgemeenschap voort en vertrouwde haar het hoogste toe wat van de oorsprong af bewaard is gebleven van alle goddelijke en natuurlijke waarheden, ten teken dat Hij zijn innerlijke gemeente in der eeuwigheid niet zou verlaten.

Toen de letter en de symbolische eredienst van de uiterlijke Kerk van het Oude Verbond door de menswording van de Verlosser tot waarheid waren geworden en zich in de persoon van de Verlosser verwerkelijkt hadden, waren er voor het uiterlijke wederom nieuwe symbolen nodig, die ons door de letter de toekomstige vervulling der algehele verlossing toonden.

Naar het beeld dezer onveranderlijke grondwaarheden werden de ceremoniële symbolen en ritualen van de uiterlijke Kerk ingesteld. Zij verkondigden dingen van onbeschrijfelijke kracht en van het hoogste gewicht, die slechts bekend waren aan hen die het innerlijke heiligdom kenden.

Dit innerlijke heiligdom bleef steeds onveranderd en onwankelbaar, ofschoon de uiterlijke religie, de letter, door de tijd en de omstandigheden verscheidene veranderingen onderging. Zij verwijderde zich van de innerlijke waarheid, die voor het uiterlijke slechts door middel van de letter behouden kon worden.

De onheilige gedachte al het christelijke te verwereldlijken en al het politieke te verchristelijken, veranderde het uiterlijke gebouw, en dat wat van binnen licht en leven was, werd overschaduwd door duisternis en dood. Er ontstonden scheuringen en ketterijen, en de geest der drogredenaars wilde de letter verklaren, hoewel hij de geest der waarheid reeds verloren had.

Het ongeloof deed de verdorvenheid ten top stijgen. Men trachtte zelfs het gebouw van het christendom in zijn grondvesten aan te tasten, door het heilige, het innerlijke, te vermengen met het uiterlijke, dat onderworpen was aan de zwakheden en de onwetendheid van de onvolmaakte mens.

Het deïsme ontstond, waaruit het materialisme voortkwam, dat alle samenhang van de mens met hogere krachten als een waandenkbeeld beschouwde. Tenslotte ontstond er, deels door het verstand, deels door het hart, een totale godsverloochening, de grootste en laatste graad van menselijk verval.

Bij dit alles bleef de waarheid van het innerlijke onaantastbaar bewaard. Getrouw aan de geest der waarheid, die beloofd had zijn gemeente nimmer aan haar lot over te laten, leefden de leden van de innerlijke Kerk in rustige stilte en werkzame activiteit. Zij verenigden de tempelwetenschap van het Oude Verbond met de geest van de grote Verlosser der mensheid van het Innerlijke Verbond, deemoedig het grote ogenblik verbeidend waarop de Heer hen bijeen zou roepen om zijn gemeente te verzamelen, teneinde aan de dode letter kracht en leven te schenken.

Deze innerlijke Lichtgemeenschap is de vereniging van allen die ontvankelijk zijn voor het licht en van de uitverkorenen. Zij wordt aangeduid met de benaming Gemeenschap der Heiligen. Aan deze Lichtgemeenschap was vanaf de vroegste tijden de bewaring toevertrouwd van alle oorspronkelijke krachten en waarheden. Alleen zij was, zoals Paulus zegt, in het bezit van de wetenschap der heiligen. Door haar werden door alle tijden heen de boodschappers Gods onderwezen, die vanuit het innerlijke naar buiten traden, en die geest en leven schonken aan de dode letter, zoals wij reeds vermeld hebben.

Deze Lichtgemeenschap was van oudsher de ware School van de geest Gods. Als School heeft zij haar leerstoel en haar leermeesters; bezit zij een leefregel die door haar leerlingen bestudeerd wordt; bezit zij vormen en voorwerpen tot studie en een methode volgens welke haar leerlingen studeren. Zij kent ook graden waarin de geest zich successievelijk kan ontwikkelen en steeds hoger kan stijgen.

