Het vernieuwingsproces in de alchemie gesymbolieerd door vijf mysterievogels: raaf, zwaan, basilisk, pelikaan en phoenix

Als vertwijfeling dicht bij het harte woont, verzuurt de ziel.
Schande en schoonheid wonen daar
waar d’onversaagde moed van een man
bont is als des eksters verenkleed.
En toch, waar hij nog deel heeft aan beide,
aan hemel en hel, mag hij in hoop verblijden.
De kameraad, die onstandvastig is,
kleurt zwart en gelijkt bijna de duisternis,
terwijl de ander, trouw en vast van zin
zich aan het witte houdt.
Dit geheim, subtiel van wezen, is hoog;
de domme mens kan het niet bevatten.

Wolfram von Eschenbach, Parzival, 1.1-17

Met deze eerste versregels van de Parzival verwijst Wolfram von Eschenbach naar het mysteriekarakter van dit epos. Het gebruik van een ekster met zijn zwarte en witte veren als symbool voor de ziel van de mens, behoort tot het middeleeuws denken. Veel voorbeelden worden aangetroffen in de poëzie en de paneelschilderkunst van die tijd. Maar ook later werden mysteriedieren gebruikt om invloeden en toestanden van de ziel in haar ontwikkeling aan te geven. 

In de alchemie bijvoorbeeld dienen dieren om processen in retorten en de daarmee overeenkomende zieleprocessen te symboliseren. De zwarte massa van de ongevormde prima materia wordt gesymboliseerd door een zwarte pad die met een ketting vast zit aan een witte adelaar. Zinnebeeld van het licht dat zich verbindt met de duisternis, om de verlossing uit de duisternis te bewerkstelligen. En de groene leeuw, de rode leeuw en de veelkleurige pauwenstaart dienden om chemische reacties van elementen en metalen weer te geven die de ziel uitbeelden op haar weg naar bevrijding. 

Omdat het dierenrijk is ontstaan als een uitbeelding van astrale krachten die de mensheid tijdens haar ontwikkeling heeft vrijgemaakt, kunnen bepaalde gedragingen van de mens gemakkelijk worden vergeleken met het uiterlijk en gedrag van dieren. De natuur houdt zo de mens een spiegel van zijn eigen zieleleven voor. Als symbool van archetypische krachten kunnen zij diep inwerken op het menselijk bewustzijn en daarom worden zij ook van oudsher in de mysteriën toegepast. 

De verschillende vogelsoorten nemen onder de mysteriedieren een bijzondere plaats in. Naast de bekende vogels zijn er ook fabelwezens die uit verschillende dieren zijn samengesteld. Zo is de griffioen een combinatie van een adelaar en een leeuw. Daar vogels in het element lucht kunnen opstijgen en weer op de aarde kunnen landen, gelden zij in de symboliek als schakels tussen aarde en hemel. Is de menselijke ziel ook niet een dergelijke vogel, die zich op momenten van spirituele concentratie kan verheffen uit de grove stof in fijnere sferen? De lichte of donkere veren van de verschillende vogelsoorten zijn daarbij een aanwijzing voor hun plaats in het rijk van het licht of van de duisternis. De veelzijdigheid van de natuur leidt soms tot verwarring. De zwarte en witte veren van de ekster symboliseren een gespleten ziel.

In alchemistische geschriften treft men steeds een bepaalde rangschikking van de mysterievogels aan. Op een schilderij in het oude leerboek Musaeum Hermeticum Reformatum et Amplificatum (Herman van Sande, Frankfurt 1677) waarin Rozenkruisers- en alchemistische invloeden aangetroffen worden, bevindt zich in het midden een cirkel, waar in de bovenste helft de hemelse hiërarchie en de dierenriem worden afgebeeld. In de onderste helft staan naast elkaar, van links naar rechts, vijf mysterievogels. 

Deze vijf vogels symboliseren de stadia van spirituele ontwikkeling. Het zijn de raaf (soms ook de ekster), de zwaan, de basilisk, de pelikaan en de phoenix. Dezelfde mysterievogels komen ook voor in De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis, verklaard door J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21). Op de tweede bladzijde staat een tekening van de schilder Johfra, met als ondertiteling De Mysteriën van het Rozenkruis. Daarop staan dezelfde vijf vogels afgebeeld. Elk van hen is bij de punt van een pentagram geplaatst en als men de vijf zijden van het pentagram in één lijn tekent, verschijnen de vijf vogels in bovengenoemde volgorde. Deze vijf mysterievogels symboliseren het vijfvoudige zielepad van de alchemische verandering van lood in goud. Dat is de weg van raaf tot de vuurvogel phoenix, de weg waarop de ziel wordt bevrijd van de materie. 

