Visie van Baruch Spinoza op God, de Bijbel en religie

De beroemde filosoof Baruch Spinoza werd en wordt wel als een atheïst beschouwd. Daar was hij het zelf helemaal niet mee eens. Spinoza had heldere ideeën over God, religie en de Bijbel die sterk afweken van het toenmalige kerkelijke christendom. In zijn tijd werden die opvattingen fel bestreden, maar tegenwoordig kan een steeds groter deel van de mensheid zich vinden in visies die Spinoza uitdroeg.

Spinoza was zijn tijd ver vooruit. Vandaag de dag staat het gedachtegoed van deze wijsgeer nog volop uit de belangstelling. Dat blijkt onder andere uit de nieuwe boeken van hem en over hem die worden uitgegeven en de activiteiten over zijn filosofie die nog steeds worden georganiseerd.

Zo is in 2012 een hertaling van Spinoza’s korte verhandeling van God, de mens en zijn welstand (van de hand van Rikus Koops) gepubliceerd. De meeste elementen uit Spinoza’s systeem zijn al in dit geschrift uit ongeveer 1660 aanwezig: de mens als oorzakelijk gedetermineerd natuurwezen, onderworpen aan allerlei aandoeningen, maar ook in staat om door toenemend inzicht tot geluk te komen en tot liefde voor de natuur, waarvan het bestaan samenvalt met God.

BESTEL DOOR SPINOZA’S LENS

Ook in 2012 verscheen het boek Door Spinoza’s lens van Tinneke Beeckman. Daarin beschrijft de auteur wat je ziet als je door Spinoza’s lens naar de wereld zou kijken vanuit de invalshoeken macht, meditatie, manifestatie en seksualiteit. Over godsdienst in relatie tot Spinoza schrijft ze onder andere het volgende.

‘De ware godsdienst voor onze tijd is natuurlijk iets ondenkbaars. Toch lijkt het erop dat Spinoza zowel in politiek opzicht als in humaan opzicht van de mens wel degelijk verwacht dat die zich een idee vormt. We zullen zien dat hij het bewustzijn en de vrije wil afwijst, zoals Thomas van Aquino en de kerk die presenteren. Hij is ook een belangrijk vertegenwoordiger van het realisme en van de naturalistische filosofie, maar men zal niet over het hoofd zien dat hij precies met de mens veel voor heeft, alleen, het is geen goddelijk plan. Als de mens al kan doen wat hij doet, dan zal dat altijd binnen de mogelijkheden blijven van wat de natuur hem biedt. Maar kennis van de passies, van wat blij en gelukzalig maakt, kan een mens een goed leven bezorgen.’

Spinoza beschrijft een van de eerste logische analyses van de Bijbel in zijn geschrift ‘Godgeleerd-staatkundige verhandeling’ dat in 1670 anoniem werd uitgegeven in het Latijn onder de naam Tractatus theologico-politicus.  Hij betoogt dat vrijheid van denken en wetenschappelijk onderzoek slechts mogelijk zijn onder twee voorwaarden:
De staat eist niet langer geloofseenheid, maar laat alle geloofsovertuigingen vrij voor zover zij  niet staatsgevaarlijk zijn. Godsdienstige partijen vanuit inzicht ermee ophouden om op religieuze gronden aanspraak te maken op staatskundige heerschappij.

Spinoza sloot de genoemde verhandeling af met een prijzende beschouwing over de vrijheid die Amsterdam zijn burgers biedt. Die vrijheid blijkt echter na publicatie van het boek beperkt te zijn, want het wekte felle reacties op, en de verkoop ervan werd verboden.  Het is dan ook niet verwonderlijk dat Spinoza er niet veel voor voelde om zijn hoofdwerk, de Ethica, al tijdens zijn leven te publiceren. Het is dan ook na zijn dood uitgegeven.