  1. De eerste en laagste graad bestaat uit het zedelijk-goede, waardoor de eenvoudige aan God onderworpen wil door het zuivere wilsmotief van Christus, dat hij door het geloof in zich heeft opgenomen, tot het goede wordt geleid. De middelen waarvan de geest zich hiertoe bedient, worden inspiraties genoemd.
  2. De tweede graad bestaat uit het innerlijke denkvermogen, waardoor het goede en het met God verbondene het verstand met wijsheid en met het licht der kennis kroont. Het middel dat de geest hiertoe gebruikt wordt innerlijke verlichting genoemd.
  3. De derde en hoogste graad tenslotte, is het volkomen opengaan van ons innerlijke waarnemingsvermogen, waardoor de innerlijke mens objectieve aanschouwing van de metafysische en reële waarheid verkrijgt. Dit is de hoogste graad, waarbij het geloof overgaat in aanschouwen. De middelen waarvan de geest zich hiertoe bedient, zijn werkelijke visioenen.

Dit zijn de drie graden van de School der Wijsheid van de innerlijke Lichtgemeenschap. De geest die de mensen op deze Gemeenschap voorbereidt, deelt deze graden ook in, in overeenstemming met de wijze waarop de daartoe gerijpte leerling eraan meewerkt.

Deze wijsheidsschool is voor de wereld altijd geheim en verborgen geweest, daar zij onzichtbaar was en uitsluitend aan goddelijke leiding onderworpen. Zij is nooit blootgesteld aan de rampen van de tijd en de zwakheid der mensen, daar alleen diegenen die daartoe in hun tijd het meest geschikt waren ervoor werden uitgekozen, en de geest die hen uitnodigde kon zich daarin niet vergissen.

Uit deze School ontwikkelden zich de beginselen van alle verheven wetenschappen. Deze werden eerst door de uiterlijke scholen opgenomen, in andere vormen gegoten en menigmaal zelfs omgebogen. Dit innerlijke genootschap van wijzen deelde, al naar gelang van de tijd en de omstandigheden, aan alle uiterlijke genootschappen zijn heilige symbolische tekens mee, om de uiterlijke mens opmerkzaam te maken op de grote waarheid van het innerlijke.

Alle uiterlijke genootschappen bestonden echter slechts zolang dit innerlijke genootschap hun van zijn geest meedeelde. Zodra echter de uiterlijke genootschappen onafhankelijk wilden zijn van het innerlijke, en de tempel der wijsheid wilden vervormen tot een politiek gebouw, trok het innerlijke genootschap zich terug en bleef er niets over dan de letter zonder de geest. Zo waren alle mysteriën van de uiterlijke wijsheidsscholen slechts in hiëroglyfen verborgen versluieringen. De waarheid zelf bleef altijd in het heiligdom, opdat zij nimmer ontwijd zou kunnen worden.

In dit innerlijke genootschap vindt de mens wijsheid en daarmee alles wat hij van node heeft. Echter niet de wijsheid der wereld, die slechts wetenschappelijke kennis is en geen wijsheid, en die zich slechts aan de buitenzijde beweegt, zonder de kern te raken – die alle krachten in zich besloten houdt – maar hij vindt er de ware wijsheid en tevens de mensen die háár gehoorzamen.

Alle getwist, alle tegenstellingen, alles wat uitgaat van de valse wijsheid der wereld, alle vreemd spraakgebruik, alle onbeduidende verhandelingen, als aanzet tot meningen die het zaad der onenigheid strooien, alle vergissingen, afsplitsingen en systemen, zijn hier uitgebannen. Hier wordt men niet aangetast in zijn eer, noch heerst er kwaadsprekerij. Iedere mens wordt geëerd. De satire – de geestigheid die zo graag naar voren treedt op kosten van anderen – is er onbekend. Hier kent men slechts de liefde.

Het monster van de laster verheft onder de vrienden der wijsheid nimmer zijn slangekop. Alleen vergevingsgezindheid jegens anderen is hier bekend. Hier worden de fouten van anderen niet bekritiseerd, hier worden geen bittere verwijten gemaakt over het verleden. Geduldig en liefdevol leidt men de pelgrim op de weg der waarheid. Men tracht hem te overtuigen en zijn hart te raken en laat zijn bestraffing over aan het heldere inzicht en aan het licht. Men helpt in nood, steunt de zwakke en verheugt zich over de verheffing van de mens en diens hogere waardigheid.