Men moet daarbij wel bedenken dat deze ontwikkelingsfasen van de ziel in elkaar overlopen. Zo is bijvoorbeeld de raaf ook dan nog aanwezig als de phoenix al is opgestaan. Immers, de grove stof kan het bewustzijn nog verduisteren, totdat het stoffelijk kleed door de dood wordt afgelegd. 

De waarheid van deze oude symbolen heeft in de loop der eeuwen niets aan kracht ingeboet. Ook tegenwoordig nog kan het pad van bevrijding worden beschreven als de weg van de mysterievogels. De Russische dichter Alexander Nitzberg liet zich door de schoonheid van de oude symbooltaal inspireren. Hij nam de afbeeldingen uit het Musaeum Hermeticum als inspiratiebron voor een gedichtencyclus, die met overeenkomstige bijbelcitaten de basis vormt voor de cantate Christus, der himmlische Phönix van H.A. Stamm. Deze gedichten kozen wij als leidraad. 

De raaf

In het diepst van alle nachten,
wanneer geen licht voor mij brandde,
toen de duisternis mij verzwakte,
lag ik als in het graf verbannen.

Als een raaf met zwarte veren
was de leegte om mij heen.
En ik onderging de vergankelijkheid
van elk ding van deze aarde.

En zij brachten mij de wijnranken,
en zij brachten mij het brood,
en ik bespeurde het nieuwe leven
opwaarts kiemen uit de dood.

Het nieuwe leven, dat verborgen
door de duisternis scheen.
En ik wendde mij tegen de ochtend om,
en uit de verte zag ik HEM.

Opvallend bij de raaf is zijn zwarte verenkleed. Zwart is iets bijzonders. Men weet niet of men zwart moet zien als kleur en het is nog niet onderzocht hoe de mens optisch zwart waarneemt. Zwart betekent iets dat verborgen is, zoals de ‘zwarte Osiris’, de verborgen innerlijke geest. Zwart absorbeert het licht. Dat geldt van binnen naar buiten en omgekeerd.

Enerzijds betekent het dat het innerlijke zielenlicht nog gevangen is en anderzijds dat de zoekende mens zich distantieert van het gewone licht van de natuur. De raaf als zwarte vogel kenmerkt het begin van het spirituele pad. In de alchemie symboliseert hij de nigredo fase, de fase van zwarting, waarin de alchemist in de retort sterft. In overdrachtelijke zin: de fase waarin de persoonlijkheid ondergaat in het endura. Het is niet toevallig dat Christiaan Rozenkruis na het voorbereidende stadium de raaf achter zich laat. De raaf valt onder Saturnus en zijn metaal is lood. In de alchemie worden de planeten en de daaronder gerangschikte metalen met hetzelfde pictogram afgebeeld, want de metalen op aarde zijn manifestaties van planeetkrachten en elke planeet is weer de manifestatie van een kracht in het zonnestelsel. 

Als organen van de zonnekosmos vervullen de planeten bepaalde functies binnen het zonnelichaam. Hierbij moet men niet zozeer aan de stoffelijke hemellichamen denken, maar aan hun subtiele invloed, die door de oude astrosofie als ‘astraal’ (van astra = ster) werd aangeduid. Volgens die wijsheid behoren ook de zon (geest, goud) en de maan (ziel, zilver) tot de zeven planeten. De drie buitenplaneten Uranus, Neptunus en Pluto nemen als mysterieplaneten een buitengewone positie in. Zij sturen en dynamiseren de spirituele veranderingsprocessen. De aarde, wier metaal antimonium is, wordt niet meegeteld. 

De planeetsferen van het zonnestelsel zijn op onze aarde werkzaam, zij vervullen een functie met betrekking tot de natuurrijken, speciaal de mensheid. Hoe zij werken, hangt af van de gerichtheid van de mens die ze ondergaat. Vaak werken zij daarom aardebindend; maar wie zich op het pad van de zielenontwikkeling begeeft, bemerkt hun kracht in bevrijdende zin. 