Volgens Spinoza behoeft de Bijbel geen bovennatuurlijke verklaring omdat deze eenvoudig kan worden verklaard uit onder andere:

  • de historische situatie van de toenmalige tijd
  • de aard van het volk, waarvoor deze op schrift werd gesteld
  • de bedoeling van de schrijvers

Spinoza stelt dat de Bijbel is geschreven in een zinnebeeldige taal omdat de profeten en apostelen, die hun inzichten zo veel mogelijk wilden verspreiden, zich moesten aanpassen aan de lage graad van de intellectuele ontwikkeling van hun publiek. Hij schrijft:

‘De Bijbel verklaart de gebeurtenissen niet vanuit hun onmiddellijke oorzaken, maar schildert ze af op een wijze, die er het meest toe geëigend is de mensen en vooral de onontwikkelden godvruchtig te maken. Hij is er niet op uit hen redelijk te overtuigen, maar richt zich slechts tot hun voorstellingsvermogen en hun gevoel.’

Daarom wordt er volgens Spinoza in de Bijbel zo vaak een beroep gedaan op de wonderen die God zou hebben verricht. De grote massa meent nu eenmaal, dat de goddelijke macht en voorzienigheid zich het duidelijkst openbaren als er iets gebeurt dat in strijd is met de natuurwetten. Wanneer deze als wonderen afgeschilderde gebeurtenissen nader worden beschouwd, dan blijken zij heel goed langs natuurlijke weg te kunnen worden verklaard.

De Bijbel

De natuurlijke verklaring is de taak van het vrije wetenschappelijke onderzoek. De filosofie heeft tot plicht achter de zinnebeeldige vorm van openbaring de dieper liggende verborgen wijsheid te ontdekken.  In tegenstelling tot de onontwikkelde mens, die behoefte heeft aan een “bovennatuurlijke” godsdienst, begrijpt de filosoof dat de natuur deel is van God. Hij weet dat de Bijbel God afschildert als wetgever en heerser over de natuur, omdat alleen dit godsbegrip begrijpelijk is voor de grote massa met haar beperkte verstand; maar hij weet ook dat God in werkelijkheid alles leidt overeenkomstig Zijn natuur en dat Zijn “besluiten” en “geboden” niets anders zijn dan eeuwige natuurwetten.

Voor Spinoza bestaat de ware religie dan ook niet in het aanvaarden van een bovennatuurlijke openbaring, maar in vroomheid. Niet in het kerkelijk dogma en de godsdientige vormen en gebruiken ligt voor hem het zwaartepunt, maar in de matigheid, de gerechtigheid, de weldadigheid en de liefde, dus in de deugdzame levenswandel van de religieuze mens.

Spinoza schreef: ‘Onder God versta ik het volstrekt oneindig zijnde, dat is een substantie, bestaande uit oneindig vele attributen, waarvan ieder op zichzelf een eeuwig en oneindig wezen uitdrukt. Ik geef toe dat ik van God en de natuur een opvatting heb die sterk afwijkt van die van de latere christenen. Ik beschouw God namelijk als de in de dingen wonende oorzaak van alles, niet als een oorzaak buiten de dingen. Alles is volgens mij in God en beweegt zich in God. In deze bewering word ik gesteund door Paulus en wellicht ook door alle oude filosofen, al versta ik er ook iets anders onder.’

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN SPINOZA

Eén gedachte op “Visie van Baruch Spinoza op God, de Bijbel en religie

  1. Sjef Denissen

    De Upanishads leren ons al dat Opperwezen en ons verlangen om te leven identiek zijn. Volgens mij wordt alles wat leeft voortgedreven door een universele Wil. In het organische overheerst niet het ego maar de wil om het leven in stand te houden, veel organismen leveren hun eigen leven in voor de voortzetting van het leven zelf, alle organismen zijn zich intuitef bewust van het belang van het leven voor de Wil die hen voortdrijft.

    Miljarden jaren gelden was er geen materie, was er alleen maar Niets, maar Niets was niet absoluut, duisternis, koude, leegte en duur waren er toen ook al als onvermijdelijke aspecten van het Niets. Er was dus toen onvermijdelijk een duistere, koude, eeuwige leegte. Die ging volgens mij ook onvermijdelijk vergezeld van een spiritueel Onbehagen. Tussen het “zijn” van dat spiritueel Onbehagen en het alleen maar “er-zijn” van het Niets is een spanningsveld van energie ontstaan dat ontplofte, de Oerknal.
    Wij worden geleid door een universele, absolute, Wil die van ons verlangt dat wij de soort behouden en verder ontwikkelen.

    Sjef Denissen

Reacties zijn gesloten.