Het geluk, het geschenk van het toeval, verheft niemand boven de ander. Alleen hij beschouwt zichzelf gelukkig die de gelegenheid ontvangt anderen goed te doen. En al dezen, die verbonden zijn door één geest van liefde, één geest der waarheid, vormen te zamen de onzichtbare Kerk, het genootschap van het onzichtbare, innerlijke rijk, onder één enkel hoofd: God.

Men moet zich deze gemeenschap niet voorstellen als een geheim genootschap dat op bepaalde tijdstippen samenkomt, een voorzitter en leden kiest en bepaalde doeleinden vastlegt. Alle genootschappen, wat zij ook mogen zijn, staan ten achter bij deze innerlijke gemeenschap van wijsheid. Zij kent geen formaliteiten, die het werk van het uiterlijke omhulsel, het werk van mensen, zijn. In dit rijk der krachten verdwijnen alle uiterlijke vormen. God zelf is er de eeuwig blijvende leidsman. De meest geschikte mens van een bepaalde tijd, de eerste leider, kent zelf al zijn leden niet. Maar op het ogenblik dat God‘s doeleinden het noodzakelijk maken hen te leren kennen, treft hij ze feilloos in de wereld aan, om aan het vastgestelde doel mee te werken.

Uiterlijke voorrang is in deze gemeenschap onbekend. Wie gebruikt wordt voor het werk van God, is de eerste. Hij bezit tegenover de anderen geen hoogmoed en wordt door hen zonder afgunst aanvaard. Indien de werkelijke leden samen moeten komen, zullen zij elkaar zeker vinden en herkennen. Geen geveinsdheid, geen masker van huichelarij, geen arglist, verbergen de karaktereigenschappen van deze gemeenschap, die daartoe te openhartig is. Het masker, de zinsbegoocheling, is weggenomen en alles verschijnt er in zijn ware gedaante.

Geen enkel lid kan een ander lid kiezen; deze keuze is voorbehouden aan allen te zamen. Alle mensen worden geroepen. De geroepenen kunnen gekozen worden zodra zij rijp zijn om binnen te treden. Iedere mens kan de toegang zoeken. En ieder die in het innerlijke leeft, kan anderen leren de toegang te zoeken.

Zolang men er niet rijp voor is, zal men dit innerlijke niet kunnen bereiken. Niet-gerijpten zouden in de gemeenschap wanorde teweeg brengen, en wanorde is niet verenigbaar met het innerlijke. Het innerlijke wijst alles terug wat niet gelijkgericht is.

Vergeefs vorst de wijsheid der wereld naar dit innerlijke heiligdom. Vergeefs tracht de sluwheid de grote mysteriën die daar verborgen liggen af te luisteren. Voor hem die niet rijp is, is alles slechts een hiëroglyf; hij kan in het innerlijke heiligdom niets zien en niets lezen. Wie rijp is, wordt aan de keten toegevoegd, wellicht daar waar hij het het minst verwacht had en waarvan hij dikwijls zelf niets weet.

Trachten rijp te worden moet het streven zijn van hem die de wijsheid liefheeft. Maar er zijn ook methoden om rijp te worden. In deze heilige gemeenschap berust de oorspronkelijke bewaarplaats van de oudste oorkonden van het menselijke geslacht, alsmede de oorspronkelijke mysteriën van alle wetenschappen. Zij is de enige ware Gemeenschap des Lichts, die in het bezit is van de sleutel tot alle mysteriën, en die de kern van de natuur en van de schepping kent. Het is een gemeenschap die hogere krachten met de hare verbindt en die haar leden telt in meer dan één wereld. Het is een gemeenschap welker leden een theocratische republiek vormen, die eenmaal de regerende moeder van de gehele wereld zal zijn.

Bron: De wolk boven het heiligdom van Karl von Eckartshausen (tweede brief)

BESTEL DE WOLK BOVEN HET HEILIGDOM

LEES OVER DE ACTIEBOEKEN VAN KARL VON ECKARTSHAUSEN