Het aardse lood wordt onder de planetaire invloed van Saturnus gevormd en bevindt zich onder zijn leiding. Men zegt dan dat de atomen van het lood door Saturnus zijn ‘gepolariseerd’. Saturnus heeft twee aanzichten. Enerzijds is hij de zaaier die door kristallisatie de vorm opbouwt. Zo ontstaat in het bijzonder het grofstoffelijke deel van het menselijke lichaam, het skelet, onder de invloed van Saturnus. Aan de andere kant zien wij hem ook als de knekelman met de zeis, die weer afbreekt wat hij heeft opgebouwd, als de kristallisatie te ver is voortgeschreden. Ook het sterven en de dood vallen onder zijn heerschappij. Het verwondert ons daarom niet als in de Griekse mythologie gezegd wordt dat Chronos, de Griekse naam voor Saturnus, ‘zijn kinderen opvreet’. 

De raaf, de vogel die onder Saturnus wordt gerangschikt, is daarom allereerst de uitdrukking van het onverlichte, geïsoleerde ikbewustzijn, en van een diep verzonken zijn in de materie en verlatenheid van God. Wanneer de mens zich echter bewust wordt van deze isolatie en eenzaamheid, wanneer hij zich bewust wordt afgezonderd van het licht te leven, is dat al het begin van de grote verandering. 

Dat inzicht ontstaat door een aanraking van het licht. De duisternis kan zichzelf immers niet ervaren als duisternis. Daarom wordt ook gezegd: ‘Inzicht is de open deur’, het is de poort van Saturnus. Want pas als de zoekende mens het pijnlijke inzicht kan accepteren, dat hij letterlijk in een ‘geestelijke nacht’ leeft, zal hij ook de consequenties aanvaarden en het aardse bewustzijn op het pad van endura prijsgeven. Daarom benadrukt de mythologie op veel plaatsen de positieve kant van de raaf, zijn hoge intelligentie. En daarom wordt in de alchemistische emblemata de raaf dikwijls afgebeeld met een witte kop. 

Vanuit dit positieve gezichtspunt verzinnebeeldt de raaf dus al een hoger ontwikkelingsniveau van de mens. Hij is ook het symbool van een zelfgekozen eenzaamheid, een afkeer van de uiterlijke zintuiglijke wereld en een nieuw gericht zijn op het aanvankelijk nog duistere innerlijk. Ervaart niet iedere zoeker dat de invloed van Saturnus van tijd tot tijd pessimisme veroorzaakt? Een gevoel van zwaarte die dreigt te verlammen en die door bewuste concentratie moet worden opgeheven? 

Steeds opnieuw moet de kristalliserende Saturnusinvloed worden opgebroken. Niet voor niets staat het kruis, het symbool van het lichaam of de aarde, boven de halve cirkel, het symbool van de ziel, in het Saturnuspictogram. De ziel die onder de invloed van Saturnus staat, neemt ‘haar kruis op zich’. 

Geleidelijk ontwikkelt zich aan het begin van het pad de Johannesmens, de kluizenaar op Patmos. Hij is bereid de paden voor zijn Heer recht te maken en het zwarte gewaad van de heremiet te dragen. Het zwarte gewaad wijst hier op die ziel die geleidelijk ondoordringbaar wordt voor het licht van de dialectische wereld. De kandidaat op de weg der mysteriën forceert zich niet tot een soort zelfisolatie. Juist doordat zijn wezenlijke verlangen uitgaat naar het licht, wordt hij door de Christuskracht ernaartoe geleid. Dát is het grote en wezenlijke verschil met al het occulte streven en het is van toepassing op alle ware spirituele ontwikkelingsprocessen. 

De zwaan

Stralend wit is mijn verenkleed.
In de heldere stroom onder mij
spiegelt mijn blankheid zich
en toont dat alles in mij rust.

Uit de ziel stijgen liederen
door de keel ten hemel.
Mijn vleugels leg ik neer,
omdat ik alleen nog zingen kan:

Ik ga onder in de tonen,
en mijn lichaam wordt een klank.
Luisterend wil het Al bekronen
mijn heldere zwanenzang.

Geleidelijk wordt door zelfkennis het karakter gelouterd en het ademveld gezuiverd. Alchemisch gesproken: het kristallijnen wit verschijnt, de tweede fase van het proces. Het gezuiverde ademveld wordt ook de witte roos of de Johannesroos genoemd. Deze is als een helder meer, waarin het geestelijke zonnelicht steeds beter gereflecteerd wordt. Op dit heldere meer kan de zwaan rusten. De zwaan is het symbool voor de nieuwe ziel, geboren uit de overgave aan het oorspronkelijke licht. 

