Tao, de grote kracht in het midden – hoofdstuk 21-II van De Chinese Gnosis

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)

De zichtbare werkingen van de grote Teh zijn het gevolg van de uitvloeiingen van Tao. Die uitwerkingen vormen de natuur van Tao. Tao in zijn schepping is voor natuurgeborenen, voor allen die reeds bij voorbaat tot het ‘kerkhof’ behoren, uitermate vaag en verward. Vager en verwarder kan het niet. Dat zou ook niet anders kunnen in het van de Oermoeder verbroken levensveld. En toch bevat het midden van Tao’s schepping alle beelden.

De uitdrukking ‘de grote Teh’ wordt door sommige auteurs vertaald als ‘de grote deugd’. En hoewel Teh inderdaad een zeer grote deugd is, is het beter Teh omschrijvend definiërend te vertalen als ‘het pad van bevrijding‘ en als ‘het resultaat van het gaan op het pad van bevrijding’. Als wij het wezen van Teh zo benaderen, voorkomen wij dat de grote deugd als een aspect van het natuurgeboren leven wordt beschouwd.

In de natuur des doods zijn vele dingen deugdelijk, goed, te noemen, doch het deugdelijke en het goede zijn in deze natuur niet volstrekt. Zij hebben geen betrekking op het ‘alleen-goede’ zoals Hermes Trismegistus zegt.

Daarom is er in hoofdstuk 21 van de Daodejing sprake van zichtbare uitwerkingen, als resultaat van het bewandelen van het pad, als resultaat van de toepassing der drievoudige gnostieke praktijk waarover wij in het vorige hoofdstuk gesproken hebben. Uitwerkingen derhalve die absoluut niet vaag behoeven te zijn. Immers, deze uitwerkingen zijn het gevolg van de emanaties, de uitvloeiingen, van Tao.

Tao is het goddelijke Ene, het Absolute, het is ‘Het’ zelf. Is die bepaling dan niet vaag? Dat behoeft niet zo te zijn. Om drie redenen niet. Ten eerste zijn deze emanaties de natuur van Tao. Ten tweede staat en is Tao ‘in het midden’. En ten derde draagt dit midden ‘alle beelden’ ̋ in zich. Laat ons trachten u dit te doen verstaan.

In de ganse alopenbaring, in heel de scheppingsruimte staat Tao – het goddelijke Ene – in het midden. In deze onpeilbare ruimte existeren talloze astrale velden, alle zeer van elkaar ver- schillend. Met betrekking tot heel deze verscheidenheid, begrepen in de eenheid, moet men zeggen: ‘Tao staat in het midden’.

Dat is, op zichzelf beschouwd, heel belangrijk en vertroostend. Maar veel belangrijker is het, te kunnen vaststellen dat van deze goddelijke kracht ‘in het midden’ emanaties uitgaan, uitvloeiingen, stralingen, werkingen. Emanaties die heel de onpeilbare ruimte met hun majesteit vervullen.

Nog belangrijker wordt dit als men tot de ontdekking komt dat al die myriaden sterrenstelsels, en in die stelsels de zodiakale stelsels, in die zodiakale stelsels de zonnestelsels, en in die zonnestelsels alle planetaire lichamen, in de meest letterlijke zin Tao in hun midden bezitten.

Iedere planeet, iedere zon, ieder stelsel heeft een haar of hem omringende en doordringende geestelijke Tao-essentie. Een essentie die in het midden van die hemellichamen en stelsels een brandpunt is en vormt. De planeet die wij bewonen draagt dus Tao in de meest volstrekte zin in het hart. Daarom wordt er gezegd dat in het middelste stratum van onze planeet de Christusgeest woont.

Daarom moet er een scherp onderscheid gemaakt worden tussen de Planeetgeest en de Planeetlogos. De Planeetgeest is de uitdrukking van het dialectische aanzicht, de beelddrager van de planetaire doodsnatuur. Wij zouden de planeet die wij als Aarde kennen, kunnen vergelijken met de persoonlijkheid van de mens. De Planeetlogos echter is de aanwezige Tao-existentie. De existentie van de werkelijke uit God geboren Aarde, die men kan vergelijken met de microkosmos. Het is de Hemel-Aarde, die in de Apocalyps genoemd wordt (Openbaring 21 en 22), een planeet die een gans andere is dan de ons bekende, en ons nochtans zeer nabij is.

Nog verbijsterender wordt het als men vaststelt dat de microkosmos geen uitzondering is op kosmos en macrokosmos. Zo boven zo beneden. Versta dit hermetische axioma. Ook in de microkosmos is Tao aanwezig en voorts ‘in het midden’. Het midden, dat correspondeert met het lichamelijke hart. Het midden, waarin de emanaties zeer duidelijk te onderkennen zijn.