Haar gewaad is van wit linnen; het wordt ook het Jupitergewaad genoemd. De nu actieve planeetsfeer is die van Jupiter, de helderste ster aan de avondhemel. Het metaal dat bij hem hoort is tin dat, als het gepolijst is, het licht helder weerspiegelt. In het pictogram van Jupiter staat de halve maan op de linkerarm van het kruis. De Jupiterinvloed geeft de mens een optimistische visie, hij is joviaal, van jovi-Jupiter. 

De hals van de zwaan is lang, en hoog verheft zijn kop zich boven zijn romp. Het bewustzijn domineert over de stof. De nieuwe, eigenlijk heel vreugdevolle toestand brengt echter het gevaar met zich mee dat de strevende mens vastloopt in de voorbarige mening dat hij spiritueel voortgang heeft gemaakt. Ook dat maakt de zwaan ons duidelijk. Een ander gevaar van de nieuwe toestand is hoogmoed. Ook het hechten aan de schone schijn waar het ik zo graag naar neigt. Maar als hij het volgende niveau wil bereiken, moet de kandidaat zijn zwanenzang zingen: het lied van het endura. 

Er moet nog opgemerkt worden dat er ook andere diersymbolen voor deze tweede fase van het alchemistische proces zijn: de witte duif of de witte adelaar, die met de draak strijdt. 

De basilisk 

Maar uit het diepe duister
kwam het slangengebroed
en overdekte mij met beten –
scherpe beten tot bloedens toe,
die mijn innerlijk doordrongen.

Hun tanden waren spits en hard
en door hun aanblik
is mijn ziel geheel verstard.
‘Waarom voerde u ons uit Egypte
om in de woestijn te sterven?’

Toen sprak de Heer:
‘Maak een slang van ijzer
en richt hem op als teken.
Wie wordt gebeten en hem aanziet,
die zal leven.’

Van het kruis in de woestijn
riep mij het leven
en het bloed des levens
doorstroomde mijn aderen.

En een stem riep:
‘Deze is mijn geliefde zoon,
die ik voor uw heil heb verheven!’
Toen verdwenen de slangen.

De krachten die de mens aan de aarde en de natuur binden, zijn taai en standvastig. In de basilisk zijn deze energieën gebundeld. Hij is de slangendraak die met zijn blik kan doden. Vaak draagt zijn hanenkop een kroon. Men zegt dat hij uit een mislukt ei door slangen, padden of zelfs door mest wordt uitgebroed. Deze beeldspraak verwijst naar het irrationele, domme en ergerlijke in de mens dat moet verdwijnen. De haan is hier niet de heraut van een nieuwe morgen, maar het strijdlustige dier met de vuurrode kam die een symbool is van het verstand dat door dierlijke instincten wordt geregeerd. De basilisk wordt ook wel beschreven als de kleine koning; een plastisch beeld van de koningswaan van het ik dat de ontwakende ziel onder de duim tracht te houden. 

Zonder vleugels wordt de basilisk tot de slangen gerekend, mét vleugels is hij een mysterievogel. De planeet Mars wordt in verband gebracht met de basilisk. Mars polariseert het ijzer en brengt daardoor warmte in het bloed van de mens. Dankzij deze polarisatie kan de mens zijn wil omzetten in handelen. Daar handeling en agressie bij de mens nauw met elkaar verbonden zijn, is het geen toeval dat Mars ook de krijgsgod is die vreugde schept in geweld en bloedvergieten. 

Voor de spiritueel strevende mens is het oeroude, op het aardse leven gerichte buikbewustzijn een storende factor. Niet alleen door de seksuele kracht die daarin leeft, maar vooral, omdat het bekkencentrum de zetel is van de lagere wil met de zonnevlecht als ‘brein’. Van daaruit verzet de mens zich met irrationele suggesties, twijfels en ongeloof. Als de Israëlieten met Mozes door de woestijn trekken, beginnen zij te morren: ‘Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd om ons in de woestijn te laten sterven?’

Iedereen die het pad van de zielenvernieuwing betreedt, moet door deze fase heen. Deze louteringsbrand kan bijna fysiek worden ervaren als een slangenbeet, op het moment dat oude gewoonten weer de kop opsteken. Daarom zegt de Heer tegen Mozes dat hij een ijzeren slang moet oprichten en dat ieder die door een slang gebeten wordt, naar dat teken moet kijken, zich naar dat teken moet richten, om in leven te blijven. 

Dat proces is uitgebeeld in de slang aan het kruis, de ‘serpens mercurialis’ van de alchemisten. Deze opgerichte slang is het tegengestelde van het kruipend gedierte; het gezuiverde, opgerichte bewustzijn staat hier tegenover het lagere, op het aardse gerichte bewustzijn. Daarom moet de lagere wil door zelfovergave worden overwonnen, zodat hij niet meer kan reageren op de verleidingen van het lagere wezen van de mens. 

De basilisk moet volgens alchemisten de mens een spiegel voorhouden, zodat zijn dodelijke blik op hem zelf wordt teruggeworpen. Die spiegel symboliseert zelfkennis, het neutrale observeren van de krachten die vanuit het eigen zelf of van anderen komen. Wanneer er innerlijke beroering is en het bloed kookt, dient men het als het ware af te laten koelen, zonder zich tot actie te laten verleiden. 

Soms wordt de basilisk afgebeeld met een pauw, de slangendoder. Met zijn prachtig gekleurde staartveren – de cauda pavonis – kan de pauw negatieve krachten veranderen in een zonachtige substantie. De ‘ogen’ in de pauwenstaart symboliseren de wijsheid die door het conflict met het eigen negatieve karma, de basilisk, is ontstaan. Dit symbool kan ook anders verklaard worden. Is de pauw ook niet een symbool van ijdelheid, van pralen met eigen pracht en heerlijkheid? Deze tweeledige verklaring staat waarschijnlijk in verband met de bewering in sommige alchemistische werken, dat het alchemisch proces mislukt is, wanneer de pauwenstaart verschijnt. 

Wanneer de kandidaat de suggesties van zijn tegenoverweger nog niet kan afwijzen en hij zich zont in de glans van zijn vermeende voortgang, verwart hij het transfiguristische pad met het occulte pad van ikcultuur. Daarom is het motief altijd bepalend voor de uitkomst van het proces: verschijnt de pauwenstaart van het pronkend ik, of toont de gespreide kleurenpracht de ‘boog van belofte’, de glans van het gnostiek levend lichaam? 

De pelikaan 

Stralend wit is mijn verenkleed.
Boven mij glanst het hemels licht
dat mijn blankheid weerspiegelt,
en zijn straal doorboort mijn hart.

Met het rode bloed,
dat uitstroomt uit mijn hart,
voeder ik mijn zeven jongen.
Mijn vleugels schenken hun bescherming.

Onder deze levenskoepel
veranderen het bloed dat zij drinken
en het vlees dat zij eten
in leven en in geest.

Wanneer de aanvallen van de basilisk zijn doorleefd en doorleden, kan de kandidaat de ware priesterlijke levensstaat binnengaan. De krachten van de nieuwe ziel zijn nu vrij en zij worden bewust, zevenvoudig geofferd in dienstbaarheid aan de medemens. Dat is het symbool van de pelikaan die zijn zeven jongen voedt met het eigen hartenbloed. Die zuivere priesterlijke arbeid is de taak van de ware Rozenkruiser. Daarom is er in de Schotse vrijmetselarij sprake van een Rozenkruisgraad. De ‘ridders van het Rozenkruis’ worden ook wel ‘ridders van de pelikaan’ genoemd. 

Venus is de planeet die dit priesterlijke werk van naastenliefde beïnvloedt. Het symbool van deze planeet is een pictogram bestaande uit een kruis met daarboven een cirkel. Daarin komt tot uitdrukking dat de goddelijke liefde zich verheft boven de materie. Door het beoefenen van de hier beschreven naastenliefde kleurt de kandidaat de roos aan zijn levenskruis rood, tot zij roodachtig glanst als het Venusmetaal koper.

In een middeleeuws ‘bestiarium’ – een geschrift over bestaande en gefantaseerde dieren en hun eigenschappen – bevindt zich een tekst die luidt: ‘Pie Pelicane, Jesu domine’ (O, pelikaan vol goedheid, Heer Jezus). Daarin wordt erop gewezen dat de pelikaan niet meer eet dan nodig is om zichzelf in stand te houden. Die eigenschap wijst op zelfbeheersing en op de harmonische energiehuishouding die in dit stadium op het pad noodzakelijk zijn. 