Zo hebben wij u, zij het enigszins onsamenhangend, de natuur van Tao aangeduid. Tao is overal en bij ieder ‘in het absolute midden’. Dit is het grote wonder van Tao. Deze grote, levende, goddelijke kracht spreekt en is en straalt in het hart van alles en allen. Dit is de wonderbaarlijke natuur van Tao, de eigenschap Gods.

‘Waarom is de stem van Tao,’ zo kunt u vragen, ‘dan zo vaag in mij! Waarom brengt zij mij in verwarring?’

Omdat Tao wel in u is, doch niet ván u. Tao is niet in u belichaamd, maakt geen deel uit van uw stofgeboren existentie, terwijl uw eigen existentie, uw persoonlijkheid, een eigen bewustzijn heeft, een eigen stem. U bent van een andere natuur en de Godsnatuur verbijzondert in u alleen maar een stem, een straling. Het is het Woord dat van den beginne was en is.

Als een mens zich uitsluitend bepaalt bij zijn natuurgeboorte, als hij daaraan ruim voldoende heeft, als hij uitsluitend daarin opgaat, als hij zelfs niet weet van de mogelijkheid van een andere natuur, welker stem in hem klinkt, dan is het logisch dat hij deze stem niet verstaat en ze hem als werking verwarring brengt.

Als een mens weet van de aanwezigheid van de andere natuur, doch haar in zijn levenshouding niet positief benadert, ja, dan is er behalve verwarring alleen maar sprake van de uiterste vaagheid. Dan schijnt het licht, het Woord, in de duisternis, maar dan kan of wil de duisternis dit licht niet begrijpen. Bemerkt u hoe concreet de proloog van het Evangelie van Johannes is?

Als u bevrijd wilt worden van deze verwarring en de vaagheid wilt wijzigen in helder licht, dan mag u nimmer vergeten dat er in de ganse alopenbaring steeds sprake is van twee naturen: de absolute natuur die Tao is, en een wordende natuur die Tao niet of nog niet is, dus, met betrekking tot uw microkosmos, twee levens. Een wordende natuur, die eventueel in haar opvaart gestagneerd is – zoals de uwe – en daardoor steeds wordt omgewend en terug moet keren tot het punt van uitgang: het rad van geboorte en dood.

En let wel, als er twee naturen zijn, zijn er ook twee bewustzijnstoestanden, van elkaar gescheiden: de bewustzijnstoestand van de wordende natuur en die van de absolute natuur, het bewustzijn van de microkosmos en het bewustzijn in en van de persoonlijkheid.

De lagere bewustzijnstoestand moet plaats maken voor of opgaan in de andere. Vooral de bewustzijnstoestand van enig wezen dat existeert in een gestagneerde natuur, in een boos geworden natuur, moet daar attent op zijn. Zijn bewustzijnstoestand moet verbroken worden, om plaats te kunnen maken voor de goddelijke natuur. Opdat eenmaal door de bevrijde entiteit gesproken kan worden: ‘De Vader en ik zijn één.’

Wij spreken hier over dingen die u ongetwijfeld al lang weet, doch het gaat er om, ze voor u op dit moment levend te maken. Realiseer u dat de Heer van het Al zich momenteel in uw midden bevindt, in de stal van uw dialectische wezen, in het midden van de tempel en in het midden van uw microkosmos.

In het verleden hebt u wellicht in vele opzichten uzelf in menige vaagheid en verwarring verloren. Versta dan nu het woord van Lao Zi:
‘En toch bevat het midden alle beelden. In het midden is het spirituele wezen. Dit wezen is ten zeerste reëel en het bevat het onfeilbare getuigenis.’

Kan het nog concreter uitgedrukt worden dan in deze heilige taal van Lao Tse? Uit het hart van Tao stroomt de goddelijke spirituele essence, de Stem Gods, het Woord Gods. Deze Stem, dit Woord, omvat het gehele plan.

De karakters van het Woord Gods bestaan uit beelden, uit zeer concrete impressies. Vanuit het kernbeginsel van de microkosmos, de roos des harten, gaat een stralende lichtkracht uit, een lichtkracht die in zich, met zich, beeldenreeksen voert van de grote werkelijkheid die in en door de mens gerealiseerd zal moeten worden. Denk eens aan radio en televisie. Dit banale voorbeeld zal u duidelijk doen inzien welke machtige beeldenreeksen en klanken uit het hart van Tao stromen en door de mens kunnen worden waargenomen als zijn instrumentarium daartoe geschikt gemaakt wordt.

Deze beeldende taal Gods wordt ieder moment tot u gesproken, gaat ieder moment tot u uit, vanuit het midden. De taal Gods, in ons sprekende, is gelijk aan die welke in u gesproken wordt. Zo hebben wij een middel tot vergelijking, tot waarmerking. Diezelfde taal Gods spreekt de Planeetlogos tot ons. Denk erom: niet de Planeetgeest. Kortom, dit woord, deze sprake, wordt tot u overgedragen uit talloze richtingen.