In bredere zin symboliseert de pelikaan het levend lichaam van een bonafide geestesschool. Deze biedt een overkoepelend krachtveld, verbeeld door de gespreide vleugels. Daaronder bevinden zich de zeven jongen. In sommige mythen wordt verhaald dat de pelikaan zijn jongen doodt en na drie dagen met zijn hartenbloed tot leven wekt. Dat kan betekenen dat het krachtveld het voorbijgaande doodt om daaruit het nieuwe, eeuwige op te wekken. Dat het doodt wat moet ondergaan om de ontwikkeling van het nieuwe mogelijk te maken. 

De phoenix 

Mijn vleugels zijn van goud,
opwaarts stijg ik uit het graf.
Alle schulden zijn teniet gedaan,
ik heb ze vergeven.

Jezus Christus, hemelse phoenix,
neemt mij in Zijn rijk op.
Het rijk van de eeuwige koning
die de opstanding is.

Wanneer de priesterlijke opgave trouw en volhardend wordt uitgevoerd, volgt onvermijdelijk de overwinning op al het lagere leven. Daarom wordt de pelikaan vaak ook in verband gebracht met de phoenix, de mythische vogel die de opstanding symboliseert. Of beter: een symbool is voor de transfiguratie, de ‘tweede opstanding’. De planeet Mercurius en kwikzilver horen bij deze fase in het proces. 

De eerste opstanding celebreert de kandidaat door de wedergeboorte van de ziel. Dat is de fase van de zwaan. Daarmee wordt de basis gelegd voor transfiguratie. In de tweede opstanding heeft het ‘goddelijke kwikzilver’ in de vernieuwde zenuwether een zodanige intensiteit bereikt, dat er boven het hoofd van de kandidaat een vlammenspel, het Pinkstervuur, opgloeit. In dit stadium is de overwinning op de dood een feit. Paulus schrijft in 1 Korinthe 15: ‘Dan zal het woord vervuld worden dat geschreven staat: de dood is verzwolgen in de overwinning.’

Het Woord, de goddelijke energie, was reeds lang verbonden met de kandidaat. Het was in zijn hart geschreven. Maar nu wordt door toedoen van de Mercuriuskracht een crisispunt overschreden en het Woord vervult ziel en lichaam. De Geest Gods heeft zich verbonden met de omhoog strevende mens. Het Pinkstervuur omgeeft het hoofd als een vlammenkroon. De kop van de phoenix wordt dan ook getooid met een vorstelijke verenkroon. Dikwijls ook wordt de phoenix afgebeeld met twee koppen, om aan te geven dat de mens androgyn is; dat het mannelijke en het vrouwelijke in hem weer zijn verenigd. 

Als de staart van een komeet vervult de straling van de geestziel het ademveld van de kandidaat en kleurt het goud. Daarbij wordt alles wat nog onheilig was, verteerd. Goud is het metaal van de zon, een synthese van zeven metalen, waartoe ook zilver (Maan) als symbool van het zielelicht wordt gerekend. De zeven metalen worden door het kwik tot één geheel samengevoegd. 

In deze nieuwe samenstelling is de glutenfactor, de onheilige metaalconstellatie van het bloed die het geleidend  maakt voor de karmische krachten, volledig verdwenen. 

In De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis staat beschreven hoe Christiaan Rozenkruis door de schoonheid van de phoenix uit zijn doen raakt. De hals glanst goudgeel (schildklierchakra) en het lichaam en de vleugels gloeien purper. In de symboliek van de Rozenkruisers verwijzen deze beelden naar de graal in het innerlijk van de kandidaat en naar de violette koning-priestermantel die de pelgrim aan het einde van zijn reis omhult. 

Er is een oude prent van het brandende nest van de phoenix, waarop te zien is dat de takken een pentagram vormen, het machtige symbool van de wedergeboorte. Ook de letters I.N.R.I. op het kruis van Golgotha verwijzen naar de phoenix: Igne Natura Renovatur Integra. Hetgeen betekent: door het vuur wordt de natuur geheel vernieuwd. 

Zo wordt het pad waarop de mens uit zijn gebondenheid aan de doodsnatuur bevrijd wordt, in de alchemie verbeeld met mysteriedieren: van de raaf tot en met de phoenix. In de terminologie van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis betekent dit het pad van loutering en innerlijke ervaring, dat door de woestijn van het aardse leven leidt naar een staat, waarin de dienstbaarheid aan de medemens centraal staat. 

Bron: Tijdschrift Pentagram 2004 nummer 2