Dit woord omvat alle kennis ten zeerste reëel. Het omvat een onfeilbaar getuigenis, zegt Lao Zi, met betrekking tot de gehele wording van het al, hoe die wording moet zijn, waar zij verkeerd gaat, hoe zij weer recht gemaakt kan worden in het ganse al. Ieder probleem dat u aan het innerlijke tribunaal van microkosmos, kosmos en macrokosmos voorlegt, wordt in beelden van meerdimensionale aard tot u overgedragen. Getransmuteerd in het beeld dat u kunt zien, verstaan en omvatten.

Iedere mens die zo in werkelijkheid de Heer in het Midden nadert, maakt deel uit van Gods werelduniversiteit. Alleen de kennis die daarin opgenomen is, vormt een onfeilbaar getuigenis. Daarom zegt Lao Zi in hoofdstuk 20: ‘Maak u vrij van kennis, dan zullen de zorgen van u wijken.’ Alleen de kennis Gods, praktisch toegepast, is nuttig voor wereld en mensheid en dienstbaar aan het plan.

Kunt u zich nu voorstellen waarom wij er bij u op aandringen alles te doen wat mogelijk is om het spirituele wezen in u te doen spreken, opdat het onfeilbare getuigenis daaruit zou oplichten? Een getuigenis van oudsher, onvergankelijk. Een kracht die de werkelijke creatie tot aanzijn kan brengen. Een creatie die volkomen natuurwetenschappelijk tot stand komt. Een proces dat de kandidaat in de heilige wetenschap op de voet kan volgen, omdat de gehele geboorte, de wedergeboorte, haar oorsprong heeft in Tao. In Tao die in uw midden is, die u kracht geeft en die door middel van het beeldende vermogen van Tao kan worden verstaan.

INHOUDSOPGAVE VAN DE CHINESE GNOSIS

Woord vooraf
Inleiding – De verheven wijsheid van LaoTse

  1. Zijn en niet-zijn
  2. Woe wei
  3. Maak geen ophef van eerwaardigheid
  4. Tao is ledig
  5. De alopenbaring is niet menslievend
  6. De geest van de vallei sterft niet
  7. De macrokosmos duurt eeuwig
  8. Het hart van de wijze is diep als een afgrond
  9. Men moet van de gevulde vaas afblijven
  10. Wie het ik onderwerpt zal met liefde het rijk regeren – De wijze zal in volmaakte rust zijn – De mysterieuze deugd
  11. Er is geen ledige ruimte
  12. Gezicht, gehoor, smaak
  13. Hoge gratie en degradatie zijn dingen van vrees
  14. Kijk naarTao en ge ziet het niet – De draad van Tao
  15. De vijf eigenschappen van de goede filosofen – De onzuiverheden van het hart
  16. Het opperste ledig
  17. Het volk en zijn vorsten
  18. Toen Tao verwaarloosd werd, kwamen menslievendheid en gerechtigheid
  19. Weg met het weten! – Doe afstand van de dingen
  20. Laat varen uw studie – De wereld is een wildernis geworden – Ik alleen ben anders dan de gewone mensen
  21. Tao in zijn schepping is vaag en verward – Tao, de grote krachtinhetmidden – De wedergeboorte in Tao
  22. De vier grote mogelijkheden – De wijze maakt zich tot een voorbeeld in de wereld – Het onvolmaakte zal volmaakt worden
  23. Wie weinig spreekt is ‘vanzelf’ – Wie gelijk is aan Tao, verkrijgt Tao – Niet voldoende geloof hebben, is geen geloof hebben
  24. Zelfzucht – De muren van Jericho – Toewijding aan Tao
  25. Godsdienst en theologie – Vóór hemel en aarde bestonden, was er een vaag wezen – De viervoudige wet van Tao
  26. Het zware is de wortel van het lichte – De drie kruisen – Het drievoudige meesterschap
  27. Het alleen-goede – Hij die goed gaat, laat geen sporen achter – Hij die goed spreekt, geeft geen reden tot blaam – De wijze munt altijd uit in het helpen van mensen – Dubbel verlicht zijn – Hij die geen waarde hecht aan macht heeft de alwijsheid verkregen
  28. De vallei van het rijk – De altijddurende deugd – De wijze zal het hoofd van de werkers zijn
  29. De heilige offervaas – De weg naar de overwinning – Niemand kan twee heren dienen
  30. Niet met geweld van wapens – De ware goede slaat met vrucht één slag – Vanaf het toppunt van kracht worden de mensen en de dingen oud
  31. De beste wapens zijn instrumenten van onheil – De vergiftiging van het menselijke levensveld – Heb uw vijanden lief – De liefde van de gnostiek-magische mens – Gij zijt het zout der aarde – Het reinigende zout
  32. Hemel en aarde zullen zich verenigen – Het volk zal tot harmonie komen
  33. Hij die zichzelf kent, is verlicht – Hij die zichzelf overwint, is almachtig – Hij die sterft en niet verloren gaat, geniet het eeuwigdurende leven

Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)